ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ1086

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845203-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte met mes in Oss

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag. De verdachte heeft op 5 mei 2010 in Oss zijn vrouw met een mes verwond, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, maar heeft uiteindelijk de voorbedachte raad niet bewezen geacht. De verdachte heeft verklaard dat hij in een blinde woede handelde na een verhitte discussie over hun echtscheiding. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de forensische rapporten in overweging genomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 jaar, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845203-10
Datum uitspraak: 14 april 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 augustus 2010, 10 februari 2011 en 31 maart 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 juli 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 maart 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2010 te Oss, in elk geval in Nederland, opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg, met een mes, althans met een scherprandig en/of scherppuntig
voorwerp (meermalen) in het hoofd en/of in het lichaam van die [slachtoffer]
gestoken en/of gesneden en/of fysiek uitwendig (samendrukkend en/of smorend)
geweld op die [slachtoffer] aangewend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer]
is overleden;
(artikel 289 / 287 van het Wetboek van Strafrecht);
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Het slachtoffer, [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer]), is in 2004 getrouwd met verdachte. Zij hadden twee kinderen, die ten tijde van het delict 7 en 5 jaar oud waren. [slachtoffer] was ten tijde van het delict werkzaam als doktersassistente bij een huisartsenpost in Oss. Verdachte was tot eind december 2009 werkzaam als kassamedewerker bij een benzinestation. Hij was ontslagen wegens fraude. Hij had geld onttrokken aan de kassa vanwege schulden die hij had gemaakt door te gokken op internet. Ten tijde van het delict was hij werkloos. In maart 2010 had het slachtoffer verdachte meegedeeld dat ze van hem wilde scheiden. 1
Op 6 mei 2010 om 00.32 uur kreeg de surveillancedienst van de politie district Maasland een melding om te gaan naar de woning van verdachte,[adres] te Oss. Om 0.56 uur hebben zij de woning betreden.2 Zij troffen daar achter de deur van de woonkamer onder een deken het bebloede lichaam aan van een vrouw. 3 Het gelaat van de vrouw was hevig bebloed en gehavend. De vrouw vertoonde geen teken van leven. In de woning bevonden zich verder geen personen. 4 Op de keukentafel lag een bebloed mes.5 Om 1.13 uur arriveerde het ambulancepersoneel ter plaatse. Ook door hen werd geen teken van leven meer geconstateerd.6 Van een buurvrouw kregen de surveillanten het adres van de vader van verdachte.7 De politie arriveerde om 1.35 uur bij de woning van de vader van verdachte in Oss. Daar troffen zij verdachte, diens vader en broer en de beide kinderen van verdachte aan.8 Verdachte werd aldaar aangehouden. Bij de voorgeleiding voor de hulpofficier verklaarde hij dat hij zo was doorgeslagen dat hij een graai in de keukenla had gedaan en op haar aan het insteken was gegaan. Vervolgens had hij een slaapzak over haar heen gelegd en was met zijn kinderen op de fiets naar zijn vader gegaan.9
Op 6 mei 2010 heeft een forensisch arts een schouw op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] verricht. Geconstateerd werden tenminste 20 ogenschijnlijke steek- dan wel snijverwondingen. 10 Op 11 mei 2010 is door de gemeente Oss een akte van overlijden opgemaakt. 11
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is sectie verricht op het stoffelijk overschot. In het voorlopig sectieverslag van 7 mei 2010 rapporteerde de pathologe dat er minimaal 23 letsels zijn geconstateerd, waaronder huidperforaties in flank, rug, nek, hals en gelaat (waaronder 1 doorsteek naar de longen) en bloeduitstortingen. "Er waren tekenen van multiple inwerking van uitwendig, mechanisch, perforerend en snijdend geweld", (...) bij leven toegebracht en het gevolg van steken en/of snijden met een vlak, hard voorwerp (...), zoals bijvoorbeeld een of meerdere messen." (...) "Behalve een letsel aan de flank waren alle letsels oppervlakkig tot enkele centimeters. Desondanks kunnen dergelijke letsels leiden tot ernstig bloedverlies. De doorsteek naar de long was niet levensbedreigend." Verder werden in de spieren van de hals en op de kin bloeduitstortingen geconstateerd en op de boven- en onderlip beschadigingen en bloeduitstortingen. 12
In het sectieverslag van het NFI van 20 augustus 2010 is ten aanzien van de doodsoorzaak het volgende vastgesteld:
- "Het bloedverlies was ernstig (...) en is de enige of meest belangrijke doodsoorzaak."
- "Een bijdrage aan het overlijden van samendrukkend geweld op de hals kan niet zonder meer worden uitgesloten, gezien de bloeduitstortingen in de spieren van de hals."
- "Een bijdrage aan het overlijden van de belemmering van de ademhaling middels het dichtdrukken van de mond en neus (smoren) kan eveneens niet zonder meer worden uitgesloten gezien de letsels aan de lippen en de kin."
De conclusie in het sectieverslag luidt:
"Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door zeer ernstig bloedverlies opgetreden ten gevolge van steekletsels al dan niet in combinatie met verstikking ten gevolge van een wurghandeling en/of smoren." 13
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie van justitie heeft op de gronden, verwoord in haar schriftelijk requisitoir, geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan moord.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft op de gronden, verwoord in haar pleitnota, aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Wel kan de ten laste gelegde doodslag worden bewezen. Het ten laste gelegde samendrukkend en/of smorend geweld kan niet worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Opzettelijk van het leven beroofd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met dat opzet met een mes in het hoofd en lichaam van [slachtoffer] te steken en/of te snijden. De rechtbank baseert de bewezenverklaring op de hierboven vermelde 'vaststaande feiten', waaronder de uitkomsten van de sectieverslagen van het NFI, en op de onderstaande verklaringen van verdachte waarin hij bekent dat hij zijn vrouw met een mes heeft gestoken.
Verdachte heeft verklaard dat zijn vrouw hem op 14 maart 2010 heeft meegedeeld dat zij van hem wilde scheiden.14
Op 28 april 2010 heeft hij naar eigen zeggen een beschikking ontvangen van de rechtbank, waaruit bleek dat er in het kader van de echtscheidingsprocedure een rechtszitting was geweest op 12
april 2010.15 Volgens hem was hij niet op de hoogte gebracht van deze zitting. De beschikking betrof een voorlopige voorziening met een voor hem ongunstige omgangsregeling voor de kinderen. Ook was hij erachter gekomen dat zijn vrouw haar post liet bezorgen bij een collega van haar werk. In haar thuisgebrachte post vond hij een hem onbekend ING-bankpasje.
Op 5 mei 2010 had [slachtoffer] nachtdienst vanaf 23.00 uur. Ze had afgesproken met een collega om elkaar al om 22.00 op het werk te treffen.16 "Toen [slachtoffer] naar boven ging om zich klaar te maken voor haar werk, had ik een ingeving dat ik met deze papieren moest komen," aldus verdachte.17 "De post had ik bovenop de koelkast gelegd om haar daarmee te confronteren. We stonden in de keuken te praten. Ik kon het niet meer voor me houden van dat bankpasje en de post op dat andere adres. [slachtoffer] werd hierop boos en ging schreeuwen. Ze wilde me op haar gezicht slaan, maar ik ontweek haar en de klap kwam op mijn arm".18 "Ik had niet verwacht dat ze door het lint zou gaan. Toen zij mij een mep wilde geven, sloegen bij mij de stoppen door."19
Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens, terwijl hij haar in bedwang hield, met zijn rechterarm een aardappelschilmesje uit de keukenla heeft gehaald en daarmee op haar heeft ingestoken.
