ECLI:NL:RBSHE:2010:BO3806

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839036-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van oplichting, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, wapenbezit en drugshandel. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen een lading van ongeveer 2250 laptops te hebben gestolen door zich voor te doen als een medewerker van een transportbedrijf. De laptops, ter waarde van meer dan één miljoen dollar, waren aangeboden voor transport, maar zijn nooit afgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van valse identiteiten en documenten om de afgifte van de laptops te verkrijgen. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie, evenals van het bezit van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over de beschuldigingen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van oplichting, het voorhanden hebben van een gas-/luchtdrukpistool, en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en de benadeelde partij werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839036-10
Datum uitspraak: 15 november 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI Vught].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 augustus 2010 en 1 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2010 tot en met 6 januari 2010 te
Eindhoven en/of te Roermond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
((een) personeelslid/-leden van) [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van
een lading, bestaande uit (ongeveer) 2250, althans een groot aantal, laptops,
in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- zich voorgedaan als medewerker van [transportbedrijf] uit Roermond,
althans een bonafide transportbedrijf en/of
- bij [slachtoffer] aangegeven de (op Teleroute aangeboden) vrachtrit met
betrekking tot voornoemde lading laptops te willen verzorgen en/of
- een of meer faxen gestuurd naar [slachtoffer] met daarop vermeld valse en/of
vervalste bedrijfsgegevens van [transportbedrijf] en/of
- zich met een vrachtwagencombinatie (voorzien van een of meer valse
kentekenplaten) en met de van [slachtoffer] ontvangen opdrachtbevestiging
begeven naar de [slachtoffer] in Eindhoven en/of zich daar gemeld als
chauffeur voor voornoemde vrachtrit,
waardoor (die/dat personeelslid/-leden van) [slachtoffer] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 januari 2010, althans in of omstreeks de periode van 4
januari 2010 tot en met 6 januari 2010, te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2250
laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s);
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Roermond, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III, te weten (een) vuurwapen(s) (een geweer,
merk Eduard Kettner en/of een pistool (merk FEG, type Walam 48), en/of munitie
van categorie III, te weten 115 patronen 9 mm Luger en/of 24 patronen kaliber
7,65 mm, in elk geval een groot aantal patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie)
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Roermond, in elke geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een
wapen van categorie I onder 7°, te weten een gas-/luchtdrukpistool (merk
Walther model CP88), zijnde een voorwerp
dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet wapens en munitie)
4.
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Roermond, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 985 gram en/of ongeveer 580 tabletten (op locatie [adres verdachte])
en/of 998 tabletten (op locatie [adres medeverdachte 1]), in elk geval
(telkens) (een) hoeveelheid/-heden van een materiaal bevattende MDMA en/of
MDEA en/of MDA, en/of ongeveer 19 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 juncto 10 Opiumwet)
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde cocaïne is de dagvaarding nietig volgens de raadsman, omdat uit de dagvaarding niet blijkt op welke locatie de cocaïne precies is aangetroffen. De dagvaarding voldoet daarom niet aan de eis van art. 261 lid 1 Wetboek van Strafvordering.
Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie is ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde cocaïne duidelijk is waar op gedoeld wordt, omdat maar op één plaats cocaïne is aangetroffen. De dagvaarding voldoet daarom wel aan de eisen van artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafvordering en is wel geldig.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde cocaïne de dagvaarding duidelijk is, aangezien er slechts op één plaats in de woning van verdachte cocaïne is aangetroffen. De dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafvordering en is daarom ook geldig voor dit onderdeel. Ook overigens is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte het hem gemaakte verwijt heeft begrepen.
De bevoegdheid van de rechtbank, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en de schorsing van de vervolging.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Aangever [aangever] heeft namens [slachtoffer] te Eindhoven verklaard dat [slachtoffer] in de periode van 4 januari 2010 tot en met 6 januari 2010 is opgelicht.1 Op 4 januari 2010 is een lading van ongeveer 2250 Lenovo laptops, ter waarde van ruim één miljoen US dollar, aangeboden voor transport via de website van Teleroute. Het transport is gegund aan een transporteur die zich voordeed als [transportbedrijf] te Roermond.2 De lading moest worden afgeleverd bij de vestiging van [slachtoffer] in Duitsland, maar is daar nooit aangekomen.
De rechtbank stelt omtrent de gang van zaken het volgende vast.
