2.2.2. NulVier exploiteert een aantal kinderdagverblijven voor kinderen van 0 tot 4 jaar en buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. Bij NulVier zijn 42 werknemers werkzaam.
Aanvankelijk werkte [B] gedurende 30 uur per week drie dagen in de buitenschoolse opvang als vaste kracht en één dag in de dagopvang als invalkracht.
De problemen met [B] zijn begonnen toen zij eind 2009, in een periode waarin ze (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, had aangegeven graag drie dagen in de dagopvang te willen werken, omdat de buitenschoolse opvang moeilijk te combineren was met haar thuissituatie. Haar leidinggevende had echter twijfels over het optimaal functioneren van [B] in de dagopvang. NulVier wilde [B] echter die kans bieden en afgesproken werd, dat [B] vanaf 11 december 2009 in het kader van haar re-integratie twee dagen boventallig zou gaan werken op de dagopvang. Er hebben tussentijdse evaluatiegesprekken plaatsgevonden op 14 januari en 8 maart 2010. Bij dit tweede gesprek bleek, dat de werkzaamheden in de dagopvang te zwaar waren voor [B], met name vanwege de neventaken. Voorts bleek, dat [B] de nieuwe gedragsregels van NulVier niet wenste te accepteren (m.n. het verbod om op de dagopvang een kinpiercing te dragen), regelmatig op vrijdag te laat kwam en in verband met haar thuissituatie niet kon voldoen aan de geldende werktijden. [B] maakte haar thuissituatie (te veel) het probleem van NulVier. Als gevolg van de werkhouding van [B] werd het werken binnen de buitenschoolse opvang steeds problematischer.
Op 18 maart 2010 is afgesproken, dat [B] zich per 1 juni 2010 volledig beter zou melden en dat de werkzaamheden in de dagopvang zouden worden uitgebreid. Het gesprek werd bij e-mail van 19 maart 2010 bevestigd. Bij brief van 22 maart 2010 kwam [B] echter weer terug op de gemaakte afspraken. Zij gaf ook aan niet bereid te zijn haar kinpiercing in de dagopvang te verwijderen. Bovendien bleef ze haar thuissituatie het probleem van NulVier maken. Bij e-mail van 23 maart 2010 is [B] nogmaals gemaand zich te houden aan de gemaakte afspraken.
Ondanks de afspraken droeg [B] tijdens haar werkzaamheden op 9 april 2010 toch een kinpiercing. Bij brief van 13 april 2010 heeft zij daarvoor een officiële waarschuwing gekregen. Tijdens een gesprek op 13 april 2010 werd tevens geconstateerd, dat [B] niet de juiste werkhouding laat zien en afspraken niet nakomt.
In mei 2010 heeft [B] een deskundigenoordeel aangevraagd omdat zij zich niet kon vinden in het oordeel van de bedrijfsarts dat zij per 1 juni 2010 volledig arbeidsgeschikt werd geacht. Op 20 mei 2010 schaarde het UWV zich achter het oordeel van de bedrijfsarts.
Op 28 mei 2010 ontving NulVier een klacht van een ouder over het gedrag van [B]. Bij brief van 3 juni 2010 is [B] terzake deze klacht officieel berispt en gewaarschuwd.
Overeenkomstig de medische adviezen heeft [B] zich op 1 juni 2010 volledig hersteld gemeld. Op 10 juni 2010 bleek echter, dat [B] door haar negatieve werkhouding de arbeidsrelatie met haar leidinggevende en met enkele collega's op scherp had gezet. Toen [B] zich ging verschuilen achter haar ziekte is na overleg met de bedrijfsarts besloten om [B] op non-actief te zetten.
Voor NulVier is de maat vol.[B] herkent zich op geen enkele wijze in de kritiekpunten, verschuilt zich achter haar ziekte en is niet bereid of in staat haar thuissituatie aan te passen aan haar werksituatie. NulVier kan geen invulling meer geven aan het dienstverband nu [B] weigert het oordeel van de bedrijfsarts en het UWV te accepteren. NulVier heeft nog pogingen ondernomen om te komen tot een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, doch die pogingen hebben geen resultaat gehad. Bij inwilliging van het verzoek is er geen enkele reden aan [B] een vergoeding toe te kennen.