"Toen ze me wilde slaan, heb ik haar vastgepakt en naar de grond gedrukt. Met een draaiende beweging, een soort judogreep. Met mijn benen op haar gedrukt, heb ik haar in bedwang kunnen houden."20 "Ik heb toen met één arm naar achter een mesje uit de keukenla gegrist en heb haar neergestoken. Ze lag op dat moment op de grond. Dit ging in een waas van, ik denk, zo'n 2 à 3 minuten. Ik heb haar gestoken in de buik. Ik weet niet hoeveel malen ik haar heb gestoken."21 "Ik hield haar armen in bedwang met mijn linkerarm. Vervolgens heb ik met mijn rechterarm dat mes gepakt. Ik voelde meteen dat het een aardappelschilmesje was. Op dat moment heb ik haar met dat mes in haar onderbuik gestoken aan de linkerkant. Ik zag en voelde dat ze tegen de keukentafel en de koelkast schopte. Doordat ze wegdraaide zijn we verplaatst tussen de keuken en de gang. Hier steek ik haar nog een aantal malen in het bovenlichaam."22
Gelet op het in de sectieverslagen geconstateerde letsel en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de opzet van verdachte op de levensberoving bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gewild dat het zo zou moeten aflopen23. Hij heeft echter wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn vrouw door de messteken zou komen te overlijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het overlijden van [slachtoffer] mede is ontstaan door het ten laste gelegde fysiek uitwendig, samendrukkend en/of smorend geweld. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Bloeduitstortingen in de hals en op de lippen van het slachtoffer sluiten volgens de sectieverslagen op zich de mogelijkheid niet uit dat zij mede is overleden door wurghandelingen of smorend geweld. Nader onderzoek aan onder meer schildklier en strottenhoofd van het slachtoffer hebben echter geen verdere aanwijzingen in die richting gegeven.24 Verdachte heeft zelf ontkend dergelijk fysiek geweld te hebben gebruikt. Ter zitting heeft de verdediging nog aangevoerd dat het letsel aan hals en lippen mogelijk is veroorzaakt doordat het slachtoffer ter zelfbescherming haar armen voor haar keel hield toen verdachte haar onder bedwang hield met zijn been en/of arm.
Voorbedachte raad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voorbedachte raad bewezen en heeft daarbij gewezen op twee keuzemomenten.
Verdachte heeft het slachtoffer naar de grond gewerkt, haar in bedwang gehouden en vervolgens de keukenla achter zich (en niet naast zich) geopend en er een mes uitgepakt. Hij had dus niet al een mes in zijn hand. Het mes lag ook niet voor het grijpen. Het feit dat hij op dat moment geëmotioneerd was, doet niet af aan het feit dat hij de tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen daad het mes te pakken en daarmee te gaan steken.
Het tweede keuzemoment betreft de pauze tussen de eerste en de latere steken. Het slachtoffer heeft na de eerste steek geprobeerd om onder verdachte uit te komen. Daardoor is een worsteling ontstaan. Na die worsteling is verdachte haar opnieuw gaan steken. Hij heeft ervoor gekozen het niet bij die ene steek te laten, maar door te gaan met het toepassen van geweld. Hij heeft tijd en gelegenheid gehad te beslissen om te stoppen met het steken.
De officier acht niet geloofwaardig dat verdachte zich niet bewust was van wat hij heeft gedaan, omdat hij in een roes zou hebben gehandeld. Verdachte heeft meteen na het delict planmatig en weldoordacht gehandeld. Hij verklaart dat hij pas uit zijn roes is ontwaakt door het kloppen van de buurvrouw op het raam en het roepen van zijn dochtertje. Waarom dan niet door het schreeuwen van zijn vrouw? Ze schreeuwde volgens een buurvrouw zo hard, dat het door muren heen was te horen. Dat hij in een roes verkeerde, kan ook niet worden getoetst, omdat verdachte heeft geweigerd zich te laten onderzoeken door deskundigen. Maar ook als verdachte wel in een roes verkeerde, dan doet dit volgens de jurisprudentie niet af aan de voorbedachte raad.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de verdediging kan de voorbedachte raad niet worden bewezen. Er is geen sprake geweest van een vooropgezet plan, maar van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte heeft geen tijd gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit. Er waren geen beslismomenten die duiden op kalm beraad en rustig overleg. Verdachte hield er geen rekening mee dat zijn vrouw boos reageerde, toen hij haar confronteerde met het achter zijn rug om regelen van de echtscheiding. De reactie van zijn vrouw maakte dat bij hem de stoppen doorsloegen. Verdachte heeft steeds consistent verklaard dat hij heeft gehandeld in een waas van woede. Hij herinnert zich enkel nog dat hij een mes pakt en een steek toebrengt. Verder herinnert hij zich van het voorval weinig of niets totdat de buurvrouw op het raam klopt. Het pakken van het mes uit de la gebeurde in zo'n korte tijdspanne, in een fractie van een seconde, dat hij geen gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis ervan.
