ECLI:NL:RBSHE:2011:10078

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB 10/1955
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar aanlegvergunning insteekweg

In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een verleende aanlegvergunning voor een insteekweg. Eiser, die op een afstand van 260 meter van de insteekweg woont, stelt dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat hij zicht heeft op het verkeer dat op de weg rijdt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 maart 2011, waarbij eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde P.J.M. Michielse, en verweerder vertegenwoordigd was door C.A.H. Stolwijk.

De rechtbank overweegt dat de verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de ruimtelijke uitstraling van de insteekweg, vooral door het verkeer van vrachtwagens, het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit betrokken maakt. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zicht heeft op het verkeer vanaf zijn perceel C 4259, dat zich op ongeveer 130 meter van de insteekweg bevindt. De rechtbank oordeelt dat de afstand en het zicht in samenhang moeten worden bezien, en dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.086,36, en moet de gemeente Reusel-De Mierden het griffierecht van € 150,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, in aanwezigheid van griffier M.L. van Veen, op 4 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/1955

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2011

inzake

[eiser],

te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde P.J.M. Michielse,
tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden,

verweerder,
gemachtigde C.A.H. Stolwijk.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2009 (primaire besluit) heeft verweerder aan zichzelf een vergunning verleend voor de aanleg van een insteekweg vanaf de Hamelendijk naast het in aanbouw zijnde pand van Faes Group.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 12 mei 2010 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 maart 2011, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1.
Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eisers belang niet rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. De afstand van de woning van eiser, gelegen aan [adres], tot de insteekweg bedraagt ongeveer 260 meter. Er is niet voldaan aan het nabijheidscriterium volgens verweerder. Ook is volgens verweerder niet voldaan aan het zichtcriterium omdat zich tussen de woning en de insteekweg nog enkele objecten bevinden, waardoor er geen direct zicht is op de insteekweg. Verweerder is van mening dat eiser niet een zodanig specifiek belang heeft bij het besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning voor de insteekweg dat zijn belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van anderen.
3.
Eiser is van mening dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat hij als (mede)eigenaar van het perceel grond C 4259 rechtstreeks zicht heeft op de insteekweg. Zowel de insteekweg als zijn perceel C 4259 zijn gelegen in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Kleine Hoeven”. Verweerder gaat volgens eiser bij de ontvankelijkheidsvraag voorbij aan het argument dat hij in het kader van de procedure die loopt tegen voornoemd bestemmingsplan wel ontvankelijk is. Aangezien hij belanghebbende is bij het gehele bestemmingsplan, is hij dat volgens hem ook voor het perceel waarop de insteekweg gesitueerd is.
Eiser bestrijdt de stelling van verweerder dat de insteekweg noodzakelijk is voor onderhoud van de natuur.
Eiser heeft er verder op gewezen dat door de voorzitter van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorzieningen is toegewezen en het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Kleine Hoeven” gedeeltelijk is geschorst, namelijk de bestemmingen “Bedrijven (B)” en “Verkeersdoeleinden (V)”.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan alleen een belanghebbende tegen een besluit een bezwaarschrift indienen.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Om te kunnen spreken van een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is volgens vaste jurisprudentie bepalend of het belang waarin betrokkene vraagt te worden beschermd rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken, in die zin dat sprake is van een voldoende eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar, actueel en rechtstreeks belang, dat eiser in voldoende mate onderscheidt van het belang dat een ieder heeft bij dat besluit. Daarbij is in het onderhavige geval, nu het primaire besluit een aanlegvergunning betreft, onder meer bepalend of men in de nabijheid van de aan te leggen insteekweg woonachtig is of zicht daarop heeft. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de criteria zicht en afstand steeds in samenhang met elkaar en in combinatie met de specifieke omstandigheden van het geval bekeken moeten worden om te bepalen of een (rechtens te beschermen) belang aanwezig is.
5.
Niet in geschil is dat de afstand van de woning van eiser ongeveer 260 meter van de insteekweg is en dat hij vanaf deze woning geen zicht heeft op de insteekweg. Gezien de hier aan de orde zijnde weg, heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiser bij een dergelijke afstand niet wordt geraakt in een belang dat rechtstreeks bij de verlening van de aanlegvergunning is betrokken als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6.
Voorts is eiser (mede)eigenaar van het perceel C 4259. Niet in geschil is dat de afstand van dit perceel tot de insteekweg ongeveer 130 meter is. Eiser heeft aangevoerd dat hij het verkeer dat op de insteekweg rijdt, kan zien vanaf zijn perceel. Ter zitting heeft hij ter onderbouwing van zijn stelling enkele foto’s overgelegd. Er staan wel bomen tussen het perceel en de weg, maar daar tussendoor is het verkeer zichtbaar. Als de bomen kaal zijn, heeft hij volledig zicht op het verkeer dat over de weg rijdt.
Aangezien de weg (tevens) als ontsluiting van het bedrijfsterrein dient, zijn het vooral vrachtwagens die op de weg rijden en die hij ziet. Verweerder heeft ter zitting erkend dat eiser vanaf het perceel C 4259 zicht heeft op de insteekweg als de bomen kaal zijn.
7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat eiser zicht heeft op het verkeer dat op de insteekweg rijdt. De ruimtelijke uitstraling van de weg is, mede gelet op het feit dat er voornamelijk vrachtwagens rijden, dusdanig dat kan worden geoordeeld dat het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Eiser moet dan ook worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
8.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het primaire besluit en dat hij zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9.
De rechtbank komt thans aan een inhoudelijke behandeling van de zaak niet toe. De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden blijven om die reden onbesproken.
10.
Het beroep van eiser is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11.
Voor wat betreft de proceskostenveroordeling heeft verweerder aangevoerd dat van een vergoeding van kosten van professionele rechtsbijstand geen sprake kan zijn omdat de gemachtigde van eiser geen professionele rechtshulpverlener is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij juridische scholing heeft gehad en beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De rechtbank acht dan ook termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
 waarde per punt € 437,00
 wegingsfactor 1.
12.
De rechtbank zal voorts bepalen dat verweerder de verletkosten van eiser vergoedt. Eiser heeft 4 uur en een loon van € 64,00 per uur (excl. BTW) opgevoerd. Gelet op artikel 1, onderdeel d, in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, bedraagt het maximaal te vergoeden bedrag aan verletkosten € 53,09 per uur. . Hiervan uitgaande bepaalt de rechtbank de te vergoeden verletkosten op € 212,36. Eiser heeft de reis- en verblijfkosten niet gespecificeerd, zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen.
13.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat de gemeente Reusel-De Mierden aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat de gemeente Reusel-De Mierden aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 150,00;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 1.086,36.
Aldus gedaan door mr. D.J. Hutten als rechter in tegenwoordigheid van M.L. van Veen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.
De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen.