ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ3798

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839257-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee pogingen tot gewapende overval. De verdachte, geboren in 1988, was gedetineerd en had eerder een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. Tijdens de PIJ-maatregel pleegde hij samen met medeverdachten twee pogingen tot overval op woningen in Eindhoven en Stiphout, waarbij gebruik werd gemaakt van vuurwapens, waaronder een Kalashnikov. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar op, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de rapportages van het Pieter Baan Centrum die geen stoornis in de geestvermogens konden vaststellen, toch een persoonlijkheidsstoornis vertoonde, wat leidde tot de conclusie dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank baseerde deze conclusie op eerdere rapportages en de aard van de delicten die de verdachte had gepleegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte en zijn medeverdachten niet in staat waren om de overval te voltooien door externe factoren, zoals de weigering van de bewoner om de deur te openen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde de opgelegde straffen en maatregelen op, waarbij ook rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de gepleegde delicten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839257-10
Datum uitspraak: 04 mei 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd te: [P.I.].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2010, 14 september 2010, 3 november 2010, 27 januari 2011 en 20 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 september 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
Hij op een tijdstip gelegen in de nacht van 20 op 21 maart 2010 te Eindhoven,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te
doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 1] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
en/of
Hij op een tijdstip gelegen in de nacht van 20 op 21 maart 2010 te Eindhoven,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met
het oogmerk zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van
enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] nadat deze de voordeur had geopend, naar achteren
heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens);
- een geweer, althans een wapen, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
geduwd en/of daarbij heeft/hebben gezegd "geld en de kluis moet open" en/of
(vervolgens):
- de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben dichtgeknepen en/of de loop van het
geweer tegen diens hoofd is/zijn blijven houden en/of (vervolgens);
- met een hard voorwerp (meermalen) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens);
- wederom heeft/hebben geroepen "Kluis open" en/of (vervolgens);
- de keel van die [slachtoffer 1] verder heeft/hebben dichtgeknepen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312/317 jo 47 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
Hij op of omstreeks 21 maart 2010 te Stiphout, gemeente Helmond, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen uit een woning aan de [adres] een of meer goed(eren) en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer van bovengenoemde
perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk met een of meer
van zijn, verdachtes, mededader(s)
- plannen/afspraken heeft/hebben gemaakt teneinde een overval op
bovengenoemd(e) perso(o)n(en) voor te bereiden en/of
- (vervolgens) zich met bivakmuts(en) en/of panty(s) over hun/zijn hoofd,
althans met medeneming van bivakmuts(en) en/of panty(s), en/of met medeneming
van een of meer vuurwapens, in elk geval een of meer voor bedreiging en/of
afdreiging geschikte voorwerp(en), naar bovengenoemde woning heeft/hebben
begeven en/of (vervolgens) bij voornoemde woning heeft/hebben aangebeld,
en/of
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te Stiphout, gemeente Helmond, in elk geval
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], althans een of meer
onbekend gebleven perso(o)n(en), te dwingen tot afgifte van een of meer
goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, met voormeld oogmerk met een
of meer van zijn, verdachtes, mededader(s)
