ECLI:NL:RBSHE:2011:BP4791

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-122
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot sluiting van coffeeshop Carpe Diem door burgemeester Helmond wegens dreiging voor openbare orde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 februari 2011 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van de exploitant van de coffeeshop Carpe Diem in Helmond. De burgemeester van Helmond had op 1 december 2010 besloten de coffeeshop met onmiddellijke ingang voor vier maanden te sluiten, op basis van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Dit besluit was genomen naar aanleiding van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, die voortkwam uit een dreigingsanalyse van de politie. De burgemeester was op de hoogte van de aard en ernst van de dreiging, die onder andere voortkwam uit eerdere geweldsincidenten bij de coffeeshop.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat er sprake was van een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. De rechter heeft de informatie in het Bibob-advies en de dreigingsanalyse van 30 november 2010 als voldoende onderbouwing voor het sluitingsbevel beschouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de duur van de sluiting proportioneel was, gezien de eerdere sluitingen en de ernst van de dreiging. Het verzoek van de exploitant om de sluiting ongedaan te maken werd afgewezen, omdat de rechter van mening was dat het belang van de openbare orde zwaarder woog dan het belang van de exploitant bij voortzetting van de exploitatie van de coffeeshop.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om het sluitingsbevel uit te vaardigen, en dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van de openbare orde was. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor de burgemeester om in te grijpen bij dreigingen voor de openbare orde, en benadrukt de beoordelingsvrijheid die de burgemeester heeft in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/122
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2011
inzake
J.H. Vosmeer,
te Helmond,
verzoeker,
gemachtigde mr. M.M. van den Boomen,
en
de burgemeester van de gemeente Helmond,
verweerder,
gemachtigde mr. B.J.P.G. Roozendaal.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2010 heeft verweerder, op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, verzoeker bevolen de inrichting, Coffeeshop Carpe Diem, op het adres Noord Koninginnewal 46 te Helmond met onmiddellijke ingang voor alle publiek gesloten te houden tot 1 april 2011.
Verzoeker heeft op 10 januari 2011 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 11 januari 2011 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op 28 januari 2011 heeft de voorzieningenrechter beslist dat de door verweerder verzochte beperking van de kennisneming van het, bij brief van 26 januari 2011 overgelegde Bibob-advies van 14 januari 2011, gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter toestemming gegeven om mede op de grondslag van dit stuk uitspraak te doen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 2 februari 2011, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover de toetsing aan dit criterium meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Relevante feiten
2. Op 9 juni 2010 is een gestolen terreinwagen de pui van de op dat moment nog niet geopende coffeeshop Carpe Diem te Helmond binnengereden. Begin juli 2010 is de coffeeshop geopend. Op 30 juli 2010 is een tweetal explosieven bij de coffeeshop naar binnen gegooid. Bij de daaropvolgende explosie is aanzienlijke schade aan de coffeeshop aangericht.
Op 19 augustus 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder, wethouder Stienen en verzoeker. Verweerder heeft in die bijeenkomst aangegeven dat hij, op basis van een dreigingsanalyse van de Portefeuillehouder Conflict en Crisisbeheersing van de politieregio Noord-Brabant Zuid-Oost, overweegt om een sluitingsbevel voor de coffeeshop te geven tot 1 oktober 2010. Later op die dag heeft verweerder het bevel tot sluiting van de coffeeshop tot 1 oktober 2010 schriftelijk aan verzoeker kenbaar gemaakt. De sluiting is gegrond op de overweging dat, op basis van de dreigingsanalyse van de zijde van de politie, zeker niet is uitgesloten dat het, na heropening van de coffeeshop, op een gegeven moment komt tot een verdere geweldsescalatie, waardoor er ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde is ontstaan.
Op 29 september 2010 heeft verweerder van de zijde van de politie een nieuwe dreigingsanalyse ontvangen, die vervolgens in het zogenoemde driehoeksoverleg is besproken. Op basis van de dreigingsanalyse en het besprokene in dat overleg, heeft verweerder op 30 september 2010 verzoeker bevolen de coffeeshop gesloten te houden tot
1 november 2010.
Verweerder heeft zijn beslissing gegrond op de overweging dat de kans groot is dat heropening van de coffeeshop voor het publiek leidt tot escalatie van geweld. Daarbij heeft verweerder betrokken dat de dreiging is verschoven van de bedreiging van verzoeker naar de bedreiging van de coffeeshop, wat de dreiging voor de openbare orde des te groter maakt. Bij een eventuele herhaling van de gewelddadige incidenten lopen bezoekers en de directe omgeving van de coffeeshop volgens verweerder ernstig gevaar.
Op verzoek van verweerder heeft de Portefeuillehouder Conflict en Crisisbeheersing een nieuwe dreigingsanalyse uitgebracht. Verweerder heeft die dreigingsanalyse en de actuele situatie met betrekking tot de coffeeshop op 27 oktober 2010 met de Officier van Justitie en de politie besproken. Naar aanleiding van deze bespreking heeft verweerder geconcludeerd dat de sluiting niet langer gerechtvaardigd is. Verweerder heeft dan ook geen nieuw sluitingsbevel uitgevaardigd.
Op 30 november 2010 is een nieuwe dreigingsanalyse van die datum in het driehoeksoverleg besproken. Op grond van deze dreigingsanalyse en bespreking heeft de loco-burgemeester het bestreden sluitingsbevel genomen.
Standpunten van partijen
3. Volgens verweerder volgde uit de dreigingsanalyse van 30 november 2010 dat er op dat moment, naast de al eerder in ernst toenemende gewelddadige incidenten op 9 juni 2010 en 30 juli 2010, een nieuwe, concrete en actuele verdergaande dreiging bestond voor verstoring van de openbare orde, die tot onmiddellijk ingrijpen ter bescherming van de openbare orde noodzaakte. Verweerder heeft daarop het bestreden besluit genomen. Hij heeft in zijn aan dit besluit ten grondslag gelegde overwegingen meegenomen dat zowel individuele personen als de coffeeshop zeer ernstig werden bedreigd, wat de bedreiging van de openbare orde des te groter maakte. Bij een eventuele herhaling van de eerdere gewelddadige incidenten zouden bezoekers en de omgeving ernstig gevaar lopen. Bij de bepaling van de duur van de sluiting heeft verweerder meegewogen dat hij al tweemaal eerder de coffeeshop voor kortere tijd heeft gesloten, maar dat is gebleken dat dit de dreiging niet heeft weggenomen. Verweerder heeft bij afweging van de betrokken belangen het belang van de openbare orde en de veiligheid van burgeres en objecten laten prevaleren boven het belang van verzoeker bij onbelemmerde voortzetting van de exploitatie van de coffeeshop.
4. Volgens verzoeker is er geen sprake geweest van een ernstige bedreiging van de openbare orde die heeft moeten leiden tot de sluiting van de coffeeshop. Omdat verzoeker, noch verweerder, inzage is gegeven in de dreigingsanalyse, waarvan het bestaan en de juistheid worden betwist, zijn beiden niet in staat om te beoordelen of de dreiging dermate ernstig is dat dit het besluit tot sluiting rechtvaardigt. Verzoeker wordt hierdoor ernstig in zijn verdediging geschaad. Overigens is verzoeker uit informatie van derden duidelijk geworden dat van een daadwerkelijke ernstige dreiging voor verstoring van de openbare orde geen sprake is geweest.
Volgens verzoeker had verweerder in samenspraak met politie en justitie andere veiligheidsmaatregelen moeten treffen. Dat politie en justitie niet in staat blijken om de dreiging weg te nemen, mag daarbij volgens verzoeker geen rol spelen. Volgens hem hadden er in de omgeving van de coffeeshop maatregelen moeten worden getroffen waardoor de coffeeshop open had kunnen blijven.
Verzoeker acht sluiting van de coffeeshop disproportioneel, waarbij hij opmerkt dat hij aanzienlijke financiële schade leidt, terwijl geen nadeelscompensatie wordt geboden.
Volgens verzoeker is de sluiting van vier maanden volkomen arbitrair en wordt deze niet nader onderbouwd.
Ter zitting heeft verzoeker nog betoogd dat de gebeurtenis op 9 juni 2010, waarbij een terreinwagen de pui van de coffeeshop is binnengereden, niet als incident in de beoordeling had mogen worden meegenomen, omdat niet duidelijk is of het een gerichte aanslag was, of dat een dronken bestuurder de gevel heeft beschadigd.
Verder wordt verzoeker zelf niet bedreigd. De bedreiging van coffeeshop hangt volgens verzoeker samen met de bedreiging van de burgemeester. In het strafdossier van de verdachte daarvan ontbreekt echter ieder bewijs. Desondanks duikt de burgemeester onder, omdat hij zijn ambt niet meer zou kunnen uitoefenen. Overigens is verzoeker niet medegedeeld dat de sluiting verband hield met de bedreiging van de locatie. Dat is later in het sluitingsbevel toegevoegd.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde. In artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde, of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
6. Voor zover verzoeker met zijn stelling dat in de omgeving van de coffeeshop maatregelen hadden moeten worden getroffen om de coffeeshop open te kunnen houden, heeft beoogd te stellen dat het bevel niet tot hem had mogen worden gericht, maar tot de veroorzaker(s) van de dreiging had moeten worden gericht, volgt de voorzieningenrechter verzoeker daarin niet.
7. De bevoegdheid van verweerder, op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, om een bevel te geven, beperkt zich niet tot diegene die de openbare orde daadwerkelijk verstoort dan wel dreigt te verstoren. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank heeft overwogen in de uitspraak van 5 augustus 2010, LJN: BN3313, valt in de bepaling zelf, noch in de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling, een dergelijke beperkte uitleg te vinden en strookt die uitleg niet met het doel van de deze bepaling, namelijk het voorkomen van verstoring van de openbare orde en rust. Van belang is, aldus de rechtbank, dat het bevel moet zijn gericht op en moet kunnen leiden tot de verwezenlijking van dit doel. Onder omstandigheden kan dit doel worden bereikt met een bevel aan een ander, bijvoorbeeld aan diegene die de aanleiding is van de (dreigende) verstoring van de openbare orde. Wel zal, in dat geval, met die omstandigheid rekening moeten worden gehouden bij de afweging van het algemeen belang en het belang van degene aan wie het bevel wordt gegeven.
De voorzieningenrechter sluit zich bij deze overwegingen aan en maakt deze tot de zijne.
8. Uit de bewoordingen van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet moet worden afgeleid dat verweerder beoordelingsvrijheid toekomt bij de beantwoording van de vraag of sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde. De rechter kan dit oordeel slechts terughoudend toetsen. Hij dient te beoordelen of verweerder op het moment dat hij het bevel gaf in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die verweerder op dat moment ter beschikking stond.
9. In dit geval heeft verweerder zijn opvatting dat sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde gebaseerd op de dreigingsanalyse van 30 november 2010.
10. Weliswaar is de dreigingsanalyse zelf niet op schrift aan verzoeker of aan verweerder verstrekt, maar dit betekent niet dat verweerder niet in staat was om te beoordelen of de dreiging dermate ernstig was dat dit sluiting van de coffeeshop rechtvaardigde.
Zoals ter zitting van de zijde van verweerder is betoogd, worden door de Portefeuillehouder Conflict en Crisisbeheersing van de politieregio Noord-Brabant Zuid-Oost wekelijks dreigingsanalyses opgesteld die, als de bevindingen daartoe aanleiding geven, met verweerder worden besproken. Hieruit kan worden afgeleid dat verweerder voortdurend op de hoogte is geweest van de aard en de ernst van de dreiging rondom de coffeeshop. Verweerder heeft zich er aldus van vergewist dat de door de Portefeuillehouder aan zijn analyse van 30 november 2010 ten grondslag gelegde feiten de conclusie van die analyse kunnen dragen.
11. In het bestreden besluit is aangegeven, dat zowel individuele personen als de coffeeshop zeer ernstig worden bedreigd. Een nadere aanduiding van de bedreigde personen is niet gegeven.
Ook al is verzoeker, naar zijn zeggen, nooit persoonlijk bedreigd en heeft verzoekers gemachtigde, op basis van kennisneming van het strafdossier van de verdachte van de bedreiging van de burgemeester, ernstige twijfel aan de betrouwbaarheid van de informatie die heeft geleid tot het oppakken van die verdachte, dit betekent niet dat van een concrete persoonlijke bedreiging ten tijde van de sluiting van de coffeeshop geen sprake was. Alleen al de omstandigheid dat een persoon is opgepakt als verdachte van het treffen van voorbereidingshandelingen tot moord op de burgemeester, is daarvan een bevestiging.
Ook omdat het bestreden besluit niet alleen is gegrond op de bedreiging van individuele personen, maar mede op de bedreiging van de coffeeshop, kan uit de omstandigheid dat de verdachte van de bedreiging inmiddels op vrije voeten is gesteld, niet worden afgeleid dat van een ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde geen sprake was. Bovendien vormt die omstandigheid onvoldoende reden voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de informatie betreffende de bedreiging aan het adres van de coffeeshop.
