In deze zaak, uitgesproken op 6 juli 2011 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen franchisenemers en franchisegevers met betrekking tot een franchiseovereenkomst. De eisers, [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] B.V., vorderen een verklaring voor recht dat zij niet verplicht zijn om een nieuwe rechtsverhouding aan te gaan met een door de franchisegevers aangewezen partij, in dit geval de C1000-groep. De franchisegevers, Super de Boer Winkels B.V. en Van Eerd Beheer B.V., hebben de overeenkomsten met de franchisenemers opgezegd, wat aanleiding gaf tot deze procedure.
De rechtbank oordeelt dat de opzegging van de overeenkomsten door de franchisegevers duidelijk en onmiskenbaar was, waardoor de franchisenemers er op mochten vertrouwen dat de opzegging definitief was. De vordering van de franchisenemers wordt toegewezen, en de rechtbank verklaart dat zij niet verplicht zijn om mee te werken aan de vervanging van hun bestaande rechtsverhoudingen door nieuwe overeenkomsten met de C1000-groep. De rechtbank wijst de vorderingen in reconventie van Super de Boer af, omdat deze geen belang meer hebben nu de overeenkomsten zijn opgezegd.
De rechtbank veroordeelt de franchisegevers in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.140,93 voor de eisers en € 894,00 voor de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter.