ECLI:NL:RBSHE:2011:BO9678

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825480-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van burgemeester en politieambtenaren in Helmond

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 januari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van verschillende ambtenaren, waaronder de burgemeester van Helmond en politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en beledigende uitlatingen. De verdachte heeft in de periode van 21 tot en met 29 september 2010 in Helmond bedreigende uitspraken gedaan tegen de burgemeester en een politieambtenaar, waarbij hij expliciet gewelddadige intenties uitsprak. Daarnaast heeft hij beledigende woorden geuit richting een andere ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met medewerkers van de gemeente Helmond en een verbod om zich in het gemeentehuis te bevinden, tenzij noodzakelijk voor het verkrijgen van officiële documenten. De rechtbank heeft ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf op dat moment niet opportuun werd geacht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825480-10
Parketnummer vordering: 20/000318-09
Datum uitspraak: 04 januari 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 november 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2010 tot en met 23 september
2010 te Helmond, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (politie regio
Brabant-Zuid-Oost) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tegenover
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (politie regio Brabant-Zuid-Oost) dreigend
gezegd:"[slachtoffer 1] is een gore klootzak, die collega van jullie,
hij heeft ervoor gezorgd dat ik geen woning krijg, als ik hem voor mijn auto
krijg rij ik hem kei kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, welke dreigende woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [slachtoffer 1];
[Artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2010 tot en met 29 september
2010 te Helmond, althans in Nederland, [slachtoffer 2] (burgemeester van de
gemeente Helmond) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
tegenover [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (politie regio Brabant Zuid-Oost)
gezegd: "Weet je, die aanslag op die coffeeshop hier, als ik zo makkelijk aan
granaten kon komen bestelde ik er tien en gooide ze gelijk bij de burgemeester
naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke
dreigende woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [slachtoffer 2];
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
3.
hij op of omstreeks 21 september 2010 te Helmond, althans in Nederland,
opzettelijk beledigend [slachtoffer 3], in dier tegenwoordigheid (via de
telefoon) mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kutwijf", "kankerwijf",
"kutsecretaresse" en/of "vieze kankerhoer", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
[artikel 266 Wetboek van Strafrecht]
4.
hij op of omstreeks 22 september 2010 te Eindhoven, althans in Nederland,
opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 4], gedurende
en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten in
de functie van groepschef in het cellencomplex te Eindhoven bij de politie
regio Brabant Zuid-Oost), voornoemde [slachtoffer 4] in diens tegenwoordigheid
mondeling heeft toegevoegd de woorden "kutallochtoon", "vieze vuile
kankerallochtoon", "kankerwout" en/of "nazileider", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
[artikel 267 Wetboek van Strafrecht]
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 20/000318-09 is aangebracht bij vordering van 2 december 2010. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch d.d. 24 februari 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
in de periode van 21 september 2010 tot en met 23 september 2010 te Helmond,
[slachtoffer 1] (politie regio Brabant-Zuid-Oost) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk tegenover [verbalsiant 1] en [verbalisant 2] (politie regio Brabant-Zuid-Oost) dreigend gezegd:"[slachtoffer 1] is een gore klootzak, die collega van jullie, hij heeft ervoor gezorgd dat ik geen woning krijg, als ik hem voor mijn auto krijg rij ik hem kei kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, welke dreigende woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [slachtoffer 1];
2.
in de periode van 21 september 2010 tot en met 29 september 2010 te Helmond, [slachtoffer 2] (burgemeester van de gemeente Helmond) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (politie regio Brabant Zuid-Oost) gezegd: "Weet je, die aanslag op die coffeeshop hier, als ik zo makkelijk aan granaten kon komen bestelde ik er tien en gooide ze gelijk bij de burgemeester naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke
dreigende woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [slachtoffer 2];
3.
op 21 september 2010 te Helmond, opzettelijk beledigend [slachtoffer 3], in dier tegenwoordigheid (via de telefoon) mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kutwijf", "kankerwijf", "kutsecretaresse" en "vieze kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
4.
op 22 september 2010 te Eindhoven, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten in de functie van groepschef in het cellencomplex te Eindhoven bij de politie regio Brabant Zuid-Oost), voornoemde [slachtoffer 4] in diens tegenwoordigheid
mondeling heeft toegevoegd de woorden "kutallochtoon", "vieze vuile kankerallochtoon", "kankerwout" en "nazileider", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsbeslissing
Zijdens de verdediging is ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie op 23 september 2010 te 12.00 uur dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat verdachte zich niet kon verenigen met de inhoud van die verklaring en derhalve heeft geweigerd deze te ondertekenen.
De rechtbank zal niet ingaan op dit verweer omdat bedoelde verklaring van verdachte niet voor het bewijs zal worden gebruikt.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest, met de bijzondere voorwaarde van contactverbod als bedoeld in de beschikking tot schorsing van de voorlopige hechtenis d.d. 27 oktober 2010.
Toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling bekend onder parketnummer 20/000318-09.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld;
- verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door D. Harrai, psychiater en C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog van 11 mei 2010 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in sterk verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een autismespectrumstoornis, meer in het bijzonder het Syndroom van Asperger. Dit wordt bij betrokkene gekenmerkt door beperkingen in sociale interactie en communicatie en door ernstige rigiditeit in het denken. Daarnaast zijn er aspecten van persoonlijkheidsproblematiek geobserveerd, te weten: agressieregulatieproblematiek, impulsiviteit en intimiderend gedrag doelbewust ingezet lijkt te worden. Deze aspecten zijn tevens blijkens rapportage chronisch aanwezig. De genoemde gebrekkige ontwikkeling was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene heeft een zeer beperkt gedragsrepertoire, waarin hij niet de vorm van zijn gedrag kan reguleren, maar soms wel de intensiteit daarvan. Betrokkenes vermogen om cognitief, emotioneel en sociaal adequaat te functioneren, neemt af onder stress. Tevens is het zo dat betrokkene reeds jaren onder stressvolle omstandigheden leeft, die hij door zijn gedrag grotendeels ook oproept. Betrokkenes cognitieve beperkingen -welke samenhangen met de autismespectrumstoornis- hebben in het tenlastegelegde zijn visie op de situatie bepaald, waardoor zijn gedragsalternatieven dermate zijn ingeperkt dat hij nauwelijks tot ander gedrag kon komen in het tenlastegelegde sub 1, 2 en 3.
De rechtbank voegt hieraan toe dat voornoemd rapport van deskundigen weliswaar is opgemaakt naar aanleiding van andere en eerder door verdachte gepleegde feiten dan de thans tenlastegelegde feiten, maar dat het deskundig gevoelen van rapporteurs ten aanzien van verdachte ook thans nog van toepassing is, nu het deels soortgelijke feiten betreft waarin onder andere hetzelfde slachtoffer is betrokken. De rechtbank betrekt daarbij dat het rapport recent, te weten ruim zes maanden geleden, is opgemaakt.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000318-09.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de tenuitvoerlegging van de gevorderde gevangenisstraf thans niet opportuun is.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 266, 267, 285.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 3:
eenvoudige belediging
T.a.v. feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren en bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of
hebben - in welke vorm dan ook -, met medewerkers van de gemeente Helmond, een en
ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van
of door tussenkomst van de advocaat van verdachte of een derde met bedoelde
personen;
*dat verdachte gedurende de proeftijd zich niet zal ophouden in het gemeentehuis
van de gemeente Helmond, tenzij zijn verschijning noodzakelijk is voor het
verkrijgen van een paspoort, rijbewijs of iets dergelijks.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel op
28 oktober 2010 is geschorst.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 20/000318-09 van de officier van
justitie d.d. 2 december 2010.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. P.P.M. Rousseau en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 4 januari 2011.