Ook kan niet worden bewezen dat de voorbedachte raad is ontstaan tijdens de steekpartij. Verdachte kan zich niet herinneren hoe lang de steekpartij heeft geduurd en weet niet zeker wat zich na de eerste steek precies heeft voorgedaan. Ook uit de aard van het letsel kan geen voorbedachte raad worden afgeleid. Het letsel duidt juist op het in blinde woede toebrengen van letsel.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens vaste jurisprudentie is voor bewezenverklaring van voorbedachte raad voldoende dat komt vast te staan dat de levensberoving niet het gevolg is van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en kan zich ook ten dele afspelen tijdens de gewelddadige handelingen.25
Om te kunnen vast stellen of er sprake is geweest van voorbedachte raad, dient de rechtbank allereerst de feitelijke toedracht van het delict vast te stellen.
In grote lijnen komt de eigen verklaring van verdachte erop neer dat hij zijn vrouw bij de armen heeft gepakt, naar de grond heeft gedrukt, een mes uit de keukenla heeft gepakt en op haar heeft ingestoken. Over hoe hij precies te werk is gegaan, heeft hij tijdens de politieverhoren een aantal verklaringen afgelegd.
Tijdens het tweede politieverhoor heeft verdachte verklaard:
"Ik pakte haar toen vast en drukte haar op de grond en pakte een keukenmesje uit de lade en in een blinde waas heb ik haar gestoken. Ik weet niet hoe vaak, 5 keer denk ik. Ze lag al op de grond. Het begon in de keuken en ze is op de grond in de kamer terecht gekomen. Ik denk dat ik haar in haar buik heb gestoken. (...) Het was een kwestie van 2, 3 minuten. (...) Het was in een flits. (...) Met mijn arm achteruit (rechts) [heb ik de] la open gedaan, ik keek nog niet eens in de la en pakte het. (...) Ik werkte haar met beide benen naar de grond. Met mijn been heb ik haar, denk ik, in bedwang gehouden. Met mijn rechterarm heb ik blind, dus zonder in de lade te kijken, een mes gepakt. Uiteindelijk is ze in de deuropening gevallen. In de ruimte tussen de keuken en de woonkamer is het gebeurd. Ik heb haar daarna iets moeten draaien, iets verder gelegd, zodat de kinderen haar niet konden zien vanuit de hal".26
Tijdens het zesde verhoor heeft verdachte het volgende verklaard:
" Ik heb haar vastgepakt onder haar armen en haar door een judoworp naar de grond gekregen. Ik heb met mijn knie haar armen bekneld. Ze lag in de keuken bij de koelkast en tussen de kleine eettafel. Ik stak met mijn rechterhand recht in haar onderbuik. Dat weet ik nog zeker. Ik bemerkte dat ze verzet pleegde door met haar benen te schoppen en te stampen en [ze] raakte de koelkast en de tafel. Ik lag toen op haar en voelde dat ze onder mij uit probeerde te komen. Mijn knie [of] onderbeen rustte op haar arm. Daarna haalde ik mijn knie eraf en hield haar armen in bedwang met mijn linkerarm. Vervolgens heb ik dus met mijn rechterhand dat mes gepakt. Op de tast heb ik dat mes gepakt. Ik voelde meteen dat het een aardappelschilmesje was. Op dat moment heb ik haar met dat mes in haar onderbuik gestoken aan de linkerkant. Ik zat toen met mijn hurken over haar heen en voelde nadat ik haar de eerste keer had gestoken, dat ze onder mij uit probeerde te draaien. Ik zag en voelde dat ze tegen de keukentafel en de koelkast schopte. Mijn knie [of] onderbeen rustte op haar arm (...). Daarna haalde ik mijn knie eraf en hield haar armen in bedwang met mijn linkerarm. Vervolgens heb ik dus met mijn rechterhand dat mes gepakt. Op dat moment heb ik haar met dat mes in haar onderbuik gestoken aan