ECLI:NL:RBSHE:2011:BP5068

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/853040-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van voertuigen door het op de snelweg leggen van stoeptegels

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 juli 2010 op de autosnelweg A59 te Nuland stoeptegels had gelegd. Dit leidde tot schade aan meerdere voertuigen, waaronder een Mercedes-Benz, een Renault Twingo en een Ford Transit, die over de tegels reden en lekke banden en/of beschadigde velgen opliepen. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot doodslag en het opzettelijk vernielen van goederen die aan anderen toebehoren. De rechtbank oordeelde dat de kans op dodelijk letsel of zwaar lichamelijk letsel door het leggen van de tegels niet aanmerkelijk was, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van de voertuigen, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 weken, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een aan autisme verwante stoornis, en de ernst van de gepleegde feiten. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 4] tot schadevergoeding van € 803,20 werd toegewezen. De rechtbank gelastte ook de teruggave van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/853040-10
Datum uitspraak: 21 februari 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 januari 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Nuland, gemeente Maasdonk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], bestuurder(s) en/of (andere) inzittende(n) van de Mercedes-Benz ([kenteken]) en/of de Renault Twingo ([kenteken]) en/of de Ford Transit ([kenteken]), en/of andere onbekend gebleven mogelijke weggebruikers van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (stoep)tegels op de snelweg (A59) heeft
gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 45 jo 287 jo 302 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Nuland, gemeente Maasdonk, opzettelijk en wederrechtelijk (de banden en/of velgen van) de Mercedes-Benz ([kenteken]) en/of de Renault Twingo ([kenteken]) en/of de Ford Transit ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
Verdachte heeft 's-nachts stoeptegels op een autosnelweg gelegd. Nadat de eerste stoeptegel
door hem was neergelegd heeft hij gezien dat een auto erover heen reed, dat de stoeptegel stuk
ging en dat de auto zijn weg vervolgde. Vervolgens heeft verdachte nog meer stoeptegels op een rij op die weg gelegd met een tussenruimte van ruim een halve meter. Hij heeft nog enkele
auto's over de stoeptegels zien rijden. De stoeptegels gingen stuk en de auto's vervolgden hun
weg. Er was veel verkeer op de autosnelweg. Uit onderzoek is gebleken dat 3 auto's een klapband hebben gekregen nadat zij over die stoeptegels waren gereden.
Onder voornoemde omstandigheden was sprake van een kans dat automobilisten of andere op
een autosnelweg te verwachten weggebruikers zouden overlijden of zwaar lichamelijk letsel
zouden oplopen doordat zij over de stoeptegels reden of deze probeerden te ontwijken en hun
voertuig niet onder controle zouden kunnen houden en een aanrijding of botsing zou ontstaan.
Echter, de rechtbank acht die kans naar algemene ervaringregels niet aanmerkelijk.
De omstandigheid dat geen van de weggebruikers daadwerkelijk de controle over zijn of haar
voertuig heeft verloren heeft aan dit oordeel bijgedragen. Van het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat weggebruikers zouden overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen is derhalve geen sprake. Verdachte heeft niet het voorwaardelijk opzet gehad op het ontstaan van dodelijk letsel of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 18 juli 2010 te Nuland, gemeente Maasdonk, opzettelijk en wederrechtelijk (de banden en/of velgen van) de Mercedes-Benz ([kenteken]) en de Renault Twingo ([kenteken]) en de Ford Transit ([kenteken]), toebehorende aan respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 4] heeft vernield en/of beschadigd.
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is tussen de woorden 'toebehorende aan' en '[slachtoffer 1]' in de derde regel weggevallen: 'respectievelijk'.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissingen.
De op te leggen straf.
De eis van de officier van justitie:
de officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- 3 maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde gedurende de proeftijd begeleiding van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt behandeling en begeleiding op een psychiatrische polikliniek voor adolescenten
en voortzetting van een goede daginvulling van zijn dagbesteding.
- een werkstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis.
- niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], omdat de schade aan de auto is vergoed door haar verzekeringsmaatschappij.
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], zijnde een bedrag van € 674,98 te vermeerderen met 19 % BTW.
Het oordeel van de rechtbank:
bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft in de nachtelijke uren op de snelweg A59 ter hoogte van Nuland meerdere stoeptegels op de snelweg gelegd. Meerdere auto's zijn over deze tegels gereden en hebben lekke banden en/of kapotte velgen opgelopen. Voorwerpen op de snelweg kunnen voor het verkeer onacceptabel gevaar veroorzaken, waartegen adequate beveiliging onmogelijk is en als gevolg waarvan weggebruikers zich zeer onveilig kunnen voelen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden
met de omstandigheid dat uit het Pro Justitia psychologisch en psychiatrisch onderzoek
omtrent de geestvermogens van verdachte blijkt dat de door verdachte gepleegde
strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Onderzoeker GZ-psycholoog (naam psycholoog) en kinder- en jeugdpsychiater (naam psychiater) constateren in de rapportages van respectievelijk 10 december 2010 en 8 december 2010 dat bij verdachte sprake is van een aan autisme verwante stoornis en dat deze stoornis verdachte in zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed.
Verdachte heeft ter terechtzitting er blijk van gegeven dat hij de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten inziet dat hij de weggebruikers en benadeelden aangedaan.
Verdachte heeft zich voorts bereid getoond een behandeling binnen het forensisch circuit te volgen. De rechtbank zal het vorenstaande in het voordeel van verdachte meewegen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de voorlichtingsrapportage van de jeugdreclassering, opgemaakt door rapporteur (naam rapporteur) d.d. 24 januari 2011.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Met betrekking tot de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
de rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk verklaren in de vordering. Nu volgens melding van een voegingsadviseur van Slachtoffer Nederland op de vordering de schade aan de auto door de verzekeringsmaatschappij is vergoed en niet duidelijk is of hierdoor gevolgschade bij benadeelde is ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek met betrekking tot deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
[slachtoffer 4] heeft een vordering ingediend voor schade aan het voertuig van in totaal
€ 674,98. Ter terechtzitting heeft benadeelde aangegeven dat dit bedrag exclusief 19% BTW is die hij bij betaling van dit bedrag na reparatie verschuldigd is.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met 19% BTW, zijnde in totaal een bedrag van € 803,20.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag:
de rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van zijn inbeslaggenomen mobiele telefoon, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wetsartikelen:
de beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- vrijspraak voor het primair tenlastegelegde.
- verklaart bewezen het subsidiair tenlastegelegde, zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor
bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
- jeugddetentie voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de
bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de
aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau
Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven, ook als dat inhoudt behandeling
en begeleiding op een psychiatrische polikliniek voor adolescenten en voortzetting van een
goede invulling van zijn dagbesteding.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de naleving
van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen
jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten
arbeid.
Legt op de volgende maatregel:
- maatregel van schadevergoeding van € 803,20, subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 803,20 aan materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2], in haar vordering.
- compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt
verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal € 803,20
materiële schadevergoeding.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot
op nihil.
- veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten.
Beslag:
- gelast de teruggave aan verdachte van zijn inbeslaggenomen mobiele telefoon.
De voorlopige hechtenis:
- opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
heden. Deze voorlopige hechtenis is op 21 juli 2010 al geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter en tevens kinderrechter plaatsvervanger,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 21 februari 2011.