- plannen/afspraken heeft/hebben gemaakt teneinde een overval op
bovengenoemd(e) perso(o)n(en) voor te bereiden en/of
- (vervolgens) zich met bivakmuts(en) en/of panty(s) over hun/zijn hoofd,
althans met medeneming van bivakmuts(en) en/of panty(s), en/of met medeneming
van een of meer vuurwapens, in elk geval een of meer voor bedreiging en/of
afdreiging geschikte voorwerp(en), naar bovengenoemde woning heeft/hebben
begeven en/of (vervolgens) bij voornoemde woning heeft/hebben aangebeld,
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrij(f)(ven) niet is /zijn
voltooid;
(artikel 312/317 jo 47 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Aan verdachte wordt kort gezegd het volgende tenlastegelegd:
1: medeplegen van een poging tot diefstal met geweld / afpersing te Eindhoven;
2: medeplegen van een poging tot diefstal met geweld / afpersing te Stiphout;
Vaststaande feiten:
De rechtbank leidt uit het procesdossier 1en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
De dagen direct voor 20 maart 2010 hebben [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] telefonisch contact met elkaar gehad over het plegen van een overval op een woning van een eigenaar van een groentewinkel in de [adres] te [gemeente].2 [medeverdachte 1] had gehoord dat er in deze woning contant geld in een kluis zou liggen.3 Hij was van tevoren naar deze woning gereden om te kijken of de informatie die hij erover had gekregen juist was.4
Op donderdag 18 maart 2010 hebben verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] elkaar ontmoet in Breda, waar zij hebben gesproken over een te plegen overval. Tussen verdachte en [medeverdachte 3] is besproken dat er daarvoor een 'echt wapen', een AK, door [medeverdachte 3] zou worden geregeld.5
Op vrijdag 19 maart 2010 is vanaf een mobiele telefoon, die toebehoort aan [medeverdachte 4], een sms gestuurd naar een mobiele telefoon van [medeverdachte 5], met de inhoud: "Hee neemt [naam] die gun mee na jou".6
Op zaterdag 20 maart 2010 heeft [medeverdachte 3] wapens en munitie opgehaald bij een vriend. Hij heeft de wapens in een camouflagetas gestopt en afgesproken om de wapens de volgende dag terug te brengen. 7 Die avond is [medeverdachte 3] door [medeverdachte 2] en (destijds) zijn vriendin [betrokkene 1], met haar auto, opgehaald bij het centraal station in Rotterdam. 8 [medeverdachte 3] had de camouflagetas met de wapens bij zich.9
[betrokkene 1] is met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Oosterhout gereden, waar zij verdachte hebben opgehaald. Vervolgens zijn zij naar de woning van [betrokkene 1] in [gemeente] gegaan. 10 In de woning van [betrokkene 1] zijn de wapens uit de tas van [medeverdachte 3] op tafel gekomen en bekeken.11 Verdachte of [medeverdachte 2] heeft een panty van [betrokkene 1] meegenomen, die bij de overval kon worden gebruikt.12
Een korte tijd later is [betrokkene 1] met [medeverdachte 2], verdachte en [medeverdachte 3] naar winkelcentrum Woensel in Eindhoven gereden,13 waar zij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben ontmoet. 14 [betrokkene 1] is in haar auto achter de auto van [medeverdachte 4] aangereden, naar de woning van [medeverdachte 5] aan de [adres] in [gemeente].15 Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn de woning van [medeverdachte 5] binnen gegaan en [betrokkene 1] is buiten blijven wachten, totdat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer in haar auto stapten om [medeverdachte 1] bij het winkelcentrum Woensel op te halen. 16 [medeverdachte 1] is bij winkelcentrum Woensel ook in de auto van [betrokkene 1] gestapt, waarna [betrokkene 1] al haar passagiers (Verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]) bij de woning van [medeverdachte 5] heeft afgezet.17 [betrokkene 1] is vervolgens naar haar woning in [gemeente] teruggereden. 18 In de woning van [medeverdachte 5] zijn opnieuw de wapens uit de camouflagetas gehaald en zijn afspraken over de overval gemaakt. 19 Verdachte hield de AK47 bij zich, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de andere wapens (een pistool en een neppistool).20
