ECLI:NL:RBSHE:2011:BP7268

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-3527
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van binnenvaartschip wegens ontbreken van benodigde certificaten volgens de Schepenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een binnenvaartschip, en de minister van Infrastructuur en Milieu. Eiser had beroep ingesteld tegen de aanhouding van zijn schip door de Scheepvaartinspectie wegens het ontbreken van de benodigde certificaten voor de zeevaart. De aanhouding vond plaats op 1 mei 2010, en het administratief beroep van eiser werd op 17 september 2010 ongegrond verklaard. Eiser betoogde dat zijn schip als pleziervaartuig moest worden aangemerkt, omdat hij op het moment van aanhouding geen passagiers vervoerde en derhalve niet onder de vereisten van de Schepenwet viel.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het schip van eiser, geregistreerd als zeiljacht en bestemd voor charter, niet als pleziervaartuig kan worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat het schip op de binnenwateren als passagiersschip werd gebruikt en dat het derhalve onder de bepalingen van de Schepenwet viel. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de vereisten van de Schepenwet en dat de aanhouding van het schip op goede gronden was uitgevoerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheid van certificaten voor schepen die op zee opereren en de strikte naleving van de Schepenwet. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/3527
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2011
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
tegen
de minister van Infrastructuur en Milieu (voorheen de minister van Verkeer en Waterstraat),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. H.J. 't Hart.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2010 heeft de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie aan de kapitein van het schip “[naam schip]”, dat eiser in eigendom toebehoort, een bericht van aanhouding uitgereikt.
Het hiertegen door eiser ingestelde administratief beroep is door verweerder bij besluit van 17 september 2010 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 februari 2011, waar eiser is verschenen in persoon.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerders besluit van 17 september 2010, waarbij het administratief beroep tegen de aanhouding van het schip “[naam schip]” ongegrond is verklaard, in rechte stand houdt.
2. Eisers schip “[naam schip]” is door de Scheepvaartinspectie in de haven van Scheveningen aangehouden wegens het ontbreken van de voor de zeevaart benodigde certificaten.
3. Het wettelijk kader is als volgt.
Ingevolge artikel 2 van de Schepenwet zijn de bepalingen van deze rijkswet van toepassing op de in Nederland thuis behoorende schepen, welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden om eene reis te ondernemen, met uitzondering van:
(…);
d. pleiziervaartuigen welke uitsluitend als zodanig worden gebezigd, voorzover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren;
(…)
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Schepenwet, wordt geen reis ondernomen, tenzij de voor het schip benodigde certificaten zijn afgegeven, welke nog geldig zijn op het ogenblik van vertrek.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Schepenwet, is, indien aan eenen ambtenaar der scheepvaartinspectie blijkt, dat een schip niet voorzien is van de noodige geldige certificaten, deze ambtenaar gerechtigd het schip aan te houden.
Ingevolge artikel 54 van de Schepenwet is, voor zover relevant, het de kapitein verboden met een schip een reis te maken of voort te zetten, indien en zolang het op grond van artikel 16, eerste (…) lid, door een ambtenaar van de scheepvaartinspectie is aangehouden.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit -kort samengevat- het standpunt ingenomen dat gebleken is dat het schip de “[naam schip]” een zeilend passagiersschip is dat op de binnenwateren passagiers vervoert. Het schip is voorzien van een certificaat van onderzoek voor de binnenwateren. Bij het kadaster staat het schip geregistreerd als zeiljacht, typeschip Galjas, bestemd voor charter. Volgens verweerder kan eisers schip daarom niet als een pleziervaartuig worden aangemerkt dat onder de uitzonderingsbepaling van de Schepenwet valt. Eisers schip diende daarom te beschikken over de voor de zeevaart vereiste certificaten en kon wegens het ontbreken daarvan worden aangehouden.
5. Eiser is daarentegen van mening dat hij wel degelijk op zee als pleziervaartuig in de zin van de Schepenwet moet worden aangemerkt omdat hij op het moment van aanhouding geen passagiers tegen vergoeding vervoerde. Daarom is eiser van mening dat hij onder de uitzonderingbepaling van de Schepenwet valt en er daarom geen certificaat benodigd was voor zijn tocht over zee. Om deze reden stelt eiser ten onrechte te zijn aangehouden.
6. Gelet op het voorgaande spitst het geschil zich enkel toe op de vraag of het schip de “[naam schip]” valt onder de uitzonderingsbepaling van artikel 2, aanhef en onder d, van de Schepenwet. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Eisers schip staat bij het Kadaster geregistreerd als charter. Eiser zet dit schip in als zeilend passagiersschip op de binnenwateren ten behoeve van -onder meer- feesten. Eisers schip is gecertificeerd ten behoeve van de binnenvaart. In dit geval is geen sprake van een pleziervaartuig dat onder de uitzonderingsbepaling van artikel 2, aanhef en onder d, van de Schepenwet valt. Het enkele feit dat eiser op het moment van aanhouding een tocht over zee zonder passagiers had gemaakt, verandert nog niet de juridische status van het schip. De juridische status van een gecertificeerd binnenschip verandert niet door de locatie waar het zich bevindt noch door het feitelijke gebruik op dat moment. Bovendien is duidelijk dat eiser het schip niet uitsluitend inzet als pleziervaartuig.
7. Nu eiser derhalve voor zijn tocht over zee diende te beschikken over de certificaten die de Schepenwet vereist, heeft de Scheepvaartinspectie op goede gronden eisers schip aangehouden wegens het ontbreken van de vereiste certificaten. Het daartegen gerichte administratief beroep is daarom terecht ongegrond verklaard. Het daartegen bij de rechtbank ingestelde beroep zal eveneens ongegrond worden verklaard. Derhalve wordt ook eisers verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr.drs. M.M.L. Wijnen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F.P. Smeets als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2011
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>
Afschriften verzonden: