vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825282-10
Datum uitspraak: 08 december 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats, adres]
thans gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier in Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 juli 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1. hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 170 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2 aanhef en onder C jo. 10 lid 3 van de Opiumwet)
2. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk te bereiden en/of te bewerken en/of te verwerken en/of te vervaardigen een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk
- in een ruimte een laboratorium (met daarin een groot aantal productie- en verpakkingsmiddelen) heeft ingericht en/of
- in een (andere) ruimte een loog- en opslagruimte heeft ingericht en/of
- het productieproces in genoemd laboratorium heeft gestart en/of bewaakt en/of hierop toezicht heeft uitgeoefend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2 aanhef en onder B/D jo. 10 lid 4 van de Opiumwet jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
3. hij in of omstreeks van 1 oktober 2009 tot en met 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, (grote) hoeveelheden benzylmethylketon (BMK) en/of mierenzuur en/of zoutzour en/of (andere) chemicaliën , (steeds) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) (steeds) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en); (artikel 10a van de Opiumwet)
4. hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een revolver (Smith & Wesson, type .357 magnum), en/of munitie van categorie II of categorie III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 2 jo. 26 lid 1 jo. 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
De rechtbank zal hierna eerst de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Aansluitend zal een zakelijke opsomming van de bewijsmiddelen worden gegeven. Allereerst zullen daarbij de bevindingen van de politie ten aanzien van het aantreffen van het laboratorium en het resultaat van technisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut aan de orde komen. Het betreft hier zowel chemische analyses van de aangetroffen en in beslag genomen chemische (rest)stoffen, alsook onderzoek naar DNA-sporen op aangetroffen gebruiksvoorwerpen en andere in het laboratorium aangetroffen voorwerpen. Verder zal een aantal verklaringen van getuigen en de verdachten worden weergegeven en de daaraan door de rechtbank verbonden conclusies.
De rechtbank zal vervolgens afsluiten met haar beslissingen en de motivering ervan.
Aanleiding.
Op 27 mei 2010 gaan politieambtenaren naar de woning, gelegen aan de [adres 1] te Vlierden. Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (verder: CIE) is informatie binnengekomen in de periode januari 2010 - maart 2010 over een nertsfokkerij aan de [adres 1] te Vlierden. In een schuur zouden synthetische drugs worden vervaardigd. Ook zou sprake zijn van een hennepkwekerij. Deze informatie wordt op 11 mei 2010 door middel van een proces-verbaal van de plaatsvervangend chef van de Regionale CIE ter beschikking gesteld aan de afdelingschef van de politieafdeling Deurne Asten Someren.1 Op 6 mei 2010 vindt een telefonische melding plaats dat er zich een hennepplantage zou bevinden op het perceel [adres 1] te Vlierden. Er wordt (anoniem) melding gemaakt bij de politie van stankoverlast. Er is twee maal eerder een hennepkwekerij geweest bij [medeverdachte] en de melder is er zeker van dat er weer iets gebeurt dat het daglicht niet kan verdragen.2 Op basis van deze verdenking is ter zake verdenking van overtreding van de Opiumwet machtiging tot binnentreden verleend door [inspecteur].3
Standpunt van de officier van justitie.
De officier acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger is betrokken bij de feiten 1 tot en met 3. Hetzelfde is het geval met betrekking tot feit 4, het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De mededaders zijn in dat geval de onbekend gebleven andere personen die in het laboratorium zijn betrokken bij de illegale productie van amfetamine.
Standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er voor betrokkenheid van verdachte bij feit 4, het voorhanden hebben van een vuurwapen, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De omstandigheid dat hij aanwezig is geweest op de plaats van het laboratorium is onvoldoende. Uit het dossier blijkt niet dat het wapen is onderzocht op sporen (vingerafdrukken, DNA). Deze onvolledigheid mag niet ten nadele van verdachte uitpakken. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de rol van verdachte zeer beperkt is en dat het de andere, onbekend gebleven, derden zijn die het voor het zeggen hadden in het laboratorium. Verdachte verrichtte slechts hand- en spandiensten: hij mengde de loog aan en haalde soms materialen op. Ook haalde hij wel eens eten voor de hoofdfiguren. Hij kreeg als beloning voor deze werkzaamheden af en toe een beperkt geldbedrag van hooguit enkele honderden euro's.
Bewijsmiddelen.