Op enig moment die avond zijn [medeverdachte 4], verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de auto van [medeverdachte 4] vertrokken naar [plaats].21 [medeverdachte 4] heeft zijn auto in [plaats] geparkeerd, waarna de anderen zijn uitgestapt en naar de woning aan de [adres] zijn gelopen. Het was inmiddels na middernacht.22 Verdachte stond bij de voordeur van de woning, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden zich zo opgesteld dat zij niet zichtbaar waren vanuit de deur van de woning.23 Verdachte had een pantykous voor de helft over zijn gezicht getrokken en de AK47 voor de helft in een sporttas zitten,24 en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren voorzien van een pistool en neppistool en hadden beiden een bivakmuts bij zich. 25 Verdachte heeft bij de woning aangebeld, maar er werd niet open gedaan. 26 De bewoner van de woning werd wakker van de voordeurbel. Hij is naar beneden gelopen en zag door het raam van de voordeur verdachte staan. De bewoner heeft gezegd dat hij weg moest gaan en dat hij anders de politie zou bellen.27 Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn toen teruggegaan naar de auto van [medeverdachte 4].28
[medeverdachte 4], verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens vanuit [plaats] naar de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [gemeente] gereden. [medeverdachte 1] was destijds werkzaam in de kapsalon van [slachtoffer 1] en zijn partner, en hij woonde bij hen op dit adres. 29 In de auto is besproken op welke wijze de overval zou plaatsvinden en welke taak iedereen had bij de uitvoering van het plan.30 Verdachte en [medeverdachte 2] zouden de woning naar binnen gaan om het geld te halen. [medeverdachte 1] heeft tegen verdachte gezegd dat hij de naam '[naam vrouw]' moest noemen en moest zeggen dat ze van [naam vrouw] wisten dat er een kluis binnen was. [medeverdachte 1] wist dat [naam vrouw] door [slachtoffer 1] verdacht werd van de overval in 2008 en op die manier dacht hij zelf buiten schot te blijven en niet te worden verdacht. [medeverdachte 1] heeft verder tegen verdachte en [medeverdachte 2] gezegd waar ze de kluis konden vinden en dat de honden zouden blaffen. [medeverdachte 1] wist dat [slachtoffer 1] alleen thuis was. Verdachte en [medeverdachte 2] konden aanbellen, omdat [slachtoffer 1] zou denken dat [medeverdachte 1] dan voor de deur zou staan en open zou doen.31
[medeverdachte 4] heeft zijn auto schuin tegenover de woning aan de [adres] in Eindhoven geparkeerd. [medeverdachte 1] is in de auto gebleven, hij zou niet mee naar binnen gaan omdat hij anders zou worden herkend.32 Verdachte en [medeverdachte 2] zijn uitgestapt en hebben aangebeld. Verdachte had de AK47 bij zich en een bivakmuts op, [medeverdachte 2] was ook gewapend en had een panty over zijn hoofd. 33 De deur werd geopend door [slachtoffer 1].34 Verdachte is naar binnen gegaan, [medeverdachte 2] is er achteraan gegaan.35
[slachtoffer 1] werd naar achteren geduwd en zag en voelde dat een groot wapen tegen de rechterkant van zijn hoofd werd gehouden.36 Hij hoorde roepen: "Geld en de kluis moet open". Hij antwoordde dat er geen geld en geen kluis was, waarna er nogmaals werd geroepen "Kluis open en de woonkamer in, licht aan." [slachtoffer 1] voelde en zag dat hij met een arm om zijn keel werd vastgehouden en voelde dat de loop van het wapen tegen de rechterzijde van zijn hoofd drukte. Hij voelde dat hij met een hard voorwerp tegen zijn hoofd werd geslagen en begreep dat dit de achterkant van het wapen moest zijn. Hij voelde meerdere doffe klappen en hele erge pijn. Hij dacht dat hij dood ging en voelde tegelijkertijd dat zijn keel steeds harder werd dichtgeknepen. Hij hoorde opnieuw roepen: "Kluis open", waarop hij antwoordde: "Er is geen kluis". Hij hoorde roepen: "Er is wel een kluis, want [naam vrouw] zegt dat hier een kluis in huis is." [slachtoffer 1] schrok hiervan. [medeverdachte 2] is de kluis gaan zoeken. [slachtoffer 1] voelde dat zijn keel verder werd dicht geknepen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] nog een keer met zijn vuist geslagen en hem bij zijn nek of hoofd geraakt.37
Op enig moment werd er aangebeld door [slachtoffer 1]'s buurman.38 Verdachte en [medeverdachte 2] zijn hierop weggerend naar de auto van [medeverdachte 4] en samen met hem en [medeverdachte 1] weggereden. [medeverdachte 4] heeft zijn auto een eind van de woning van [slachtoffer 1] geparkeerd, waar verdachte en [medeverdachte 2] hebben gebeld naar [betrokkene 1] om hen op te halen. [betrokkene 1] heeft hen met haar auto opgehaald. Zij heeft verdachte, met de tas met wapens, in Breda afgezet en is met [medeverdachte 2] doorgereden naar haar woning in [gemeente].39 [medeverdachte 1] is in de auto van [medeverdachte 4] teruggereden naar de woning van [medeverdachte 5] aan de [adres] in [gemeente].40
