ECLI:NL:RBSHE:2011:BP5647

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220960 HA ZA 10/2553
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mediationclausule in overeenkomst leidt niet tot niet-ontvankelijkheid en/of onbevoegdheid van de rechtbank

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch, hebben eisers [B c.s.] een vordering ingediend tegen gedaagden [L c.s.]. De procedure betreft een incident waarin [L c.s.] vordert dat de rechtbank eisers niet-ontvankelijk verklaart of zich onbevoegd verklaart. De rechtbank heeft de vordering van [L c.s.] afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de mediationclausule in de overeenkomst tussen partijen niet gelijkgesteld kan worden met een arbitraal beding. Mediation vereist de bereidheid van beide partijen om samen te werken, en één van de partijen kan zich altijd terugtrekken en naar de rechter stappen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van niet-ontvankelijkheid van [B c.s.] of onbevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vordering. De rechtbank heeft tevens besloten dat de beslissing over de kosten wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak wordt beslist. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 6 april 2011 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 220960 / HA ZA 10-2553
Vonnis in incident van 23 februari 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. C.M.G.M. van Eijndhoven te Boxtel,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
zonder bekende woon- of verblijplaats in en buiten Nederland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CRESCENDO PROPERTY MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. J.H.B. Crucq te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [B c.s.] en [L c.s.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte waarbij zijdens [B c.s.] beslagstukken worden overgelegd
- de incidentele conclusie houdende niet-ontvankelijkheid althans exceptie van onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [L c.s.] vordert dat de rechtbank eisers niet-ontvankelijk verklaart althans de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [B c.s.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.2.1. [L c.s.] baseren hun (incidentele) vordering op artikel 7 van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Daarin is bepaald dat partijen geschillen over de uitvoering en of de inhoud van de overeenkomst voor zullen leggen aan een mediator. [B c.s.] stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van een geschil over de uitvoering of inhoud van de overeenkomst en bovendien het bepaalde in artikel 7 er niet toe kan leiden dat [B c.s.] niet-ontvankelijk wordt verklaard dan wel de rechtbank onbevoegd is van de vordering van [B c.s.] kennis te nemen.
2.2.2. Een mediationclausule als artikel 7 van de overeenkomst tussen partijen kan niet gelijk gesteld worden met een arbitraal beding of een beding waarin partijen zijn overeengekomen een tussen hen gerezen geschil voor te leggen aan een bindend adviseur.
Kenmerkend voor arbitrage en bindend advies is dat een door partijen aangewezen derde in plaats van de gewone rechter op voor partijen bindende wijze beslist op een geschil dat partijen verdeeld houdt. Dat is niet het geval bij mediation.
Dat neemt niet weg dat, gelet op de mediationclausule, [B c.s.] in beginsel gehouden was het geschil aan een mediator voor te leggen. Mediation gaat echter uit van bereid- en vrijwilligheid van beide partijen, hetgeen met zich brengt dat één van partijen zich kan terugtrekken en zich kan wenden tot de rechter. Van niet-ontvankelijkheid van [B c.s.] en/of onbevoegdheid van de rechtbank kennis te nemen van de vordering is dan ook geen sprake.
Een en ander is voor de rechtbank wel reden bij gelegenheid van de te bevelen comparitie na antwoord, mogelijke verwijzing naar mediation uitdrukkelijk aan de orde te stellen.
2.3. De rechtbank acht termen aanwezig de beslissing omtrent de kosten aan te houden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 april 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.