De politie gaat met voormelde machtiging ter plaatse. In het proces-verbaal bevindingen relateert [hoofdagent] dat hij met een aantal andere politieambtenaren naar dit pand is gegaan. Het pand [adres 1] is geschakeld met [adres 1]a en 9. [inspecteur] [agent 1] en [agent 2] zijn naar de voordeur van de woning gelopen en hebben aangeklopt en aangebeld. Nadat niemand reageert loopt [hoofdagent] samen met aspirant [agent 2] achterom. Aan de achterzijde van de woning kwam een man verbalisant [agent 2] tegemoet lopen. De man was gekleed in een witte korte broek en een wit hemd. [hoofdagent] vraagt de man naar diens naam. De man zegt niets en draait zich om. [hoofdagent] ziet dat zijn collega [agent 3] inmiddels in de achtertuin is en dat [agent 3] direct doorliep richting een houten deur. [hoofdagent] zag dat dit een zijdeur was van de schuur naast de woning [adres 1]. De man zei dat zijn legitimatiebewijs in de schuur lag en maakte aanstalten naar de zijdeur van de schuur toe te lopen. [hoofdagent] en [agent 2] gingen voor de man staan en hebben hem tegengehouden om te voorkomen dat de man de schuur zou inlopen. Op dat moment kwam [agent 3] aanlopen en zei dat het positief was. [hoofdagent] rook op dat moment een geur die hij herkende als de geur van amfetamine. De man zei tegen [hoofdagent] dat de man "het" uit moest zetten en hij wilde opnieuw richting schuur lopen. Op dat moment kwam ook [politieambtenaar] bij de man staan. [hoofdagent] hoorde de man opnieuw zeggen dat hij "het" uit moest zetten omdat het anders niet goed zou gaan. [hoofdagent] overlegt met zijn collega's ter plaatse en besluit de man onder begeleiding de schuur binnen te laten gaan. [hoofdagent] en [agent 3] zien de man eenmaal binnen handelingen verrichten met betrekking tot een op de grond staande brander met een rondbodemkolf. [politieambtenaar] en [hoofdagent] houden vervolgens de man aan op verdenking van overtreding van de Opiumwet.4
Door verbalisanten [politieambtenaar] en [agent 1] is eveneens een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Zij beschrijven dat ook zij naar de achterzijde van de woning aan de [adres 1] zijn gelopen. Bij een houten deur, die open staat, ruiken en herkennen zij de geur van amfetamine. Zij horen collega [hoofdagent] om assistentie vragen. Nadat hij ter plaatse komt hoort hij een man, die is gekleed in een witte korte broek en een wit hemd, iets zeggen in de trant van "Ik moet terug". [politieambtenaar] deelt de man mede dat hij staande is gehouden. De man zei daarop "Ik moet het uitzetten anders loopt het echt fout", of woorden van gelijke strekking. [politieambtenaar] ziet de man samen met [agent 3] de schuur in gaan.5
[politieambtenaar 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen vermeld dat hij nabij de achterdeur van de woning [adres 1] een man zag lopen. Die man bleek later [verdachte] te zijn. Op de vraag of de man zich kon legitimeren zei de man dat zijn legitimatiebewijs in de schuur lag en liep meteen naar een deur van de schuur. Hij werd tegengehouden door politieambtenaren. De man zei tegen [politieambtenaar 1] dat hij het gas moest uitzetten omdat het anders foute boel zou zijn. In overleg besloot de politie de man de schuur binnen te laten gaan. Nadat de man was aangehouden liep [politieambtenaar 1] met de man de keuken van de woning in. De man vroeg of hij zijn stinkende kleding mocht uittrekken en deed zijn kleding uit. [verdachte] liep enige tijd later naar een witte Opel Astra, kenteken [kenteken 1].6
[verbalisant 1] beschrijft in zijn proces-verbaal van bevindingen een gedeelte van de doorzoeking door rechter-commissaris mr. Van der Leeuw. [verbalisant 1] geeft aan dat [verdachte] in het bezit was van de huissleutel van het woonhuis aan de [adres 1] en van een sleutel die paste op het hangslot waarmee de schuur aan de voorzijde was afgesloten. In de woning werden o.a. een Nederlands rijbewijs op naam van [persoon 1] en een notitieblok in beslag genomen.7