[slachtoffer] heeft, in de persoon van [fictieve naam], ter controle voor de gunning van het transport op 5 januari 2010 een fax op naam van [transportbedrijf] te Roermond ontvangen. Deze fax bleek na onderzoek te zijn verstuurd vanuit een Texaco tankstation, gelegen aan de [adres Texaco] in Roermond.3 Achteraf is vastgesteld dat het op deze fax vermelde briefhoofd en de vermelde bedrijfsgegevens waren vervalst.4 Zo was onder andere het op de fax vermelde faxnummer niet het faxnummer van het bedrijf [transportbedrijf] maar van het Texaco tankstation.
Op 6 januari 2010 tussen 10.00 uur en 13.00 uur is de lading laptops opgehaald bij de [slachtoffer] in Eindhoven door een chauffeur die reed met een vrachtwagencombinatie. De chauffeur van die vrachtwagencombinatie heeft zich gelegitimeerd met een paspoort op naam van [medeverdachte 2].5
De portier van [slachtoffer] heeft het kenteken van de trekker genoteerd, te weten [kenteken nummer 1]. Op de vrachtbrieven was door de chauffeur een ander kenteken vermeld, te weten [kentekennummer 2].6 Uit onderzoek is gebleken dat het kenteken [kenteken nummer 1] niet voor een dergelijke trekker is afgegeven en dit kenteken derhalve vals is gebruikt.7
Op fotoprints van opnamebeelden is waargenomen dat de vrachtwagencombinatie bestond uit een witte DAF trekker met daarachter een witte oplegger voorzien van het opschrift [internetadres]. Onderzoek bij het trailerverhuurbedrijf "[naam trailerverhuurbedrijf]" welke voormelde opleggers verhuurd heeft uitgewezen dat verdachte uit hoofde van zijn [bedrijf 2 verdachte] in de periode van 4 tot 7 januari 2010 een oplegger heeft gehuurd bij "[naam trailerverhuurbedrijf]" met kenteken [kentekennummer 3]. Volgens de gegevens van [naam trailerverhuurbedrijf] is bij verhuur van de oplegger als kenteken van de trekker genoteerd [kentekennummer 4].8
Verdachte heeft in de periode van 4 tot 7 januari 2010 een trekker (witte DAF) gehuurd bij [naam verhuurbedrijf] met kenteken [kentekennummer 4].9 Uit tachografisch onderzoek van de door verdachte gehuurde trekker blijkt dat ook op 6 januari 2010 in die truck de chauffeurspas van verdachte is gebruikt.10
Op de computer van verdachte die in de woning van verdachte is aangetroffen is een wordbestand gevonden met een briefhoofd op naam van [transportbedrijf]. In dit briefhoofd is niet het daadwerkelijke faxnummer van [transportbedrijf] vermeld maar een faxnummer op naam van het Texaco tankstation. Verder is op de computer een wordbestand aangetroffen over de gunning van het transport van de laptops waarin de naam [fictieve naam] is genoemd. Aan het einde van dit bestand staat vermeld: "Hij kan evt vragen om kenteken ([kenteken nummer 1] ...)".11
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 primair acht de officier van justitie bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 4 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen die in zijn woning zijn aangetroffen alleen heeft gepleegd en het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen in de meterkast van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] samen met hem heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
T.a.v. feit 1 primair:
Volgens de raadsman dient verdachte vrijgesproken te worden van dit feit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte bij de verschillende kunstgrepen die onder de gedachtestreepjes ten laste zijn gelegd was betrokken. Het is niet uitgesloten dat het aangetroffen computerbestand waaruit zou blijken dat verdachte zich zou hebben voorgedaan als een medewerker van [transportbedrijf] door iemand anders op de computer is opgeslagen, omdat zijn computer veel gebruikt wordt door andere personen die op bezoek komen. De gegevens van Teleroute die op de computer van verdachte zijn aangetroffen betrof een zogenaamd demoaccount, waarmee alleen algemene gegevens geraadpleegd kunnen worden. Bewijs dat verdachte via de website van Teleroute kennis heeft kunnen nemen van de lading laptops ontbreekt. Ook bewijs dat verdachte een fax met de bedrijfsgegevens van [transportbedrijf] heeft verstuurd ontbreekt.
