In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een verleende aanlegvergunning voor een insteekweg. Eiser, die op een afstand van 260 meter van de insteekweg woont, stelt dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat hij zicht heeft op het verkeer dat op de weg rijdt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 maart 2011, waarbij eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde P.J.M. Michielse, en verweerder vertegenwoordigd was door C.A.H. Stolwijk.
De rechtbank overweegt dat de verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de ruimtelijke uitstraling van de insteekweg, vooral door het verkeer van vrachtwagens, het belang van eiser rechtstreeks bij het besluit betrokken maakt. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zicht heeft op het verkeer vanaf zijn perceel C 4259, dat zich op ongeveer 130 meter van de insteekweg bevindt. De rechtbank oordeelt dat de afstand en het zicht in samenhang moeten worden bezien, en dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.086,36, en moet de gemeente Reusel-De Mierden het griffierecht van € 150,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, in aanwezigheid van griffier M.L. van Veen, op 4 mei 2011.