vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825533-10
Parketnummer vordering: 01/824363-09
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 december 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2010 te Valkenswaard opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal (met kracht)
tegen het hoofd en/of de neus heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2010 te Valkenswaard opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, althans eenmaal (met kracht)
tegen de neus en/of de kaak heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Valkenswaard [slachtoffer 3] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3]
dreigend de woorden toegevoegd :"kom maar jongen dan vechten we het een tegen
een uit" en/of "ik pak jou nog wel" en/of "als je kapot op de grond ligt neuk
ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/824363-09 is aangebracht bij vordering van 10 december 2010. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 19 januari 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing ten aan zien van feit 2
De rechtbank acht, even als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], alsmede het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat aangever wordt aangetroffen met een theedoek tegen zijn neus en hij tijdens het opnemen van de aangifte uit zijn neus bloedt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat niet uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte aangever met de vuist heeft geslagen en daarom niet uitgesloten kan worden dat het letsel door iemand anders is toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en verdachte ter terechtzitting, alsmede de bevindingen van politie met betrekking tot het waargenomen letsel en de medische verklaring. Meer in bijzonder overweegt zij daartoe het navolgende.
Aangever [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard. Hij was op 15 oktober 2010 rond middernacht op het overdekte terras van café "Boulevard" te Valkenswaard toen hij voelde dat hij van achter met de platte hand tegen het hoofd werd geslagen.1 Toen hij zich omdraaide stond verdachte tegenover hem en daagde hem uit. Aangever reageerde hier niet op, draaide zich terug en voelde dat hij opnieuw met de vlakke hand tegen het hoofd werd geslagen. Vervolgens sprak hij de vrienden van verdachte aan op diens gedrag, draaide zich weer om en wilde vertrekken. Verdachte liep vervolgens om aangever heen en sloeg hem hard met een vuist tegen de neus. Aangever voelde daarbij dat verdachte een ring om zijn vinger droeg.2
De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte eerst meermalen met zijn hand tegen het hoofd van aangever sloeg, waarna verdachte hem vervolgens (met een vuist) in het gezicht sloeg. [getuige 2] bevestigt dat verdachte aangever met een vuist in het gezicht sloeg. [getuige 3] en de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]3 bevestigen dat verdachte aangever tegen zijn achterhoofd tikte dan wel sloeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij altijd een grote zegelring draagt en dat hij die op 16 oktober 2010 ook droeg.4
Uit het proces-verbaal van bevindingen van politie blijkt dat aangever wordt aangetroffen met een theedoek tegen zijn neus.5 Bovendien blijkt uit de medische verklaring dat bij aangever op 26 oktober 2010 een neusfractuur is geconstateerd en zijn neus tijdens een operatie is rechtgezet.6
Weging van de getuigenverklaringen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] elkaar op essentiële onderdelen over en weer ondersteunen en de verklaringen omtrent de vuistslag op de neus van aangever tevens worden ondersteund door de het relaas van bevindingen van de politie en de medische verklaring, zoals die ter terechtzitting aan het dossier is toegevoegd. Bovendien zijn deze verklaringen afgelegd (zeer) kort nadat het feit heeft plaatsgevonden.
De verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] daarentegen zijn 3 maanden later afgelegd, namelijk ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011. Voor wat de inhoud betreft zijn deze verklaringen summier, maar zeer eensluidend. Volgens alle drie de getuigen heeft verdachte aangever drie tikken tegen het achterhoofd gegeven, waarna aangever opstond, verdachte sloeg en aangever wegrende. In dat kader acht de rechtbank van belang dat [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] meermalen met elkaar en met verdachte over het feit hebben gesproken en tevens met zijn drieën voorafgaand aan de zitting overleg hebben gehad met de raadsman van verdachte. Bovendien zijn de getuigen op de dag van de zitting tezamen met verdachte naar de rechtbank gereisd en hebben ze onderweg over het feit gesproken.7
Op basis van het voorgaande kent de rechtbank meer waarde toe aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dan aan de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6].
De rechtbank heeft zich nog de vraag gesteld of aangever ná het incident met verdachte mogelijk nog door een andere persoon tegen zijn neus is geslagen, aangezien aangever heeft verklaard ook door andere mensen van de groep tegen zijn hoofd te zijn geslagen. De rechtbank heeft dit scenario echter verworpen nu aangever alleen verdachte noemt als degen die tegen zijn neus sloeg en hij daarbij de ring van verdachte vermeldt en geen van de getuigen over dit scenario verklaart.