de linkerkant. Ik zat toen met mijn hurken over haar heen en voelde, nadat ik haar de eerste keer gestoken had, dat ze onder mij uit probeerde te draaien. Ik zag en voelde dat ze tegen de keukentafel en de koelkast aan schopte. (...) Doordat ze weg probeerde te draaien zijn we door de worsteling verplaatst tussen de keuken en de gang. Ze komt dan voorbij de drempel c.q. op de drempel van de keuken en de woonkamer ter hoogte van het doorkijkraam naar de gang terecht vóór het tussenraampje. Hier steek ik haar nog een aantal malen in het bovenlichaam. Waar ik haar geraakt heb, weet ik niet precies meer. Tussen mijn controle met mijn armen op haar en de eerste steek zat heel kort tijd, ik kan dat niet in tijd aangeven, maar het gebeurde in een fractie, mes pakken ik hield haar in bedwang en stak haar in haar buik" (...) "Ik heb haar niet verplaatst".27
Samengevat heeft zich op basis van bovenstaande verklaringen van verdachte het volgende voorgedaan.
Verdachte heeft zijn vrouw naar de grond gebracht in de keuken in de nabijheid van de koelkast en de eettafel. Daar heeft hij haar onder bedwang gehouden met zijn armen en knie/bovenbeen. Vervolgens heeft hij met zijn rechterhand een keukenla achter hem geopend en daar op de tast een mes gepakt, waarmee hij haar één messteek heeft toebracht linksonder in haar buik. Zijn vrouw verzette zich, waarbij ze tegen de koelkast en de eettafel heeft geschopt. Er ontstond daarbij een worsteling, waardoor haar lichaam zich heeft verplaatst naar de rand van de keuken op de drempel naar de woonkamer. Daar heeft verdachte haar de overige messteken toegebracht.
Deze lezing van de feitelijke gang van zaken vindt steun in het verrichte onderzoek naar de bloedsporenpatronen.28 Het bloedsporenpatroon op het fornuis en de koelkast en op de vloer ervoor "past in het beeld dat vóór de koelkast het eerste bloedende letsel is toegebracht". Het bloedsporenpatroon tegen de linker zijwand van de koelkast, tegen de wand nabij het woonkamerkozijn en op de vloer tussen keuken en woonkamer "past in het beeld dat het slachtoffer in een lage positie al bloedend zich heeft verplaatst c.q. is verplaatst van de keuken in de richting van de woonkamer".29 De eigen verklaring van verdachte strookt ook met het gegeven dat de politie het lichaam van het slachtoffer heeft aangetroffen onder een slaapzak achter de deur van de woonkamer in de nabijheid van de keuken.30
De rechtbank acht dan ook de lezing van de feitelijke toedracht, zoals hierboven samengevat, voldoende aannemelijk geworden.
Uitgaande van deze feitelijke toedracht, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of de voorbedachte raad bewezen kan worden verklaard. In termen van voormelde jurisprudentie: is komen vast te staan dat verdachte voldoende tijd heeft gehad zich te beraden?
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat die tijd er was op twee momenten: toen verdachte het mes uit de la pakte en tijdens de worsteling na de eerste messteek.
Ten aanzien van het eerste moment stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn vrouw op de grond in bedwang houdt, zich daarbij omdraait, een keukenla achter hem opent, daaruit een mes pakt en zijn vrouw daarmee in de buik steekt. Naar de rechtbank aanneemt, zal dit enkele seconden in beslag hebben genomen. Die korte tijdspanne hoeft op zich niet aan de voorbedachte raad in de weg te staan. Het enkele feit dat verdachte deze handelingen heeft verricht, is echter nog niet voldoende om van voorbedachte raad te kunnen spreken.