De chauffeur van de vrachtwagen die de lading laptops heeft opgehaald heeft zich gelegitimeerd als [medeverdachte 2]. Verdachte heeft de vrachtwagen niet bestuurd. De politie heeft verdachte omstreeks het moment dat de laptops bij [slachtoffer] zijn meegenomen aangetroffen in een auto. Dat verdachte telefonisch contact heeft gehad met de andere verdachten wil niet zeggen dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat er tijdens de gesprekken zaken zijn besproken die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking gericht op welk delict dan ook, blijkt niet uit de stukken.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende concreet bewijs is dat verdachte betrokken is bij de voorbereiding, het feitelijke wegnemen dan wel het vervolgens doen verdwijnen van de laptops. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van (het medeplegen van) dit feit.
T.a.v. feit 2:
De raadsman pleit voor vrijspraak van de wapens die aan de linkerzijde in de garagebox van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Er kan niet worden bewezen dat verdachte die wapens aanwezig heeft gehad, omdat een ander persoon ook toegang had tot die garagebox. Er kan ook niet worden bewezen dat verdachte wist van de wapens en er een zekere macht over had. Het enkele feit dat verdachte in het bezit was van een sleutel van de garagebox is onvoldoende voor een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte ontkent dat de wapens van hem waren. Ten aanzien van de 115 patronen van het kaliber 9 mm die in de woning van verdachte zijn aangetroffen refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
T.a.v. feit 3:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
T.a.v. feit 4:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de aangetroffen cocaïne.
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1 primair:
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de hiervoor onder vaststaande feiten genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, verdachte [slachtoffer] heeft opgelicht. De rechtbank overweegt dat verdachte in de tenlastegelegde periode een trekker en oplegger heeft gehuurd die voldoen aan het signalement van de vrachtwagencombinatie die is gebruikt bij de oplichting van [slachtoffer] op 6 januari 2010. De portier heeft genoteerd dat de trekker van vrachtwagencombinatie was voorzien van het kenteken [kenteken nummer 1]. In de computer van verdachte is een bestand aangetroffen waarin naast een vervalst briefhoofd van [transportbedrijf] ook melding wordt gemaakt van het kenteken [kenteken nummer 1]. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat met de door verdachte gehuurde vrachtwagencombinatie op 6 januari 2010 met gebruikmaking van het valse kenteken bij [slachtoffer] de lading laptops is opgehaald.
De verklaring van verdachte dat hij niet weet hoe deze voor hem zeer belastende bestanden op zijn computer zijn gekomen en dat iemand die op bezoek is geweest dit moet hebben gedaan vindt de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte op het moment van het ophalen van de laptops door de politie is aangetroffen in een auto op een parkeerterrein tegenover [slachtoffer].12 Dit betekent dat verdachte niet de chauffeur van de vrachtwagen geweest kan zijn en hij derhalve het feit niet alleen gepleegd heeft. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de oplichting met een ander of anderen heeft gepleegd.
T.a.v. feit 2:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wapens en de munitie die in de garagebox zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad. Zowel verdachte als [medeverdachte 1] (de huurder van de garagebox) hadden een sleutel en dus toegang tot de garagebox. Verdachte ontkent dat de wapens en de munitie van hem zijn. Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank het niet uitgesloten dat de wapens en munitie van een ander dan verdachte zijn. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdacht de 115 9mm patronen die in zijn woning zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van bevindingen13;
- proces-verbaal omschrijving wapens en munitie14;
- bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
T.a.v. feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van bevindingen15;
- proces-verbaal omschrijving wapens en munitie16;
- bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
T.a.v. feit 4:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- processen-verbaal van bevindingen17;
- processen-verbaal MMC test verdovende middelen18;
- deskundigenrapporten NFI d.d. 15 juli 2010 en d.d. 24 juni 201019;
- proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1]20;
- bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 4 januari 2010 tot en met 6 januari 2010 te Eindhoven en te Roermond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid
en door listige kunstgrepen [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een lading, bestaande uit (ongeveer) 2250 laptops, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- zich voorgedaan als medewerker van [transportbedrijf] uit Roermond en
- bij [slachtoffer] aangegeven de (op Teleroute aangeboden) vrachtrit met betrekking tot voornoemde lading laptops te willen verzorgen en
- een fax gestuurd naar [slachtoffer] met daarop vermeld vervalste bedrijfsgegevens van [transportbedrijf] en
- zich met een vrachtwagencombinatie (voorzien van een of meer valse kentekenplaten) begeven naar de [slachtoffer] in Eindhoven en zich daar gemeld als chauffeur voor voornoemde vrachtrit, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
op 18 mei 2010 te Roermond, munitie van categorie III, te weten 115 patronen 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad;
3.
