ECLI:NL:RBSHE:2010:BW1459

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
635538
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een pachtovereenkomst en ontruiming van een landbouwperceel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontbinding van een pachtovereenkomst en de ontruiming van een landbouwperceel. De pachtovereenkomst, goedgekeurd door de Grondkamer, betrof een perceel van 1.98.10 hectare, kadastraal bekend als gemeente Oss, sectie D nummers 2229 en 2230. De eiser, vertegenwoordigd door Janssen & Janssen, vorderde de ontbinding van de pachtovereenkomst op grond van het niet voldoen door de gedaagde aan de wettelijke verplichtingen van artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat de pachter het gepachte bedrijfsmatig exploiteert. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. van Tongeren, voerde aan dat hij het perceel al sinds 1986 in pacht had en dat zijn activiteiten gericht waren op de landbouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldeed aan de criteria voor bedrijfsmatige exploitatie, zoals bedoeld in artikel 7:312 BW. De pachtkamer oordeelde dat de gedaagde zijn verplichtingen als pachter niet nakwam, omdat hij geen volwaardig agrarisch bedrijf exploiteerde. De primaire vordering van de eiser om de pachtovereenkomst te ontbinden werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld om het perceel binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De rechtbank wees het verzoek om een dwangsom af, omdat de eiser voldoende middelen had om de ontruiming af te dwingen.

De rechtbank heeft de gedaagde ook in de kosten van de procedure verwezen, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de pachtkamer van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, bestaande uit drie rechters, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, PACHTKAMER
Zaaknummer : 635538
Rolnummer : CP 16/09
Uitspraak : 23 maart 2010
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser, gemachtigde Janssen & Janssen, gerechtsdeurwaarders te Eindhoven,
t e g e n :
[gedaagde]
wonende te [adres],
gedaagde, gemachtigde mr. W.J.M. van Tongeren, advocaat te Twello,
De procedure
Eiser, verder te noemen [eiser], heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden.
Gedaagde, verder te noemen [gedaagde], is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen.
Daarna is een comparitie na antwoord gehouden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt en waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Daarna is vonnis bepaald.
Onder de genoemde processtukken bevinden zich tevens de in die stukken nader aangeduide producties.
De feiten
Bij de beslissing zal worden uitgegaan van de navolgende feiten:
1. tussen partijen bestaat een door de Grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst met betrekking tot een landbouwperceel, kadastraal bekend [perceelgegevens], ter grootte van 1.98.10 ha.
2. bij deurwaardersexploot van 22 december 2008 is de pachtovereenkomst opgezegd.
De vordering
[eiser] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst met betrekking tot het landbouwperceel, kadastraal bekend gemeente Oss, sectie D nummers 2229 en 2230 ter grootte van 1.98.10 ha te ontbinden met ingang van de datum van het te wijzen vonnis
b. [gedaagde] te veroordelen gemeld perceel binnen drie dagen na de betekening van het vonnis met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten, zulks op straffe van een dwangsom van € 750,-- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen en [eiser] te machtigen die ontruiming zelf middels politie en justitie te doen bewerkstelligen indien [gedaagde] aan die ontruimingsverplichting niet voldoet en alsdan op kosten van [gedaagde],
subsidiair:
c. het tijdstip vast te stellen waarop de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst eindigt
d. [gedaagde] te veroordelen gemeld perceel binnen drie dagen na de betekening van het vonnis met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten, zulks op straffe van een dwangsom van € 750,-- per dag, een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen en [eiser] te machtigen die ontruiming zelf middels politie en justitie te doen bewerkstelligen indien [gedaagde] aan die ontruimingsverplichting niet voldoet en alsdan op kosten van [gedaagde],
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, primair dan wel in het subsidiaire geval.
[eiser] stelt, zakelijk weergegeven het volgende:
In artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de pachter het door hem gepachte bedrijfsmatig moet exploiteren. [gedaagde] komt deze wettelijke verplichting niet na, omdat bij hem geen sprake meer is van een volwaardig agrarisch bedrijf. [gedaagde] exploiteert een loonwerkersbedrijf en uit dat bedrijf haalt hij in hoofdzaak zijn inkomsten, zodat duidelijk is dat van een bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw geen sprake meer is. Nu [gedaagde] het bepaalde in genoemd artikel 312 niet nakomt, moet primair de pachtovereenkomst worden ontbonden.
Subsidiair wordt gesteld dat de pachtovereenkomst tijdig en op juiste gronden is opgezegd. De bedrijfsvoering van [gedaagde] niet is geweest zoals een goed pachter betaamt dan wel is hij ernstig te kort geschoten in de nakoming van zijn wettelijke verplichtingen. De pachtkamer zal het tijdstip moeten vaststellen waarop de pachtovereenkomst eindigt.