[politieambtenaar 1] legt in een proces-verbaal zijn bevindingen vast met betrekking tot de doorzoeking in een schuur en de ontmanteling van het amfetaminelaboratorium. Onder leiding van mr. Donkersloot is deze zoeking en ontmanteling verricht. De ontmanteling gebeurde door personeel van de landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (verder: LFO), [persoon 2] en [persoon 3]. Voor bijzonderheden verwijst verbalisant naar het proces-verbaal van het LFO. De aangetroffen goederen werden fotografisch vastgelegd en op schrift gesteld in een lijst van in beslag genomen goederen.8
Door verbalisanten [hoofdagent] en [agent 1] is eveneens een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Zij hebben de auto van verdachte doorzocht. In het opbergvakje van de rechterportier werd een pakbon van Vlamings BV te De Mortel aangetroffen, die betrekking heeft op de aankoop van 200 kilo natriumhydroxide (natronloog, NaOH) en een groot aantal latex handschoenen.9
In een schuur treft de politie een in werking zijnd laboratorium aan waar amfetamine wordt geproduceerd op basis van de zgn. Leuckart-methode. De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] beiden senior LFO-experts, relateren dat zij ondersteuning hebben verleend aan de politie Brabant Zuid-Oost bij de ontmanteling van de op 27 mei 2010 in Vlierden aangetroffen productieplaats van synthetische drugs. Zij beschrijven in hun proces-verbaal de aangetroffen situatie en duiden aan waar zij bepaalde goederen en chemische stoffen hebben aangetroffen. Er worden o.a. jerrycans aangetroffen met een inhoudsmaat van 5 liter. Bij een aselecte steekproef wordt uit twee ervan een monster genomen en dit monster wordt ter plekke onderzocht. De door de verbalisanten gebruikte apparatuur geeft aan dat het gaat om Benzylmethylketon, afgekort bekend onder de aanduiding BMK.10 In een beschrijving van de ruimte die door verbalisanten wordt aangeduid als laboratoriumruimte (code "L") beschrijven verbalisanten dat er op dat moment bepaalde stappen in de synthese van amfetamine werden uitgevoerd. [agent 1] had verbalisanten verteld dat de verdachte deze brander uit had gezet ter voorkoming van oververhitting. Verbalisanten nemen waar dat alle gasflessen openstaan en alleen de kranen bij de branders gesloten waren, behalve een.11 Verbalisanten stellen op basis van hun waarneming vast dat er op die plaats al gedurende enkele uren een destillatieproces plaats had gehad, dat onderdeel vormt van de synthese/productie van amfetamine. Op een tafel troffen verbalisanten een gedeelte van een opengesneden fles aan (foto's 14 en 15 12), met daarin een hoeveelheid nat poeder/witte pasta. Een klein gedeelte van de stof werd getest door verbalisanten en deze test gaf aan dat het monster amfetamine(sulfaat) bevatte.13 In een andere ruimte, aangeduid als "Loog en opslagruimte"( code : "LO") werden jerrycans aangetroffen met aanduidingen als mierenzuur, zoutzuur, zwavelzuur, caustic soda (NaOH) en methanol.14 Ook werd een groot aantal jerrycans met etiket "Seasoil of Substral of Oilio aangetroffen.15 Verder treffen verbalisanten zes 120 liter (wijdklem) dekselvaten aan waarin zeer waarschijnlijk de amfetamine-olie naar de tweede kookfase werd geneutraliseerd (loogvaten). Ook deze vaten hadden een hogere temperatuur dan de omgeving. De verbalisanten baseren daarop hun stelling dat die vaten zeer waarschijnlijk die dag waren gebruikt voor het logen van de in de laboratoriumruimte vervaardigde amfetamine-olie van de tweede kookfase. In de tuin (foto's 26 tot en met 28) 16 troffen verbalisanten vaten aan en troffen zij een vervuiling van de bodem aan die sterk rook naar de bij verbalisanten bekende en kenmerkende geur van amfetamine-achtige stoffen. Zeer waarschijnlijk was hier volgens verbalisanten afval dat was ontstaan bij de vervaardiging van amfetamine op en in de bodem gedumpt.17
De aangetroffen goederen werden voor nader onderzoek en monsterneming afgevoerd door werknemers van het [bedrijf 1]
zijn overgebracht naar het [bedrijf 2] [adres 2] te Amsterdam.18
De beschrijving van de synthesewijze van amfetamine, aangeduid als de "Leuckart"-methode, is vermeld op de pagina's 87 en 88 van dit proces-verbaal. Tevens is er een verwijzing naar een informatieblad van het Nederlands Forensisch Instituut, waarin meer in detail deze bereidingswijze wordt omschreven.19