Tot slot acht de rechtbank het op basis van de inhoud van het dossier en de verklaringen van de getuigen ter terechtzitting niet uitgesloten dat aangever op enig moment ook een klap aan verdachte heeft uitgedeeld, maar dit sluit de bewezenverklaring van het tenlastegelegde niet uit.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van [slachtoffer 3], de verklaring van getuige [getuige 7] en de verklaring van verdachte terechtzitting. Zij is van oordeel dat het samenstel van bewoordingen een bedreiging met zware mishandeling oplevert.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman trekt in twijfel of verdachte woorden met de strekking "als je kapot op de grond ligt neuk ik je" heeft geuit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] en getuige [getuige 7].
Verdachte heeft immers ter terechtzitting erkend dat hij heeft gezegd: "kom maar jongen dan vechten we het een tegen een uit" en "ik pak jou nog wel".8 Voorts wordt het gebruik van de woorden "als je kapot op de grond ligt neuk ik je" door verdachte, zoals aangegeven in de aangifte van [slachtoffer 3]9, door getuige [getuige 7] bevestigd.10
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde uitlatingen van verdachte onder de gegeven omstandigheden bij aangever de redelijke vrees voor zware mishandeling konden opwekken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 16 oktober 2010 te Valkenswaard opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) tegen de neus heeft gestompt, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
op 29 juli 2010 te Valkenswaard [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:"kom maar jongen dan vechten we het een tegen een uit" en "ik pak jou nog wel" en "als je kapot op de grond ligt neuk ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3:
* toepassing van artikel 77c Wetboek van Strafrecht;
* een jeugddetentie voor de duur van 67 dagen met aftrek van voorarrest;
* opheffing van het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 2:
* vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij:
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad € 646,42 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging:
* gedeeltelijke toewijzing (2 weken jeugddetentie) en omzetting daarvan in een leerstraf (Cova+ training) voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen jeugddetentie;
* verlenging van de proeftijd met één jaar voor het restant (1 week jeugddetentie) en een wijziging van de bijzondere voorwaarden in: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, ook wanneer dit inhoudt zijn medewerking verlenen aan een project van stichting MEE met betrekking tot huisvesting en wonen alsmede zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zijn medewerking verlenen aan urinecontroles.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf op te leggen met uitzondering van de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 verzoekt de raadsman deze vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot feit 3 merkt de raadsman op dat de rechtbank, indien zij het feit bewezen acht, rekening dient te houden met de omstandigheid dat verdachtes woorden een reactie waren op het handelen van de medewerker(s) van [supermarkt].
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft na overmatig alcoholgebruik - terwijl hij negatieve uitwerking daarvan op zijn gedrag kende - bewust de confrontatie opgezocht met [slachtoffer 1] die zich nietsvermoedend in de zelfde uitgaansgelegenheid bevond als verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in het gezicht gestompt waar deze een gebroken neus aan over heeft gehouden. Ten tijde toen feit 3 zich voordeed heeft verdachte zich ook provocerend gedragen door bij een filiaal van de [supermarkt] in Valkenswaard op de winkelwagentjes te gaan zitten en niet te vertrekken op het moment dat een medewerker van de [supermarkt] dat aan hem vroeg. Hoewel verdachte bij dit incident geen fysiek geweld heeft gebruikt heeft hij hiermee wel gedreigd.
Blijkens een uittreksel justitiële documentatie werd verdachte reeds eerder veroordeeld ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten en heeft hij onderhavige strafbare feiten gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten tijdens de proeftijd van deze eerdere veroordeling. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij kennelijk steeds opnieuw confrontaties opzoekt en zijn agressieve gevoelens botviert op onschuldige mensen die volledig verrast worden door zijn gedrag.
Verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, kennelijk niet dan wel onvoldoende en lijkt zich om het lot van de slachtoffers niet te hebben bekommerd.
Uit het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapport door Gz-psycholoog 9naam psycholoog) d.d. 3 januari 2011 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in licht verminderde tot verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer in:
(..)Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een stoornis in de impulscontrole (periodieke explosieve stoornis). Verder lijdt betrokkene aan een patroon van misbruik van middelen in het bijzonder van alcohol en softdrugs. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, omdat betrokkene beschikt over benedengemiddelde verstandelijke vermogens. Deze genoemde ziekelijke stoornissen waren aanwezig ten tijden van het plegen van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling was ook van invloed ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en heeft zijn gedragingen ten tijden van het tenlastegelegde beïnvloed.
De tekortschietende impulscontrole leidt er toe dat betrokkene mindere vermogens bezit om weerstand te bieden tegen in eerste instantie de neiging om alcohol te gebruiken en als hij drinkt hierbij maat te houden vervolgens situaties als bedreigen in te schatten en hierbij agressieve impulsen te onderdrukken. Kennis van de onwenselijke gevolgen van zijn alcoholgebruik zijn wel aanwezig, maar door de beperking in de impulscontrole kon die kennis niet effectief worden ingezet. Op die momenten kan worden gesteld dat hij niet geheel vrij is om zijn gedrag te kiezen. De rol van de verstandelijke beperking komt tot uitdrukking in het feit dat het voor betrokkene lastig is om situatie en gebeurtenissen goed en snel in te schatten, deze informatie te verwerken en adequate reactie te bieden ook bij situaties die de aanloop vormen naar alcoholgebruik zoals bij de tenlastegelegde feiten.
Het geheel aan dagelijkse situaties waarmee hij wordt geconfronteerd (sociale situaties, de toegenomen eisen door school en werk, zorgen omtrent moeder, positie in het gezin, omgaan met geld, en dit alles tegen een achtergrond van een gebrek aan structuur thuis) is voor hem complex en krijgt hij met een beperkte intelligentie niet gemakkelijk geordend. Dit levert ook teleurstellingen en spanningen op, spanningen die vragen om een uitlaatklep waarbij uitstel van behoeftebevrediging (in dit geval het vermijden van alcoholgebruik) wordt bemoeilijkt, beinvloedbaarheid toeneemt en de stap tot agressief gedrag ook op deze wijze wordt verkleind. De mate waarin dat gebeurde moet worden ingeschat als sterk.
Conclusie toerekeningsvatbaarheid:
Gezien de samenhang van de bij betrokkene geconstateerde problematiek, wordt in overweging gegeven om betrokkene de tenlastegelegde feiten, voor zover bewezen, in licht verminderde tot verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt beinvloed door de beperkte impulscontrole als geheel en bij alcoholmisbruik in het bijzonder.
Advies:
Vanuit gedragskundig perspectief wordt het van belang geacht dat de kwetsbare persoonskenmerken (zoals de zwakke impulscontrole, beinvloedbaarheid, gewetensfunctie, copingvaardigheden) worden behandeld, dat het gedrag van betrokkene extern wordt gereguleerd en wordt beinvloed door toezicht en training, en dat de stressfactoren worden geminimaliseerd, dit alles tegen de achtergrond van de beperkte cognitieve capaciteiten van betrokkene.
De COVA-plus-training komt aan veel van de genoemde behandeldoelen tegemoet: in deze training wordt gewerkt aan het omgaan met boosheid, agressie, alcohol en softdrugs, sociale vaardigheden (bijv. door betrokkene als bedreigend geinterpreteerd gedrag van anderen), en het omgaan niet racistische uitingen.
Verder wordt langdurige begeleiding door de reclassering geadviseerd. Deze kan sturing, toezicht en steun bieden voor betrokkene op het terrein van middelengebruik, schoolgang, vrienden, en het voldoende gebruik maken van andere hulp.
Gezien het grote belang van een sturende en ondersteunende begeleiding ter verbetering van het functioneren van betrokkene en ter voorkoming van recidive bestaan de aanbevelingen naast een strafadvies ook uit aanbevelingen ten behoeve van hulp. Voortzetting van de begeleiding door Stichting MEE is van groot belang om het functioneren wat betreft wonen (hiervoor wordt aanmelding bij een behandelgroep binnen een instelling voor licht verstandelijk gehandicapten geadviseerd), onderwijs/werken (met name voortzetting van de schoolsituatie bij School 23), financiën en betrokkenheid van het sociaal steunkader te waarborgen. Geadviseerd wordt om in overweging te nemen het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Dit wordt van belang geacht gezien de benedengemiddelde verstandelijke vermogens, die inhoudt dat betrokkene functioneert op het niveau van een minderjarige.
Vanuit het juridisch perspectief wordt gedacht aan een kader bestaande uit (deels) voorwaardelijke (jeugd)detentie, een werkstraf en/of een leerstraf en begeleiding door de reclassering. Reclasseringsbegeleiding is bij voorkeur langdurig. De medewerking aan de hulp van Stichting MEE kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd bij de voorwaardelijke straf.(..)
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 3 januari 2011 omtrent verdachte waarin wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie als CoVa+.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte, zoals deze naar voren is gekomen ter terechtzitting en uit de eerder genoemde deskundigenrapporten, aanleiding jeugdsancties op te leggen overeenkomstig artikel 77a - 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De verdediging heeft aangevoerd dat aangever verdachte ook heeft geslagen, waardoor de schadevergoedingsplicht moet worden verminderd (art. 6:101 BW). De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte is degene die als eerste geweld heeft gebruikt door aangever zonder aanleiding op het terras tegen zijn hoofd te slaan of te tikken. Bovendien heeft verdachte aangever zo hard met een vuist in zijn gezicht geslagen dat aangever een gebroken neus heeft opgelopen. Indien aangever verdachte al zou hebben geslagen, heeft verdachte daar in ieder geval geen letsel aan overgehouden. Ook als aangever verdachte in reactie op de tikken of slagen tegen zijn hoofd een klap heeft gegeven, blijft de vergoedingsplicht van verdachte gelet op de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten geheel in stand.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/824363-09.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een gedeelte van de jeugddetentie ter grootte van 15 dagen ten uitvoer zal worden gelegd en dat in plaats daarvan een leerstraf voor de duur van 30 uur zal worden opgelegd. Deze leerstraf bestaat uit het volgen van CoVa+ training en dient te zijn verricht binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank zal ten aanzien van het restant van deze eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie (6 dagen) de vastgestelde proeftijd verlengen met één jaar. De reeds eerder gestelde bijzondere voorwaarde dat verdachte zich daarbij aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering dient te houden blijft daarbij gehandhaafd met de aanvullende voorwaarden dat verdachte zich zal onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zijn medewerking zal verlenen aan urinecontroles alsmede aan een project van stichting MEE met betrekking tot huisvesting.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77v, 285, 300.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 2 en verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem ook daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
mishandeling
T.a.v. feit 3:
bedreiging met zware mishandeling
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 3:
* Jeugddetentie voor de duur van 67 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
* Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 22 december 2010 reeds geschorst.
T.a.v. feit 1:
* Maatregel van schadevergoeding van € 646,42 subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 646,42 (zegge: zeshonderdzesenveertig euro en tweeenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 600,00 immateriële schadevergoeding en € 46,42 materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 646,42 (zegge: zeshonderdzesenveertig euro en tweeënveertig eurocent), te weten € 600,00 immateriële schadevergoeding en € 46,42 materiële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling bij vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 19 januari 2010 gewezen onder parketnummer 01/824363-09:
* In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van een deel van de bij dit vonnis opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, gelast de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, voor de duur van 30 uur te vervangen door 15 dagen jeugddetentie indien de veroordeelde deze leerstraf niet naar behoren verricht. Deze leerstraf bestaat uit het volgen van CoVa+ training en dient te zijn verricht binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
* Verlenging van de proeftijd met één jaar voor het resterende deel van de straf (6 dagen jeugddetentie), en bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven, ook wanneer dit inhoudt zijn medewerking verlenen aan een project van stichting MEE met betrekking tot huisvesting en wonen alsmede zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zijn medewerking verlenen aan urinecontroles.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde ter zake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.F.M. Pols, voorzitter,
mr. H.M.H. de Koning en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 26 januari 2011.
1 Uit alle verklaringen van getuigen in deze zaak (ook van de vrienden van verdachte) blijkt dat verdachte de persoon was die op het terras naar aangever kwam en hem tegen het hoofd sloeg dan wel tikte.
2 p. 32 eindproces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost met registratienummer: PL2217 2010157546-22, afgesloten op 18 oktober 2010, aantal doorgenummerde pagina's: 65 (hierna te noemen 'eind-pv')
3 proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011, verklaringen getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]
4 proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011, verklaring verdachte
5 p. 36 eind-pv
6 medische verklaring d.d. 26 oktober 2010
7 proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011, verklaring getuige [getuige 5]
8 proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2011, verklaring verdachte
9 p. 53 eind-pv
10 p. 56 eind-pv