Het verweer
[gedaagde] voert, zakelijk weergegeven, als verweer aan dat hij het bedoelde perceel al in pacht heeft vanaf 1986 en dat de totale bedrijfgrootte 3,5 ha bedraagt. Hij gebruikt het gepachte voor agrarische doeleinden afwisselend voor de teelt van maïs en aardappelen. Hij is beslist geen hobbyboer. Het nettoresultaat over 2008 bedroeg € 6.084,-- dus van een bijkomstigheid is geen sprake. De activiteit van [gedaagde] als pachter is gericht op de landbouw en op het maken van winst door de landbouw. Een nevenberoep in de landbouw moet toch mogelijk zijn. Tegen de subsidiaire vordering worden aangevoerd dat geen van beide opzeggingsgronden in orde is. Verpachter is bejaard, is nooit agrariër geweest en heeft het gepachte nooit gebruikt. Hij heeft louter en alleen een financieel belang n.l. de verkoop van de grond vrij van pacht.
De beoordeling
Voor de beoordeling van zowel de primaire als de subsidiaire vordering is van belang of de pachter voldoet aan het bepaalde in artikel 7:312 BW en met name over de vraag of sprake is van "bedrijfsmatige uitoefening" van de landbouw door [gedaagde].
Of sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie overweegt de Pachtkamer van het Gerechtshof te Arnhem in het arrest van 20 oktober 2009 het volgende:
Tegen de achtergrond van de wetsgeschiedenis van artikel 7:312 BW veronderstelt een bedrijfsmatige exploitatie van het gepachte dat sprake is van een complex van economische activiteiten, gericht op winst door uitoefening van de landbouw. Voor de vraag of daarvan sprake is, achter het hof de navolgende gezichtspunten in het bijzonder van belang:
a. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
b. de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
c. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
d. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft.
Bij de comparitie na antwoord is [gedaagde] niet verschenen en zijn gemachtigde heeft verklaard dat [gedaagde] een betrekkelijk groot loonwerkbedrijf exploiteert met een wisselend personeelsbestand van 1 tot 6 personen; dat de opbrengst van het gepachte in 2008 circa € 6.000,-- bedroeg, dat 2008 een goed jaar was omdat toen aardappels geteeld werden; van de opbrengst van maïs heeft hij geen financiële gegevens maar dat is wel minder dan bij aardappelen. De 3,5 ha landbouwgrond is een constante factor en hij denkt dat [gedaagde] ook het resterende deel gepacht heeft. Verder neemt de gemachtigde aan de opbrengst van het gepachte is opgenomen in de jaarstukken van [gedaagde].
Vastgesteld moet worden [gedaagde] als pachter niet voldoet aan de hierboven omschreven criteria. Zijn agrarische bedrijf omvat slechts 3,5 ha, niet gebleken is van eventuele investeringen in dat bedrijf en over het te verwachten ondernemings-rendement geeft [gedaagde] geen enkele informatie, terwijl vaststaat dat de hoofdfunctie van [gedaagde] gelegen is buiten zijn agrarische onderneming.
Door [gedaagde] zijn geen jaarstukken en dergelijke in het geding gebracht en gelet op het vorenstaande ziet de pachtkamer ook geen reden om [gedaagde] alsnog in de gelegenheid te stellen de jaarstukken over te leggen.
Op grond van hetgeen hiervoor is gesteld en uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken komt de pachtkamer tot het oordeel van het gepachte door [gedaagde] niet bedrijfsmatig wordt gebruikt als bedoeld in artikel 7:312 BW. Hij wordt daarom ge- acht tekortgeschoten te zijn in de nakoming van zijn verplichtingen als pachter als bedoeld in artikel 7:376 BW. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat dit een juridische kwalificatie is hetgeen niet betekent dat [gedaagde] het gepachte niet op een verantwoorde wijze zou hebben geëxploiteerd.
De primaire vordering van [eiser] is toewijsbaar en de pachtkamer zal de pachtovereenkomst tussen partijen ontbinden en de ontruiming bevelen.
Het opleggen van een dwangsom als onderdeel van de ontruimingsvordering wordt afgewezen. [eiser] heeft zelf verzocht hem te machtigen die ontruiming zelf te doen uitvoeren als [gedaagde] daarmee in gebreke blijft. Daarmee heeft [eiser] voldoende middelen om de ontruiming af te dwingen en maakt een dwangsom overbodig.
Gelet de beslissing op de primaire vordering, behoeft op de subsidiaire vordering niet te worden beslist.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden verwezen en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
DE BESLISSING
De pachtkamer
- ontbindt de pachtovereenkomst tussen partijen met betrekking tot een perceel landbouwgrond, kadastraal bekend [perceelgegevens] ter grootte van 1.98.10 ha met ingang van heden;
- veroordeelt [gedaagde] het gepachte perceel binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten en machtigt [eiser] die ontruiming zonodig zelf te doen bewerkstelligen door middel van politie en justitie te doen bewerkstelligen, indien [gedaagde] aan die ontruimingsverplichting niet voldoet in gebreke blijft en alsdan op kosten van [gedaagde],
- verwijst [gedaagde] in de kosten van het geding aan de kant van [eiser] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 85,98 aan explootkosten, € 110,-- aan vastrecht en € 400,-- aan salaris van de gemachtigde.
- wijst af het meer of anders gevorderde
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, bestaande uit mr. P. van Uffelen , voorzitter, A.G.J. Murray en T.G.M. Pruijn als deskundige leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de pachtkamer in het arrondissement 's-Hertogenbosch te Boxmeer van 23 maart 2010 door mr. P. van Uffelen, voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer CP 635538/16/09 blad 4
vonnis