12. De op de dreigingsanalyse van 30 november 2010 gebaseerde conclusie van verweerder over de bedreigingen aan het adres van de coffeeshop vindt steun in het door verweerder overgelegde Bibob-advies van 14 januari 2011. Uit dit advies, dat mede betrekking heeft op de periode tussen de aanslag op de coffeeshop met explosieven op 30 juli 2010 en het op 1 december 2010 aan verzoeker gegeven bevel, komt naar voren dat het onderzoek naar de daders van de incidenten van 9 juni en 30 juli 2010 op het moment van het geven van dat bevel nog in volle gang was; de in dat advies opgenomen informatie rechtvaardigt de conclusie dat er nog steeds sprake was van een dreiging voor verstoring van de openbare orde door aan het adres van de coffeeshop gerichte bedreigingen.
13. De voorzieningenrechter is, alles bijeengenomen, van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot het oordeel is gekomen dat de bedreiging aan het adres van de coffeeshop tot ernstige vrees voor het ontstaan van schending van de openbare orde aanleiding gaf. De voorzieningenrechter deelt, gelet op de informatie die is vervat in het Bibob-advies, allerminst de visie van verzoeker dat de op 9 juni 2010 aan de pui van de coffeeshop toegebrachte schade kan zijn veroorzaakt door een dronken bestuurder.
14. Verweerder was in beginsel dan ook bevoegd om verzoeker op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet te bevelen de coffeeshop gesloten te houden.
15. In het geval dat, zoals hier, de dreigende verstoring van de openbare orde niet van verzoeker, maar van derden uitgaat, moet het belang van verzoeker bij het respecteren van zijn rechten in beginsel zwaarder wegen dan in het geval dat de dreiging wel van hem uitgaat. In de belangenafweging mag echter niet worden voorbijgegaan aan de omstandigheid dat, los daarvan, de effecten van een eventueel volgend geweldsincident gericht tegen de coffeeshop ernstig gevaar kan opleveren voor bezoekers van de coffeeshop en de omgeving.
Verweerder heeft zich, gelet op die mogelijke externe effecten, in dit geval in redelijkheid op het standpunt gesteld dat een andere optie dan het geven van een sluitingsbevel aan verzoeker om de dreiging weg te nemen niet aanwezig was, zodat verweerder dat sluitingsbevel op goede gronden noodzakelijk heeft geacht. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat, ondanks het onderzoek naar de eerdere geweldsincidenten, nog geen verdachten daarvan zijn opgepakt. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat met minder ingrijpende middelen hetzelfde effect had kunnen worden bereikt.
16. Bij de bepaling van de sluitingsduur van vier maanden heeft verweerder zich laten leiden door de omstandigheid dat de eerdere sluiting voor de duur van ongeveer tweeëneenhalve maand niet het gewenste resultaat heeft gehad en de dreiging, na opening van de coffeeshop in november 2010, ernstiger is geworden. Verder heeft verweerder daar ter zitting aan toegevoegd dat regelmatig dreigingsanalyses worden opgesteld, waarvan verweerder, als dat nodig is, een update ontvangt en dat een dergelijke update ertoe kan leiden dat voorzetting van de sluiting niet langer noodzakelijk wordt geacht.
17. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de opgelegde sluitingsduur niet proportioneel is. De duur van, in beginsel, vier maanden kan tussentijds, op basis van een nieuwe dreigingsanalyse, worden verkort. Zo is, naar aanleiding van een dreigingsanalyse in oktober 2010, met ingang van 1 november 2010 geen nieuw sluitingsbevel gegeven.
18. De omstandigheid dat verzoeker geen nadeelscompensatie is aangeboden, doet niet af aan de proportionaliteit van de maatregel. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat verzoeker, indien hij meent dat hij door het besluit onevenredig is benadeeld, andere procedurele wegen kan bewandelen om daarvoor een vergoeding te verkrijgen.
19. De voorzieningenrechter is, gelet op al het voorafgaande, van oordeel dat verweerder het belang van bescherming van de openbare orde in redelijkheid zwaarder heeft laten wegen dan het belang van verzoeker bij onbelemmerde voortzetting van de exploitatie van zijn coffeeshop.
20. Het bestreden besluit zal, naar alle waarschijnlijkheid, in bezwaar stand houden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
21. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het griffierecht.
22. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
?
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. van der Meiden als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011.