ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ3011

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825001-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de strafbare voorbereiding van een gewapende overval

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de strafbare voorbereiding van een gewapende overval. De tenlastelegging betrof het bezit van een panty, een mes en een nepvuurwapen, die zouden zijn bestemd voor het plegen van een diefstal met geweld of afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 december 2010 in Geldrop samen met anderen in de nabijheid van een supermarkt werd waargenomen door de bedrijfsleider, die verdachte en zijn medeverdachten als verdacht beschouwde. De politie werd ingeschakeld en de verdachten werden na een achtervolging aangehouden. Tijdens de achtervolging werden een mes en een nepvuurwapen aangetroffen, evenals een afgeknipte panty die aan de verdachte werd toegeschreven.

Tijdens de rechtszitting is gebleken dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de beschikking had over het mes en het nepvuurwapen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte de panty bezat, er geen bewijs was dat deze panty bedoeld was voor een overval. De rechtbank heeft de verklaringen van de bedrijfsleider en de verdachten in overweging genomen, maar concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om een overval te plegen. De rechtbank heeft daarom besloten tot vrijspraak van de verdachte voor de ten laste gelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om de intenties van de verdachte aan te tonen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat de feiten en omstandigheden niet voldoende steun boden voor een veroordeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825001-11
Datum uitspraak: 03 mei 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
verblijvende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 maart 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
tezamen en in vereniging, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf
diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging
(artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een panty/muts
en/of een (op een )vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een mes bestemd tot
het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd
en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 jo. 312/317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 31 december 2010 tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo een
wapen van categorie I onder 7°, te weten een op een vuurwapen (Norinco NP18)
gelijkend voorwerp, zijnde (een) voorwerp(en)
dat/die voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde
voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
artikel 13 jo 55 Wet wapens en munitie en artikel 47 Wetboek van Strafrecht
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van partijen
De officier van justitie is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij baseert zich hierbij op de feiten en omstandigheden van het geval in het bijzonder de waarnemingen van de bedrijfsleider [naam bedrijfsleider] en het door de politie op de vluchtroute van de verdachten aangetroffen mes en de vondst van het pistool in de nabijheid van de plaats waar de verdachten zijn aangehouden.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat uit de waarnemingen van de bedrijfsleider van de [naam supermarkt] niet kan volgen dat verdachten bezig waren met de voorbereiding van een overval. In het bijzonder ontbreekt het bewijs van opzet bij de verdachte. Voorts valt niet te bewijzen dat het door de politie aangetroffen mes en pistool toebehoren aan verdachte. Derhalve dient er integrale vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten einde tot een veroordeling te kunnen komen dient de rechtbank te bewijzen dat verdachte en/of zijn mededader de beschikking heeft gehad over de in de telastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen te weten: een panty/muts, mes en op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna kortweg: nepvuurwapen) en voorts dat deze bestemd waren tot het plegen van een diefstal of afpersing.
Op 31 december 2010 ziet de bedrijfsleider van de [naam supermarkt] omstreeks 8.40 uur vier mannen in de nabijheid van zijn winkel. Hij neemt waar dat twee mannen zich verstoppen en dat de andere twee de winkel naderen. De politie wordt gewaarschuwd en de bedrijfsleider besluit de sensor van de winkeldeur af te zetten. De mannen lopen meerdere keren langs de deur om binnen te komen. De laatste keer nadert een politieauto. De twee mannen gaan er vandoor en worden na een achtervolging door de politie aangehouden. Beide verdachten verklaren nadien dat zij bang waren dat zij door de politie zouden worden aangehouden in verband met nog openstaande boetes. Op de vluchtroute vindt de politie een mes met een lemmet van circa 35 cm en in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van aanhouding een afgeknipte panty en een nepvuurwapen. Laatstgenoemd voorwerp wordt deels aan het zicht onttrokken doordat het onder de sneeuw ligt. Verdachte stelt dat de panty van hem is en dat deze vermoedelijk ten tijde van de aanhouding van zijn hoofd is gevallen. Hij draagt deze panty over zijn haar, zo stelt hij, omdat hij daardoor een betere slag in zijn haar krijgt. De aangetroffen voorwerpen worden bemonsterd op mogelijk sporenmateriaal. De bemonstering van de panty heeft tot gevolg dat er een DNA-mengprofiel wordt verkregen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte.
De overige bemonsteringen hebben niet geleid tot bruikbaar sporenmateriaal. Er is derhalve geen sporenmateriaal dat een van de verdachten linkt aan het gevonden mes of vuurwapen.
Naar het oordeel van de rechtbank laat zich met onvoldoende zekerheid vaststellen dat verdachte en/of zijn medeverdachte daadwerkelijk de beschikking hadden over het aangetroffen mes en nepvuurwapen. Het mes is weliswaar aangetroffen op de vluchtroute maar de verbalisanten hebben niet gezien dat een van verdachten op enig moment iets heeft weggegooid. Het nepvuurwapen is gevonden in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van aanhouding in een inham en dicht bij de afgeknipte panty van verdachte. Hoewel zeker niet valt uit te sluiten dat het verdachte is geweest die aldaar getracht heeft het nepvuurwapen onder de sneeuw te verstoppen, leveren deze feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs op voor het voorhanden hebben van het nepvuurwapen door verdachte. Verdachte krijgt op dit punt het voordeel van de twijfel. De medeverdachte [medeverdachte] geeft weliswaar aan dat hij heel even in de inham is geweest maar gelet op de waarnemingen van de verbalisanten, die stellen dat zij zicht hadden op de verdachte [medeverdachte] en dat zij niet hebben gezien dat [medeverdachte] in de inham is geweest, lijkt het de rechtbank onwaarschijnlijk dat [medeverdachte] de kans heeft gehad ongezien het nepwapen onder de sneeuw te verstoppen.
Gelet hierop resteert de conclusie dat slechts bewezen kan worden dat verdachte de beschikking had over een afgeknipte panty. In de feiten en omstandigheden van de zaak, in het bijzonder de verklaring van de bedrijfsleider [naam bedrijfsleider] van de [naam supermarkt] en de verklaringen van verdachten die beide ontkennen voornemens te zijn geweest een overval te plegen, vindt de rechtbank onvoldoende steun om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat de panty bestemd was om te worden gebruikt bij een geplande overval en voorts ontbreekt ook het wettig bewijs dat verdachte terzake met medeverdachte [medeverdachte] in dat kader bewust en nauw zou hebben samengewerkt.
Verdachte zal van beide ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft
begaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 3 mei 2011.
4
Parketnummer: 01/825001-11
[verdachte]