De rechtbank stelt vast dat uit niets blijkt dat verdachte in de keuken het gesprek over de echtscheiding is aangegaan met het voornemen fysiek geweld te gebruiken. Verdachte heeft steeds verklaard dat bij hem de stoppen doorsloegen toen zijn vrouw tijdens dat gesprek tegen hem begon te schreeuwen en hem probeerde te slaan en dat hij haar toen naar de grond heeft gebracht, het mes heeft gepakt en in blinde woede op haar is gaan insteken. Dat het zo is gegaan, wordt niet weersproken door de hierboven vastgestelde feitelijke toedracht van het delict en past ook bij de aard van het letsel (een groot aantal in korte tijd toegebrachte steekwonden). Het valt dan ook niet uit te sluiten dat verdachte in de loop van het gesprek met zijn vrouw tot een woede-uitbarsting is gekomen en dat hij in deze ogenblikkelijke gemoedsbeweging een mes heeft gepakt om haar te verwonden. Handelen in een dergelijke heftige gemoedsbeweging staat aan bewezenverklaring van voorbedachte raad in de weg, ook al heeft het pakken van het mes enige tijd in beslag genomen.
De officier van justitie heeft nog een tweede moment genoemd, waarop verdachte tijd zou hebben gehad zich te beraden: na de eerste messteek, toen een worsteling plaatsvond, waardoor het lichaam van het slachtoffer zich verplaatste naar de rand van de keuken. Voor de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat er, zoals de officier van justitie heeft gesteld, tijdens de worsteling sprake is geweest van een "pauzemoment", waarin verdachte tijd had zich te beraden. Wat er feitelijk precies is gebeurd na de eerste messteek - de toedracht tijdens de worsteling, de duur van de worsteling - valt op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting niet vast te stellen. Niet valt uit te sluiten dat de geweldshandelingen van verdachte na de eerste messteek moeten worden gezien als een serie aaneensluitende handelingen, in een zeer kort tijdsbestek en in een ogenblikkelijke gemoedsbeweging uitgevoerd, zonder een duidelijk "pauzemoment" waarin verdachte tijd had zich te beraden.
Ook overigens is voor de rechtbank niet komen vast te staan dat er sprake is geweest van zodanige tijd voor verdachte om zich te beraden, dat dit voorbedachte raad oplevert.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde voorbedachte raad.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 5 mei 2010 te Oss opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken e/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is zij van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel dient te worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte kan zich niet verenigen met de eis van de officier van justitie, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord. Voorts dient als strafverminderend te worden meegewogen de weinige justitiële documentatie en het feit dat verdachte heeft voorkomen, dat de kinderen zijn geconfronteerd met het verminkte lichaam van hun moeder.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zijn vrouw op afschuwwekkende wijze van het leven beroofd. Daarmee heeft hij de nabestaanden groot leed berokkend. Zij zullen moeten leven met het onomkeerbaar verlies van een dierbare. Dat geldt in het bijzonder voor de kinderen van verdachte. Zij groeien op zonder moeder in de wetenschap dat hun vader haar heeft gedood. Een dergelijk feit schokt ook de samenleving als geheel en brengt maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid met zich mee.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer heeft achtergelaten, zonder zich verder om haar te bekommeren. Dat klemt temeer, omdat gelet op de uitkomsten van het sectierapport niet valt uit te sluiten dat zij nog leefde toen verdachte haar in de woning achterliet. Hij heeft naar eigen zeggen tot aan zijn aanhouding enkele uren later eenvoudigweg niet stilgestaan bij de vraag, of het leven van zijn vrouw nog kon worden gered.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank verder meegewogen dat verdachte geweigerd heeft mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens. Nu daarom over de mate van toerekenbaarheid geen uitsluitsel valt te geven, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte het bewezen verklaarde feit volledig kan worden toegerekend.
Door zijn weigering heeft verdachte het bovendien onmogelijk gemaakt een op deskundig onderzoek gebaseerde inschatting te maken van het recidiverisico. Niet kan worden vastgesteld of aan zijn daad een persoonlijkheidsstoornis of psychiatrisch ziektebeeld ten grondslag ligt, die de kans op recidive verhoogt als deze onbehandeld blijft. Nadere onderzoeksvragen, zoals die zijn gesteld in de rapportage van het Pieter Baan Centrum van 10 maart 2011, blijven onbeantwoord.
Het is dus op voorhand zeker niet uit te sluiten dat er een aanzienlijke kans op recidive van een ernstig geweldsincident is. De op te leggen straf dient dan ook niet alleen ter vergelding van het aangedane leed. Het dient ook ter bescherming van de maatschappij vanwege het niet in te schatten recidivegevaar.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat verdachte van moord wordt vrijgesproken en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 287.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
doodslag
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3201,46, subsidiair 42 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van [benadeelde partij] nabestaande van het slachtoffer van een bedrag
van EUR 3.201,46 (zegge: drieduizendtweehonderdeneen euro en zesenveertig
cents), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen
hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], van een bedrag van EUR 3.201,46 (zegge: drieduizendtweehonderdeneen euro en zesenveertig cents euro), te weten materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. P.P.M. Rousseau en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2011.
1 Proces-verbaal van verhoor, 13 juli 2010, p. 87 en 95 van het eind proces-verbaal dossiernummer PL21YO10019. Wanneer in de navolgende voetnoten enkel wordt verwezen naar een paginanummer, dan wordt daarmee bedoeld een paginanummer uit voornoemd eind proces-verbaal.
2 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei 2010, p. 197.
3 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei 2010, p 185.
4 Proces-verbaal van bevindingen, 11 mei 2010, p. 189.
5 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei 2010, p.186.
6 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei 2010, p. 198
7 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei, 185 en 186
8 Proces-verbaal van bevindingen, p. 200
9 Proces-verbaal van bevindingen, p. 186-188.
10 Proces-verbaal Schouw stoffelijk overschot en gerechtelijke sectie d.d. 27 mei, bijlage 5 bij proces-verbaal Overzicht van technisch onderzoek d.d. 29 november 2010.
11 Akte van overlijden, p. 204.
12 Rapport Pathologie van het NFI d.d. 7 mei 2010, p. 209-211.
13 Rapport Pathologie van het NFI, 20 augustus 2010, bijlage 6 bij proces-verbaal overzicht van technisch onderzoek d.d. 29 november 2010.
14 Proces-verbaal van verhoor, p. 95.
15 Proces-verbaal van verhoor, p. 126.
16 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], d.d. 6 mei 2010, p. 314.
17 Proces-verbaal van verhoor, p. 173.
18 Proces-verbaal van verhoor, p. 48 en 49.
19 Proces-verbaal van verhoor, p. 52.
20 Proces-verbaal van verhoor, p. 76-77.
21 Verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 7 mei 2010, p. 58.
22 Proces-verbaal van verhoor, p. 110.
23 Proces-verbaal van verhoor, p. 147.
24 Proces-verbaal overzicht technisch onderzoek, d.d. 29 november 2010, bijlage 6.2 en 6.3.
25 Hoge Raad 11 juni 2002, LJN: AE1743, HR 22 februari 2005, LJN: AR5714 (Deventer moordzaak) en Hof Den Bosch 30 september 2009, LJN: BJ9428.
26 Proces-verbaal van verhoor, 7 mei 2010, p. 48-49.
27 Proces-verbaal van verhoor 14 juli 2010, p. 109-112.
28 Deskundigenrapport Registratie van bloedsporenpatronen n.a.v. het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 6 mei 2010 te Oss, bijlage 3 bij Proces-verbaal Overzicht Technisch Onderzoek, d.d. 29 november 2010.
29 Proces-verbaal Overzicht Technisch Onderzoek, d.d. 29 november 2010, p. 7.
30 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2010, p. 185.
??
??
13
Parketnummer: 01/845203-10
[verdachte]