Verdachte heeft de tas met wapens op 21 maart 2010 aan [betrokkene 2] gegeven en hem verteld dat deze wapens waren gebruikt bij een overval.41 [betrokkene 2] zou voor hem de wapens bewaren, totdat [medeverdachte 3] de wapens weer terug wilde hebben.42
[medeverdachte 1] heeft op 21 maart 2010 aangifte gedaan van gijzeling/ontvoering tegenover [naam hoofdagent], hoofdagent, Gezamenlijke Recherche Eindhoven, en [naam brigadier], brigadier, Gezamenlijke Recherche Eindhoven. [medeverdachte 1] wist het adres niet, maar alleen dat het een huisnummer [huisnummer] betrof.43
Op 14 april 2010 is door de politie onderzoek verricht in de woning van [betrokkene 2] aan de [adres] te [gemeente]. Onder het bed werd in een legertas in camouflagekleuren onder meer aangetroffen en veiliggesteld een automatisch geweer merk Zastava model M70AB2 (replica AK47, vuurregeling automaat type Kalashnikov)44, met daarin een patroonhouder met 21 patronen van het kaliber 7.65 x 39 en een zwart pistool. In de kast in de woonkamer werd een pistool aangetroffen van het merk Ekol, met een patroonhouder met 6 patronen van het kaliber 9 mm.45 Bij nader onderzoek is gebleken dat het zwarte pistool een speelgoedpistool was (BB gun) dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt bestaand pistool, met de kenmerken Browning, model BDA 380.46
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
De officier van justitie van justitie heeft op de gronden, verwoord in zijn schriftelijk requisitoir, geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en/of afpersing.
Van vrijwillige terugtred is geen sprake. Hierbij heeft hij verwezen naar de arresten van de Hoge Raad van 3 maart 2009, LJN: BG9152 en van 12 april 2011, LJN: BN4351.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1:
Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat de Kalashnikov was geladen toen verdachte de woning binnenging en dat verdachte met dat wapen slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geslagen. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de verdachte feit 1 bekend.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred, aangezien - kort samengevat - anders dan in de zaken van de personen die door de rechtbank reeds zijn veroordeeld en waarbij dit verweer is verworpen het verdachte is geweest die heeft gezegd te vertrekken toen de deur niet werd geopend. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1:
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten op een bepaald moment in de nacht van 20 op 21 maart 2010 in de auto van [medeverdachte 4] hebben besloten om een overval te plegen op de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [gemeente]. Aangezien [medeverdachte 1] woonachtig was in die woning en hij [slachtoffer 1] kende, werd afgesproken dat [medeverdachte 1] in de auto zou wachten. Verdachte en [medeverdachte 2] zouden bij de woning aanbellen. [slachtoffer 1] zou de deur opendoen in de veronderstelling dat [medeverdachte 1] thuis zou komen. Verdachte en [medeverdachte 2] zouden naar binnen gaan en de kluis zoeken. [medeverdachte 1] heeft verteld waar de kluis te vinden was en dat er honden waren die zouden gaan blaffen. Verdachte wist dat hij samen met [medeverdachte 2] naar de woning zou gaan met een automatisch geweer, een pistool, een bivakmuts en een panty.
Verdachte is vervolgens met zijn medeverdachten naar de woning aan de [adres] in Eindhoven gereden. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn daadwerkelijk de woning binnengedrongen en vervolgens is door beiden jegens [slachtoffer 1] fors geweld gebruikt, waarbij hij onder meer met een hard voorwerp tegen zijn hoofd is geslagen. Van het al dan niet geladen zijn van het wapen dat verdachte bij zich droeg wordt in de tenlastelegging niet gesproken.
Het staat niet ter discussie dat in deze feiten en omstandigheden besloten ligt dat sprake is van een begin van uitvoering van een poging tot diefstal met geweld.