In zijn proces-verbaal van bevindingen beschrijft [hoofdagent] dat hij op 8 juni 2010 aanwezig is geweest bij de monsterneming op de locatie [adres 2] te Amsterdam. In een afgesloten ruimte van het [bedrijf 2] bevonden zich de goederen en stoffen die in beslag zijn genomen uit het amfetaminelaboratorium uit de zaak [naam onderzoek] (opm. Rb.: de naam die de politie heeft gegeven aan dit dossier, zie kaft). De nummering van de beschreven zaken is overgenomen van het LFO-beslag. Deze beslaglijst bevindt zich in het proces-verbaal op de pagina's 4 tot en met 18. Bij deze monsterneming waren aanwezig: [verbalisant 2] [verbalisant 3] beiden LFO-expert, een medewerker van de FIOD-ECD, drie medewerkers van het NFI en verbalisant [hoofdagent].20
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 oktober 2010, opgesteld door dr. M.A. Hoitink vermeldt dat de door het NFI onderzochte stoffen afkomstig zijn van twee monsternemingen:
De materialen van aanvraag 1 zijn op 27 mei 2010 genomen bij de ontmanteling van het laboratorium op locatie [adres 1] te Vlierden. De materialen van aanvraag 2 zijn afkomstig van de monsterneming bij het [bedrijf 2] Amsterdam op 8 juni 2010 en is uitgevoerd door de NFI-medewerkers dr. J.W. Hulshof, ing. R. Damen en ing. J Rolvink. Het NFI-rapport vermeld dat de materialen vanaf de locatie [adres 1] te Vlierden zijn overgebracht naar het [bedrijf 2] Amsterdam. De genoemde NFI-medewekers hebben geassisteerd bij de monsterneming op verzoek van [verbalisant 2] van de politie. De gebruikte nummering in het rapport van het NFI is gelijk aan de nummering die is gebruikt door de LFO is gebruikt.21
In het NFI rapport blijken de volgende monsters van aanvraag 1 de navolgende stoffen te bevatten:
Ruimte G (gang)
G 001 1-A AAAU9871NL en AAAU9872NL : twee monsters uit (5 liter) jerrycans : bevatten beide Benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon (verder: BMK).22
Ruimte L. (laboratorium)
L 1 (AAAU9873NL) monster wit geklonterd poeder, volgens opgave uit de onderste helft van een opengesneden kunststof flesje: bevat BMK en amfetamine 23
L 11 (AAAU9833NL) monster wit geklonterd poeder volgens opgave uit de bovenste helft van een opengesneden kunststof flesje. Dit monster bevat amfetamine en BMK
L4 (AAAU9876NL) monster bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave uit ongeveer 8 liter in een glazen 3-halsrondbodemkolf, geplaatst op een gasbrander voorzien van een rondbodemkolfhouder. Rondbodemkolf maakte deel uit van een destillatieopstelling. Een behangstoommachine was d.m.v. een slang/stang gekoppeld aan de kolf. Ten tijde van de ontdekking brandde de gasbrander van deze optelling. Dit monster bevat BMK en amfetamine.24
Ruimte LO (loog opslag) OL -1 (AAAU9884NL) monster kleurloze vloeistof volgens opgave uit een voor 2/3 e deel gevulde speciekuip. Dit monster bevat N-formylamfetamine en BMK.
en OL (AAAU9985NL) monster donkerbruine olieachtige vloeistof volgens opgave uit een voor de helft gevulde speciekuip. Dit monster bevat amfetamine en BMK.
Ook de monsters van aanvraag 2 zijn onderzocht. Enkele resultaten:
Uit ruimte G (Gang)
G003-A (AACD0828NL) monster kleurloze sterk zure vloeistof, uit geheel gevulde 20 liter jerrycan met opschrift zoutzuur 30%. Dit monster bevat zoutzuur.25
G004-A (AACD0829NL) monster kleurloze sterk zure vloeistof, uit geheel gevulde 25 liter jerrycan met opschrift mierezuur. Dit monster bevat mierenzuur.26
G024-A (AACD0825NL) monster gele vloeistof, uit een van de vier 5 liter jerrycans met lichtgele vloeistofresten en etiket "Substral" Dit monster bevat BMK.27
G025-A (AACD0825NL) monster gele vloeistof, uit een van de vier 5 liter jerrycans met lichtgele vloeistofresten en etiket "Seasol" Dit monster bevat BMK.28
Ruimte L (laboratorium)
L 21-A (AACD0826NL) monster gele vloeistof, uit een 5 liter jerrycan met lichtgele vloeistofresten en etiket "Oilio" Dit monster bevat BMK.29
L 33-A (AACD0791NL) monster gele vloeistof, uit een geheel gevulde 5 liter jerrycan met etiket "Oilio" Dit monster bevat BMK.30
L 34-A (AACD0790NL) monster gele vloeistof, uit een met 3 liter vloeistof gevulde 5 liter jerrycan met etiket "Oilio" Dit monster bevat BMK.31
Ruimte L/O (loog/opslagruimte)
LO 102 A, LO 105-A, LO111-A, LO181-A, LO87-A,LO98-A, betreft telkens geheel of gedeeltelijk met vloeistof gevulde jerrycans of metalen vat, inhoud variërend van 20 tot 60 liter. De monsters bevatten N-formylamfetamine en/of BMK.32