op 18 mei 2010 te Roermond een wapen van categorie I onder 7°, te weten een
gas-/luchtdrukpistool (merk Walther model CP88), zijnde een voorwerp dat voor wat
betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
4.
op 18 mei 2010 te Roermond, alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 985 gram en ongeveer 580 tabletten (op locatie [adres verdachte]) en, tezamen en in vereniging met
een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 998 tabletten (op locatie [adres medeverdachte 1]), telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of
MDEA en/of MDA, en, alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummers 40 t/m 43, 44 t/m51 en 54 t/m 58 op de beslaglijst.
De vordering van de benadeelde partij kan hoofdelijk worden toegewezen voor het gehele bedrag van $ 1.062.179,30 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 1 jaar hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte een langere gevangenisstraf verdient dan het voorarrest, pleit de raadsman, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor het opleggen van een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet al te lang overschrijdt. Verdachte heeft geen hulp van de reclassering nodig om zijn leven na zijn detentie weer op te pakken.
De vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat de raadsman ten aanzien van die feiten heeft gepleit voor vrijspraak.
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van het beslag.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met het volgende.
Verdachte heeft samen met een ander of anderen [slachtoffer] opgelicht en ongeveer 2250 laptops meegenomen met een totale waarde van meer dan $ 1.000.000,--. Verdachte heeft zich aldus niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde en heeft [slachtoffer] grote schade toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelwijze ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen in het economisch handelsverkeer en heeft gehandeld uit puur winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte opzettelijk grote hoeveelheden en verschillende soorten harddrugs aanwezig gehad die duiden op een handelshoeveelheid, terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte had ook nog een grote hoeveelheid munitie en een gas-/luchtdrukpistool in huis. Tenslotte neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder is veroordeeld.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, ondanks dat de rechtbank grotendeels vrijspreekt van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen (nummers 40 t/m 43 en 44 t/m 51 op de beslaglijst) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat verdachte grotendeels wordt vrijgesproken van feit 2, de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen (nummers 54 t/m 58 op de beslaglijst) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke een strafbaar feit is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 47, 57, 63, 326;
Opiumwet art. 2, 10;
Wet wapens en munitie art. 13, 26, 55.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van oplichting
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
T.a.v. feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en
onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de onder nummers 40 t/m 43, 44 t/m 51 en 54 t/m 58 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 15 november 2010.
mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal van verhoor aangever en bijlagen, eindproces-verbaal, blz. 509 t/m 513, 515 t/m 554 en 589 t/m 592.
2 Transportorder [slachtoffer], eindproces-verbaal, blz. 557.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], eindproces-verbaal, blz. 599 en 600.
4 Origineel en vals briefhoofd, eindproces-verbaal, blz. 585 en 586.
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] namens [transportbedrijf], eindproces-verbaal, blz. 602, 603, 609, 610, 612 en
613.
5 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], eindproces-verbaal, blz. 681 t/m 683.
6 CMR-formulieren, eindproces-verbaal, blz. 581 t/m 584.
7 Proces-verbaal van bevindingen [naam trailerverhuurbedrijf]-oplegger en DAF-trekker, eindproces-verbaal, blz. 614 t/m 628.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], eindproces-verbaal, blz. 629 t/m 645.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], eindproces-verbaal, blz. 646 t/m 652.
10 Proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal, blz. 658 t/m 663.
Proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal, blz. 815 t/m 819.
11 Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goed, aanvullend proces-verbaal, blz. 1475 t/m 1478, 1494 en 1495.
12 Proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal, blz. 699 t/m 701.
13 Eindproces-verbaal, blz. 956, 960 en 961.
14 Eindproces-verbaal, blz. 986.
15 Eindproces-verbaal, blz. 1089.
16 Eindproces-verbaal, blz. 984 en 985.
17 Eindproces-verbaal, blz. 1044 t/m 1047 en 1089.
18 Eindproces-verbaal, blz. 1048 t/m 1062 en 1090 t/m 1094.
19 Aanvullend proces-verbaal, blz. 12 en eindproces-verbaal, blz. 1098.
20 Eindproces-verbaal, blz. 1106.