De rechtbank leidt uit voormelde feiten en omstandigheden, gevoegd bij uit de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachten na afloop van de poging tot diefstal met geweld samen zijn weggereden, af dat er sprake was van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking en gezamenlijke uitvoering van het misdrijf. Verdachte heeft aldus tezamen en in vereniging met anderen het delict gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten het voornemen hadden om in de nacht van 20 op 21 maart 2010 de woning van de eigenaar van de groentewinkel aan de [adres] te [gemeente], gemeente Helmond, te overvallen. Verdachten en zijn medeverdachten zijn in de dagen voor 21 maart 2010 begonnen met de voorbereidingen voor de te plegen overval. [medeverdachte 1] is daartoe eerst naar [gemeente] gereden en heeft de woning geobserveerd. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] ingelicht over de tip dat er in deze woning veel geld aanwezig zou zijn. [medeverdachte 2] heeft vervolgens wapens geregeld die bij de overval gebruikt konden worden, waaronder een automatisch geweer AK47, een pistool en een neppistool.
Verdachte is in de nacht van de overval met drie medeverdachten naar de woning gereden, en zij zijn gewapend en voorzien van bivakmutsen en een panty naar de woning toegegaan. Verdachte heeft bij de woning aangebeld. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit naar uiterlijke verschijningsvorm moet worden gezien als een begin van uitvoering van de gewapende overval.
Voor de beoordeling van het verweer dat verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging omdat er sprake zou zijn van vrijwillige terugtred, verwijst de rechtbank naar de overwegingen omtrent de strafbaarheid van verdachte.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de nacht van 20 op 21 maart 2010 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan door en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken:
- voornoemde [slachtoffer 1] nadat deze de voordeur had geopend, naar achteren
heeft geduwd en vervolgens;
- een geweer tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en daarbij heeft gezegd
"geld en de kluis moet open" en vervolgens;
- de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en vervolgens;
- met een hard voorwerp meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en vervolgens;
- wederom heeft geroepen "Kluis open" en vervolgens;
- de keel van die [slachtoffer 1] verder heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2:
op 21 maart 2010 te Stiphout, gemeente Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [adres] geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk met een of meer van zijn, verdachtes, mededaders
- plannen/afspraken heeft gemaakt teneinde een overval op (een) perso(o)n(en) voor te bereiden en
- vervolgens zich met een bivakmuts en/of panty over hun hoofd en met medeneming van
vuurwapens naar bovengenoemde woning heeft begeven en vervolgens bij voornoemde woning heeft aangebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er sprake is van vrijwillige terugtred. Van vrijwillige terugtred is sprake als het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. In het onderhavige geval is de voorgenomen diefstal met geweld slechts niet voltooid als gevolg van het feit dat de bewoner de deur niet heeft geopend en heeft gedreigd de politie te bellen als verdachte
niet weg zou gaan. Het enige alternatief om toch de woning binnen te kunnen dringen zou gepaard moeten zijn gegaan met veel geweld (en dus geluid), iets dat midden in de nacht zeker de aandacht zou hebben getrokken van de omwonenden. De beslissing om de deur niet te openen en (tevens) te dreigen om de politie te bellen is een wezenlijke van buiten komende factor die ertoe heeft geleid dat verdachte en zijn mededaders geen verdere uitvoering hebben gegeven aan de overval en dit staat aan een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred in de weg.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Ten aanzien van feit 1:
Hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.250,-- met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voldoende recht doet aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan niet worden opgelegd aangezien hiervoor geen medische onderbouwing is. Onvoldoende is dat in de rapportage van het Pieter Baan Centrum is geciteerd uit eerder uitgebrachte rapportages. Deze rapportages hadden moeten worden overgelegd. Nu dat niet is gebeurd kan hiermee geen rekening worden gehouden ten nadele van verdachte.