LO 252 31 jerrycans (5 liter) met lichtgele vloeistofresten met etiket "Oilio", zes zijn er bemonsterd (LO 252A t/m 252F: deze monsters bevatten BMK.33
LO 254 acht (5 liter) jerrycans met lichtgele vloeistofresten met etiket "Substral". Een is er bemonsterd, resultaat: bevat BMK.34
Het rapport vermeldt verder dat bij het laboratoriumonderzoek werd vastgesteld dat een groot deel van de monsters BMK en/of N-formylamfetamine en/of amfetamine en/of diverse gerelateerde syntheseverontreinigingen bevatten. Dit is terug te voeren op de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de zogenaamde Leuckart methode.35
Bijlagen bij verhoor van [verdachte] d.d. 30 juni 2010, een viertal foto's van beschreven kartonnen dozen. Op vier foto's staan namen vermeld: [naam 1 en naam 2 resp. naam 3, naam 4 en naam 2].36 Tevens een tweetal foto's van de tafel met nabijgelegen laboratoriumopstelling. Op dit foto zijn twee handschoenen te zien en twee opengeknipte plastic flesjes met in een daarvan een lepel. Op een andere foto is een detailopname gemaakt van het flesje met de lepel. In het flesje bevindt zich een witgekleurde massa.37 Deze foto is een vergroting van die op p 99.
In zijn ambtsedig proces-verbaal bevindingen van 1 juli 2010 geeft [verbalisant 1] aan
dat hij onderzoek heeft gedaan naar de behangstomers die waren aangetroffen in het laboratorium aan de [adres 1] te Vlierden. Zijn onderzoek leerde verbalisant dat beide behangstomers waren gehuurd bij Karwei in 's-Hertogenbosch op
[datum]. De huurder van deze apparaten was [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1967. Deze huurder had zich gelegitimeerd met zijn Nederlands paspoort.38
Het kopie van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 29 juli 2010, opgesteld door dr. R.J. Blink, vermeldt dat de biologische sporen zijn onderzocht naar aanleiding van overtreding van de Opiumwet in Vlierden (gemeente Deurne) op 27 mei 2010. Als kenmerk van de aanvrager staat vermeld: PL 2119/200073743-18 en als parketnummers worden de nummers 01/825282-10 en 01/825318-10 aangegeven. Van een drietal blikjes bier, resp. frisdrank is een bemonstering afgenomen (spoornummers: AACE4014NL, AACE4015NL en AACE4018NL. Van spoornummer AACE4012NL "bemonstering van een laboratoriumhandschoen" zijn twee bemonsteringen verkregen met identiteitszegel AABW4725NL en AABW4726NL. Van spoornummer AACE4013NL is een viertal bemonsteringen verkregen, te weten AABW4727NL tot en met AABW4730NL. 39
Van genoemde sporen is bepaald welk(e) DNA-profiel(en) aantoonbaar zijn. De resultaten hiervan zijn vergeleken met het DNA-profiel van [medeverdachte] en [verdachte], zoals vastgesteld aan het bij ieder van verdachten afgenomen referentiemateriaal. Het DNA-profiel op de sporen AACE4014NL , AACE4015NL, AACE4018NL, AABW4725NL, AABW4726NL, AABW4727NL en AABW4728NL kan niet afkomstig zijn van [medeverdachte], wel van [verdachte]. Het profiel komt overeen met dat van [verdachte] en de kans dat de aangetroffen DNA-profielen overeenkomen met een willekeurig gekozen persoon is in alle gevallen kleiner dan één op één miljard. De onderzoeker merkt op dat in de handschoenen enkele zwak aanwezige DNA-kenmerken vastgesteld van tenminste één andere persoon.40
In het verslag van binnentreden van verbalisant [verbalisant 1] staat vermeld dat met machtiging van de hulpofficier inspecteur [inspecteur] is binnengetreden op 27 mei 2010 omstreeks 13.15 uur.
In de woning zijn (o.a.) de navolgende goederen in beslag genomen: een Nederlands rijbewijs, een huurovereenkomst en een notitieblok.
Uit het proces-verbaal van de doorzoeking in de woning van [medeverdachte], getekend door rechter-commissaris mr. De Leeuw en [verbalisant 1] als waarnemend griffier, blijkt dat (o.a.) de navolgende goederen in beslag genomen zijn:
een Nederlands rijbewijs op naam van [persoon 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 1977, huurovereenkomsten en een handgeschreven notitieboek.41
Verbalisant [agent 1] beschrijft in zijn op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte] op een tafeltje een notitieblok werd aangetroffen en in beslag genomen.
Op drie pagina's van dit notitieblokje werd een overzicht aangetroffen met o.a. aangegeven " Huur en Betalingstabel p/week..... 7200 p/maand.
Bij een groot aantal data staat 1600 vermeld als "tegoed". In een andere kolom staat 12.000. Ook staat - zakelijk weergegeven - geschreven: "Niet eerder op papier bijgehouden maar met [verdachte] en [persoon Y] nageteld (nagerekend) en geconcludeerd dat er ... niet meer betaald is dan 11.000 euro of 12.000 euro. Verder vermeldt het notitieboekje "1.500 betaald [verdachte]" en "1.000 betaald [verdachte]".42
De politie heeft een aantal getuigen gehoord. Hierna volgt een korte samenvatting van voor het bewijs relevante gedeelten van deze verhoren.
[persoon 4] heeft op 8 juni 2010 verklaard dat hij van begin 2009 tot februari 2010 in de woning [adres 1] te Vlierden heeft gewoond, samen met zijn vriendin [persoon X] Getuige komt er nog af en toe, o.a. om de post op te halen. [medeverdachte] heeft na de herfst in 2009 de schuur naast zijn huis verhuurd. Hij heeft aan [medeverdachte] gevraagd wat er gebeurde in de schuur. "[medeverdachte] mocht me dit niet vertellen. Ik wist wel dat het niet voor de opslag was en dat hij hier 1700 euro per week voor beurde."43
[betrokkene] verklaart dat zij samen met haar vriend [persoon 4] vanaf februari 2009 gewoond heeft in de woning van [medeverdachte] aan de [adres 1] te Vlierden. [medeverdachte] is de schuur gaan verhuren in de tijd dat ik er woonde. "Ik dacht dat het in september 2009 was. Ik heb binnen in woning wel eens een persoon van ongeveer 35 jaar oud gezien die [persoon Y] heette. [persoon Y] kwam eens in de twee of drie weken". Getuige heeft eenmaal een zure lucht geroken. Er was toen ook een soort walm te zien.44
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij werkzaam is geweest in het laboratorium . Hij verklaart verder dat hij loogoplossing heeft gemaakt op verzoek van twee andere personen, en dat zij hem hebben uitgelegd hoe hij dat moest doen. Ook geeft hij toe andere werkzaamheden te hebben verricht zoals het kopen van natronloog (natriumhydroxide) en huren van stoomapparaten ten behoeve van de mannen die het laboratorium hadden ingericht.
Verdachten zijn ook door de politie gehoord.
Verdachte heeft op 30 juni 2010 verklaard dat hij al ruim voor Nieuwjaar 2010 op het adres [adres 1] te Vlierden kwam. Hij verklaart dat hij aan [medeverdachte] een aantal maal geld heeft gegeven. "Ik werd door [medeverdachte] [naam] genoemd. Ook noemde hij mij [verdachte], dus bij mijn voornaam. Ik heb de stoommachines gehuurd die zijn aangetroffen in het laboratorium. De kleding die ik droeg ten tijde van mijn aanhouding, rook sterk naar de geur van het laboratorium. Dat was omdat ik meestal die kleren aanhad wanneer ik in het laboratorium hielp."45
Hij heeft op 1 juli 2010 verklaard dat [medeverdachte] gewoon wist wat er in de schuur gebeurde, omdat hij dat moet hebben gezien en geroken.46
Verdachte is ter zitting gehoord als getuige in de zaak [medeverdachte]. Na afloop van dit verhoor heeft hij als verdachte in zijn eigen zaak verklaard dat hij de door hem als getuige afgelegde verklaring tevens wilde afleggen als verdachte in zijn eigen strafzaak. In deze verklaring heeft hij zijn eerdere politieverklaringen bevestigd.47
[medeverdachte] heeft op 16 juni 2010 als verdachte verklaard dat hij met betrekking tot de loods na het sluiten van de huurovereenkomst alleen contact heeft gehad met een man die hij [naam] noemde. Dat was de man die hem de huur voor de schuur betaalde. De verbalisanten tonen [medeverdachte] een foto van [verdachte]. "Die man op de foto is de man die ik [naam] noem."48
Conclusies.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat er in het laboratorium in de schuur naast de woning [adres 1] te Vlierden op grote schaal amfetaminebereiding heeft plaatsgevonden. Ook zijn grote hoeveelheden stoffen (o.a. BMK, mierenzuur, zoutzuur) gevonden die geschikt zijn om amfetamine van te maken. Er is een betrekkelijk geringe hoeveelheid "losse " amfetamine in het laboratorium aangetroffen (in een doorgesneden plastic flesje). Ten tijde van de ontdekking van het laboratorium op 27 mei 2010 was de productie van amfetamine (synthese en isolatie van amfetamine) echter in volle gang. Uit de aangetroffen laboratoriumopstelling en de grote hoeveelheden grondstoffen, tussenproducten uit de synthese van amfetamine en afvalstoffen die zijn aangetroffen volgt het bewijs dat ook in de daaraan voorafgaande periode gedurende enige tijd op grote schaal soortgelijke strafbare feiten zijn gepleegd.
[verdachte] was een van de producenten. Hij was niet alleen ter plaatse toen de politie het laboratorium ontdekte, op handschoenen die zijn aangetroffen in het laboratorium zijn alleen DNA-profielen aangetroffen die overeenkomen met zijn DNA-profiel. Op voorwerpen in het laboratorium zijn berekeningen/overzichten aangetroffen waar, naast twee andere namen, de naam "[naam]" vermeld stond. [medeverdachte] kende [verdachte] onder die naam en [verdachte] heeft toegegeven dat hij die (bij)naam had. Tussen het notitieblok van [medeverdachte] (in beslag genomen bij de doorzoeking) en de verhuur van de loods ligt eveneens een duidelijk verband. Op dezelfde bladzijde in dat notitieblok waar de huurbedragen 1600 euro per week (of maandhuur van 7200 euro) staan vermeld, staat tevens aangegeven dat [medeverdachte] samen met [verdachte] en [persoon Y] de huur(betalingen) heeft nageteld/nagerekend en dat er tot dan toe 12.000 euro is betaald. [medeverdachte] heeft ter zitting verklaard dat deze betalingen zien op de hennepteelt, en dateren van 2007/2008. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van zowel [medeverdachte] als [verdachte] volgt dat verdachte [verdachte] aan verdachte [medeverdachte] de huur voor de loods heeft betaald. De naam [persoon Y] komt terug in de verklaring van [betrokkene]. Beide verklaringen gaan over gebeurtenissen in 2009 en 2010, niet over de periode 2007/2008. Uit de verklaring van [persoon 4] volgt dat [medeverdachte] niet wilde zeggen wat er gebeurde in de schuur, maar dat hij een zeer hoge huur ontving. Het geringe verschil in huurbedrag (per week) tussen het notitieblok en de verklaring van [persoon 4] (1600 resp. 1700 euro) vermindert de bewijswaarde niet. Dat deze huur zeer sterk afwijkt van "normale" huur leidt de rechtbank mede af uit de huurprijs in het huurcontract dat bij verdachte [medeverdachte] is aangetroffen, en dat uitgaat van een huurbedrag van 1400 euro per maand.49
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is daarbij meer bepaald van oordeel dat niet is gebleken dat er enig (sporen)onderzoek aan het wapen is verricht en er ook anderszins geen bewijs voorhanden is dat verdachte het wapen (mede) voorhanden heeft gehad.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 140 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2. in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk te vervaardigen een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk
- in een ruimte een laboratorium (met daarin een groot aantal productie- en verpakkingsmiddelen) heeft ingericht en
- in een (andere) ruimte een loog- en opslagruimte heeft ingericht en
- het productieproces in genoemd laboratorium heeft gestart en bewaakt en hierop toezicht heeft uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 27 mei 2010 te Vlierden, gemeente Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (grote) hoeveelheden benzylmethylketon (BMK) en mierenzuur en zoutzour en (andere) chemicaliën , voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het medeplegen van de feiten 1 tot en met 4 een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts onttrekking aan het verkeer, verbeurdverklaring en teruggave aan verdachte van de op de lijst van inbeslaggenomen goederen vermelde en daarvoor in aanmerking komende goederen. De officier van justitie betrekt daarbij ten bezware van verdachte dat hij een grote rol bij het amfetaminelaboratorium heeft gespeeld, dat het een groot laboratorium betrof en de negatieve proceshouding van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft een ondergeschikte rol in de onderhavige zaak gespeeld omdat hij slechts de loopjongen was. Hij had ook niet de kennis om het laboratorium draaiende te houden. De tenlastegelegde periode van de feiten 2 en 3 dient fors te worden bekort en dient op zijn vroegst aan te vangen in februari/maart 2010. Verdachte is op het gebied van de Opiumwet niet eerder veroordeeld. De verdediging acht de eis van de officier van justitie buiten alle proporties en bepleit matiging. Een straf van maximaal twee jaar is passend. Verdachte heeft bij gelegenheid van zijn laatste woord spijt betuigd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met het volgende.
Verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan na een periode van voorbereiding en overeenkomstig een mede door hem opgesteld plan. Bij het plegen van de strafbare feiten vervulde verdachte een zeer wezenlijke rol. Amfetamine is een synthetische en zeer verslavende drug waarvan algemeen bekend is dat deze stoffen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en dat die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Door het drugslaboratorium was er sprake van gevaar voor brand en/of ontploffing en/of het vrijkomen van giftige gassen. Verder kan de rechtbank uit de aangetroffen laboratoriumopstelling afleiden dat het de bedoeling was om op grootschalige wijze amfetamine te produceren. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft geen inzicht gegeven in de werkelijke gang van zaken.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn die tot het begaan van de feiten zijn vervaardigd of bestemd (de inhoud van het amfetaminelaboratorium, zoals omschreven op de pagina's 4 tot en met 18 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen en de amfetamine in de bovenkant en de onderkant van een plastic fles zoals omschreven op de pagina's 36 en 37 van die lijst) en omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang (het vuurwapen van het merk Smith & Wesson en 5 patronen op pagina 37 van de lijst).
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57, 63
Opiumwet art. 2, 10, 10a, 13a.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
t.a.v. feit 2:
Poging tot het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod.
t.a.v. feit 3:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de
inhoud van het amfetaminelaboratorium, zoals omschreven op de pagina's 4 tot en
met 18 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, amfetamine in de bovenkant
en de onderkant van een plastic fles (pagina's 36 en 37 van die lijst) en een
vuurwapen van het merk Smith & Wesson en 5 patronen (pagina 37 van de lijst).
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een TOMTOM,
registratienummer PB4308H10784 (pagina 19 van de lijst), een kwitantie met
afgiftedatum 17 mei 2010 (pagina 20 van de lijst), een geldbedrag van 500,--
euro (pagina 32 van de lijst), een geldbedrag van 100,-- euro (pagina 33 van de
lijst), een geldbedrag van 5,-- euro(pagina 33 van de lijst) en een hangslot
(pagina 36 van de lijst).
- teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: kleding en schoeisel (pagina 32
van de lijst), 6 sleutels (pagina 32 van de lijst), een telefoon, merk Nokia en
kleur zwart (pagina 37 van de lijst) en een blauwe broek (pagina 37 van de
lijst) aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2010.
1 Pv p. 59
2 Pv p. 60
3 Pv p. 62
4 Pv p. 66 en 67
5 Pv p. 68 en 69
6 Pv. p.70 en 71
7 Pv p. 72 en 73
8 Pv p 74 ,p 80
9 Pv p. 77, p. 79
10 Pv. p. 83, proces-verbaalnummer LFO: 2010073743/vlierden/JV-AvR
11 Pv p 83/84 (bovenaan)
12 Foto: pv p. 99
13 Foto pv. p. 99
14 Idem, p. 100
15 Idem, p. 103
16 Foto's in pv p. 104-105
17 Pv p. 105
18 Idem p. 85
19 Idem p. 89-90
20 Idem p. 393 - 399
21 Rapport NFI zaaknummer 2010.06.22.035 d.d. 18 oktober 2010 getekend door dr. M.A. Hoitink p. 2
22 Rapport NFI (noot 21) p. 19, p.3
23 NFI rapport van noot 21, p. 3
24 Idem als 23 p. 4
25 en 26: als 23 p. 5
27 tot en met 31 als 23 p.6
32 als 23 p. 8 en 9
33 en 34 NFI-rapport noot 23, p. 14.
35 Noot 33, p. 15, p. 18
36 Pv politie p. 342 - 345
37 Idem p. 348, 349,350
38 Idem p. 356, bijlagen p. 357 (kopie paspoort), p. 358 (huurcontract).
39 NFI rapport d.d. 29 juli 2010, pv. politie p. 401
40 NFI rapport d.d. 29 juli 2010, pv. politie p. 405
41 Proces-verbaal doorzoeking [adres 1] te Vlierden (in GVO-mapje strafdossier [medeverdachte])
42 Politie pv p. 153 e.v., m.n. p. 159
43 Idem m.n. p. 214, 215
44 Idem m.n. p. 291
45 Idem p. 328 e.v., m.n. p. 330, 332, 333
46 Idem p. 353
47 Verklaring van verdachte ter zitting
48 Idem p. 270, foto p. 275
49 Pv politie p. 278 (art. 4.8 noemt de maandelijkse huurprijs van 1400 euro)