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegekend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing ten aanzien van de straf en maatregelen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld tot vrijheidsbenemende sancties;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan, terwijl hij met proefverlof was tijdens een hem eerder opgelegde PIJ-maatregel;
- het gewelddadig karakter van de mede door verdachte gepleegde overval en het feit dat de overvallers vuurwapens, waaronder een automatisch geweer hebben meegenomen;
- verdachte heeft zich kennelijk volstrekt niet bekommerd om het lot van de slachtoffers.
Gelet op de ernst van de feiten, de belangrijke leidinggevende rol die verdachte daarbij heeft gespeeld en het strafblad van verdachte kan naar het oordeel van de rechter niet worden volstaan met een andersoortige of lichtere straf dan 3 jaar gevangenisstraf, alsmede terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De op te leggen gevangenisstraf is van kortere duur dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank acht slaat op de te verwachte (lange) duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Ten aanzien van de op te leggen terbeschikkingstelling met dwangverpleging overweegt de rechtbank het navolgende:
Indien de rechtbank toepassing moet geven aan artikel 37a lid 3 Sr is uitgangspunt dat eerder over verdachte uitgebrachte rapporten aan het dossier moeten worden toegevoegd, met name indien die rapporten een rol spelen bij de vaststelling dat er (ook) ten tijde van het nieuwe delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Onder bijzondere omstandigheden kan hier echter van worden afgeweken. In deze strafzaak is verdachte voor observatie overgebracht naar het Pieter Baan Centrum. Door de rapporterende psychiater en psycholoog zijn oude rapportages opgevraagd, waaronder de rapportages van respectievelijk Van Ekeren (psychiater) en Koornstra (psycholoog) uit 2006, welke rapportages hebben geleid tot het opleggen van een PIJ-maatregel aan verdachte door het Gerechtshof te 's-Gravenhage in april 2007. Verder zijn (o.a.) stukken uit de tenuitvoerlegging en verlengingsbeslissingen van die PIJ-maatregel opgevraagd. Deze rapportages en stukken hebben betrekking op de periode 2006 - 2010.
Al deze stukken zijn door de thans rapporterende deskundigen betrokken bij een beschrij-ving van de persoonlijkheid van verdachte en relevant geachte gedeelten uit die stukken zijn geciteerd.
De verdediging heeft de inhoud van deze bevindingen en conclusies uit deze rapportages en latere stukken niet inhoudelijk betwist, en heeft evenmin verzocht om deze stukken aan het dossier toe te voegen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave en de relevantie van de geciteerde passages omtrent de persoonlijkheid van verdachte, temeer niet omdat beide deskundigen hun werkzaamheden naar waarheid en naar geweten hebben vervuld, en er ook op dit punt geen inhoudelijk verweer is gevoerd door de verdediging. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het thans niet noodzakelijk de hiervoor genoemde rapportages en PIJ-stukken aan het dossier te laten toevoegen. Hierna zal worden aangegeven welke passages de rechtbank van belang acht ter onderbouwing van haar oordeel dat er bij verdachte ook ten tijde van de thans bewezen verklaarde delicten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a Sr.
Uit de rapportage d.d. 25 januari 2011 wordt het navolgende aangehaald 47:
"In het kader van groepsobservatie verbleef betrokkene van 10 maart tot 4 mei 2006 op observatieafdeling De Steng van JJI De Hartelborgt, waar ook psychiatrisch en psychologisch Pro Justitia onderzoek plaatsvond. In de Pro Justitia rapportages (d.d. 27 en 28 april 2006) concludeerden psychiater Van Ekeren en psycholoog Koornstra dat bij betrokkene sprake was van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en van een psychopathische ontwikkelingsgang. Rapporteurs achtten betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Op grond hiervan en van de aanwezige recidivekans werd geadviseerd om betrokkene een behandeling in het kader van een PIJ-maatregel op te leggen"
en
"In het verblijfplan van JJI De Hartelborgt d.d. 10 oktober 2006 staat dat de diagnose zoals gesteld door de Pro Justitia rapporteurs werd onderschreven en dat betrokkene op de verblijfsafdeling "tamelijk opportunistisch was en de neiging had om zich groter voor te doen". Hij kon er moeilijk mee omgaan als hem iets niet toegestaan werd en trachtte dan middels discussie of "inzet van zijn charmes" alsnog zijn zin te krijgen"
en
"Op 27 maart 2009 bracht JJI Den Hey-Acker een verlengingsadvies uit. Concluderend staat daarin dat na ruim een jaar behandeling nog geen sprake van intrapsychische verandering was. Betrokkene vermeed en loochende agressie- en andere onlustgevoelens. Betrokkene kwam nog steeds 'zeer zelfbepalend, opportunistisch, manipulatief en weinig invoelend naar anderen over en toonde zoals verwacht veel oppervlakkige sociale vaardigheden bij een grandioos zelfbeeld'. Daarnaast werden er diverse risicofactoren met betrekking tot het recidiverisico aanwezig geacht. "
en
" Blijkens de schriftelijk informatie van JJI Den Hey-Acker (d.d. 26 januari 2010) liet betrokkene geen doorzettingsvermogen en veerkracht zien. Het ontbreken van deze eigenschappen in combinatie met de zorgelijke persoonlijkheidsstructuur maakte tevens dat er zorgen bleven bestaan over het recidiverisico"
en
"In februari 2010 wordt betrokkene door de behandelcoördinator en een GZ-psycholoog - ondanks de goede ontwikkeling die men het laatste half jaar heeft gesignaleerd -, toch nog beschreven als een persoon waarbij sprake is van 'uitgekristalliseerde persoonlijkheids-stoornis met narcistische en antisociale trekken' ofwel 'een psychopathische persoonlijk-heidsstructuur'. Men schrijft ook dat de kans op recidive als hoog ingeschat moet worden omdat er geen sprake is van intrapsychische veranderingen".
en
"Resumerend kan gezegd worden dat een al in 2006 beschreven ontwikkelingstendens namelijk een "ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken" in 2010 door de behandelende instelling wordt beschreven als feit 'uitgekristalliseerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken'. Hieruit volgt dat waar in 2006 nog werd gesproken over een ontwikkelingstendens, men vier jaar later constateert dat men deze tendens niet heeft kunnen keren maar dat deze zich heeft ontwikkeld tot stoornis. Het is niet aannemelijk dat de trekken die in de loop der jaren consistent zijn beschreven en die passen bij een persoonlijkheidsstoornis als bovengenoemde, het afgelopen half jaar zonder meer zijn verdwenen.
De narcistische kleuring in de contactname en de door hem zelf vermeld opportune drijfveer van het antisociaal handelen ten tijde van het tenlastegelegde maar ook het gegeven dat de recidive - indien bewezen - plaatsvindt tijdens een PIJ-maatregel, zouden kunnen passen bij de bovengenoemde stoornis".
Verdachte bevond zich ten tijde van de thans bewezen delicten nog binnen de structuur van de PIJ-maatregel. In plaats van een beroep te doen op de begeleiding die hem vanuit die structuur werd geboden, heeft hij met anderen de delicten voorbereid en heeft hij bij de daadwerkelijke uitvoering ervan een centrale rol gespeeld. Ook op deze wijze laat verdachte zien dat hij nog steeds bereid en in staat is tot het plegen van ernstige en zeer gewelddadige delicten. In deze aspecten ziet de rechtbank een bevestiging voor de aanwezigheid van de in de eerdere rapportages en stukken beschreven stoornis van de geestvermogens.
De hierna te kwalificeren feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 57, 312, 317.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee
of meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestonene te verzekeren, terwijl het feit
wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2250,00 subsidiair 32 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 2.250,--
(zegge: tweeduizendtweehonderdvijftig euro), zijnde immateriële schade, bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.250,--
(zegge: tweeduizendtweehonderdvijftig euro), te weten immateriële
schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 4 mei 2011.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Voor zover in de voetnoten wordt verwezen naar het eindproces-verbaal, wordt hiermee bedoeld een einddossier van de regiopolitie Brabant-Zuid Oost, gezamenlijke recherche, dossiernummer 2233100312, sluitingsdatum 1 juni 2010;
2 Eindproces-verbaal, p. 553: proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], p.576: proces-verbaal van verhoor
van verdachte en p.485, 504 en 505: processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1];
3 Eindproces-verbaal, p. 505: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] en p.569: proces-verbaal
van verhoor van verdachte;
4 Eindproces-verbaal, p. 505: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1];
5 Eindproces-verbaal, p.576: proces-verbaal van verhoor van verdachte en p. 721: proces-verbaal van verhoor
van [medeverdachte 3];
6 Eindproces-verbaal, p.1186: proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens '[medeverdachte 4]';
7 Eindproces-verbaal, p.723-724: proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 3];
8 Eindproces-verbaal, p. 558: proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p. 724: proces-verbaal verhoor
van [medeverdachte 3];
9 Eindproces-verbaal, p.558: proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
10 Eindproces-verbaal, p.558: proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 724: proces-verbaal verhoor van
[medeverdachte 3];
11 Eindproces-verbaal, p.558: proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 569: proces-verbaal verhoor van
verdachte en p.724: proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 3];
12 Eindproces-verbaal, p.569: proces-verbaal verhoor verdachte en p.724: proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 3];
13 Eindproces-verbaal, p. 558: proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2];
14 Eindproces-verbaal, p. 726: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], p.686: proces-verbaal van verhoor van
[medeverdachte 5], p. 569: proces-verbaal van verhoor verdachte;
15 Eindproces-verbaal, p.686: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5];
16 Eindproces-verbaal, p.726: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3];
17 Eindproces-verbaal, p.468: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 726: proces-verbaal van
verhoor van [medeverdachte 3];
18 Eindproces-verbaal, p. 571: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
19 Eindproces-verbaal, p. 559: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p.571: proces-verbaal van
verklaring verdachte;
20 Eindproces-verbaal, p.512: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 571: proces-verbaal van
verhoor van verdachte;
21 Eindproces-verbaal, p.507: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1];
22 Eindproces-verbaal, p.795: proces-verbaal van verhoor van getuige. [slachtoffer 3];
23 Eindproces-verbaal, p.507: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 571: proces-
verbaal van verklaring van verdachte;
24 Eindproces-verbaal, p. 571: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
25 Eindproces-verbaal, p. 571: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
26 Eindproces-verbaal, p. 553: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
27 Eindproces-verbaal, p.559: proces-verbaal van verklaring verdachte [medeverdachte 2] en p.796: proces-verbaal van
verhoor van getuige [slachtoffer 3];
28 Eindproces-verbaal, p.553 en 559: proces-verbaal van verklaring van verdachte [medeverdachte 2];
29 Eindproces-verbaal, p. 510: proces-verbaal van verklaring van [medeverdachte 1];
30 Eindproces-verbaal, p. 559: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
31 Eindproces-verbaal, p. 507: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1];
32 Eindproces-verbaal, p. 510: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
33 Eindproces-verbaal, p. 555: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
34 Eindproces-verbaal, p. 554: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
35 Eindproces-verbaal, p. 554: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
36 Eindproces-verbaal, p. 327: proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1];
37 Eindproces-verbaal, p. 572: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
38 Eindproces-verbaal, p. 560: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
39 Eindproces-verbaal, p. 554: proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2];
40 Eindproces-verbaal, p. 508: proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1];
41 Eindproces-verbaal, p. 577: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
42 Eindproces-verbaal, p. 570: proces-verbaal van verhoor van verdachte;
43 Eindproces-verbaal, p. 580: proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte 1];
44 Eindproces-verbaal, p. 858: proces-verbaal van bevindingen van [naam brigadier], brigadier, Gezamenlijke
Recherche Eindhoven;
45 Eindproces-verbaal, p.855: proces-verbaal van bevindingen Wet wapens en munitie;
46 Eindproces-verbaal, p. 843: proces-verbaal sporenonderzoek en p.852: proces-verbaal van bevindingen van
[naam brigadier], brigadier, Afdeling Eindhoven Strijp;
47 Rapportage van van A.T. Spangenberg, klinisch psycholoog en T. Zandi, psychiater,
werkzaam bij het NIFP d.d. 25 januari 2011 (p.21, 23, 39 en 41)