ECLI:NL:RBSHE:2010:BO1269

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889018-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met terroristisch misdrijf in trein

Op 22 oktober 2010 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man uit Bergen op Zoom, die werd beschuldigd van bedreiging met een terroristisch misdrijf en diefstal. De verdachte heeft op 9 februari 2010 in een trein van Tilburg naar 's-Hertogenbosch, gekleed in een lang wit gewaad, luidkeels gedreigd dat hij een bom bij zich had. Dit leidde tot grote angst onder de treinreizigers, die vreesden voor hun leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ernstige psychiatrische stoornis, verantwoordelijk was voor zijn daden. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 539 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, en moest een klinische behandeling ondergaan. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De officier van justitie had eerder een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling in een psychiatrische kliniek. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake was van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889018-10
Datum uitspraak: 22 oktober 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Psychiatrisch Ziekenhuis [naam Psychiatrisch Ziekenhuis].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 mei 2010, 19 juli 2010 en 8 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2010, in een trein rijdend vanuit de richting
Tilburg naar 's-Hertogenbosch en/of in een trein op het treinstation
's-Hertogenbosch en/of op een perron van het treinstation 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (groot)
aantal personen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
en/of
met een terroristisch misdrijf,
immers heeft verdachte, gekleed in een lang wit gewaad en/of met een "oortje"
in zijn oor waarvandaan een draadje liep dat onder zijn, verdachtes, kleding
verdween, opzettelijk beide armen omhoog geheven en/of (vervolgens)
opzettelijk voornoemde personen (luidkeels) dreigend de woorden toegevoegd:
"People listen I have a bomb" en/of "I have a bomb and I will activate the
device now" en/of "Ik neem jullie mee naar de profeet" en/of "Allah lives"
en/of "Allah is god" en/of "Weten jullie 9/11 nog te herinneren" en/of "Ik heb
een bom en deze laat ik ontploffen" en/of "We gaan allemaal dood" en/of "Osama
Bin Laden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art. 285 lid 1 en/of 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2010 tot en met 2 februari 2010
te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een portemonnaie en/of een identiteitsbewijs op naam van [gedupeerde] en/of een mobiele telefoon en/of een diskman en/of 2 cd's, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [gedupeerde], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art. 310 Wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan betreffende feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met een terroristisch oogmerk, gelet op de getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen. Zij acht bewezen dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd en niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen.
Met betrekking tot de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht heeft de officier van justitie aangevoerd dat de bedreiging van dien aard moet zijn en onder zodanige omstandigheden moet zijn geuit, dat bij de bedreigden redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. De wil van verdachte moet daarop zijn gericht. De officier van justitie is van mening dat uit het handelen van verdachte blijkt dat hij wilde, althans de aanmerkelijke kans aanvaardde, dat mensen vreesden voor hun leven.
Met betrekking tot de bedreiging met een terroristisch misdrijf heeft de officier van justitie aangevoerd dat voldaan moet zijn aan de vereisten dat het feit als zodanig in de nationale wetgeving is aangemerkt en dat het feit met een terroristisch oogmerk moet zijn gepleegd. Aan beide vereisten is naar mening van de officier van justitie voldaan. Aangevoerd is dat het terroristisch oogmerk uit de objectieve omstandigheden kan worden afgeleid, te weten de omstandigheden dat verdachte in islamitische kledij was gehuld en oordopjes in zijn oor had met draadjes die onder zijn kleding verdwenen en vervolgens meermalen, overtuigend, boodschappen heeft geschreeuwd die er op neer kwamen dat hij een bom had die hij tot ontploffing zou brengen, dat hij de mensen mee zou nemen naar de profeet, dat ze allemaal dood zouden gaan en voorts heeft verwezen naar de aanslagen van 11 september. De officier van justitie is van mening dat het te verwachten was dat dit handelen van verdachte niet alleen zou leiden tot grote angst en paniek onder de treinreizigers, maar ook tot angst bij een deel van de Nederlandse bevolking. Verdachte heeft ook gewild dat een deel van de Nederlandse bevolking angstige gevoelens zou krijgen. Voor een bewezenverklaring is het niet noodzakelijk dat er ook daadwerkelijk bij een deel van de Nederlandse bevolking vrees is opgewekt.
De officier van justitie merkt tot slot op dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, maar dat dit een bewezenverklaring van het opzet niet in de weg staat.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat een groot deel van de commotie is veroorzaakt door een medewerker van de NS, die naar buiten heeft gebracht dat er daadwerkelijk een bom zou zijn aangetroffen. De raadsman hecht er aan op te merken de vrees die mensen is aangejaagd niet te willen badineren.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het oogmerk om een terroristisch misdrijf te plegen ontbrak. Verdachte wilde een grapje uithalen.
De raadsman heeft aangegeven er moeite mee te hebben hetgeen verdachte heeft gedaan als "terroristisch misdrijf" te bestempelen, omdat verdachte dan een "terrorist" zou zijn. In het normale spraakgebruik zal verdachte met hetgeen hij heeft gedaan niet worden bestempeld als een "terrorist". De raadsman heeft aangevoerd dat het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding hier ook niet het oog op heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Korte schets van de gang van zaken.
Op 9 februari 2010 omstreeks 07.40 uur komt bij de politie de melding dat op het station te 's-Hertogenbosch een trein zou aankomen met daarin een man van buitenlandse afkomst, die gekleed zou zijn in een lang wit gewaad en iets geroepen zou hebben over een bom. De man is vervolgens op het station in 's-Hertogenbosch aangehouden. De persoon bleek
[verdachte], verdachte, te zijn. Na de aanhouding van verdachte is het gehele station te
's-Hertogenbosch ontruimd en werd de omgeving afgezet ten behoeve van de veiligheid. De desbetreffende trein is doorzocht, maar hierin zijn geen explosieven aangetroffen. Dit alles heeft veel commotie veroorzaakt en is ook meerdere malen in het nieuws geweest.
Bewijsmiddelen.
Er is een aantal personen gehoord over de door verdachte in de trein geuite bedreigingen, waaronder [getuige 1]. [getuige 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 9 februari 2010 in de trein van Tilburg naar 's-Hertogenbosch zat. Op een gegeven moment kwam er een man over het gangpad van de treincoupé aanlopen, die luidkeels riep of iemand een sigaret voor hem had. [getuige 1] dacht dat deze man van islamitische afkomst was, omdat hij in een lang wit gewaad was gekleed.
[getuige 1] zag ook dat de man oordopjes in zijn oren had en dat de draadjes van die oordopjes naar zijn jas of naar zijn gewaad liepen.
Vervolgens zag zij dat de man zijn beide armen omhoog hief en hoorde zij dat de man riep: "People listen I have a bomb" en "I have a bomb and I will activate the device now." Ook hoorde zij dat hij refereerde aan de aanslagen van 11 september en dat hij sprak over de profeet Mohammed. De man zei dit met luide stem en zeer bedreigende toon. Nadat de man dit had geroepen liep hij naar het balkon van de trein. Op enig moment kwam de man weer terug de coupé inlopen. [getuige 1] zag dat de man zijn handen weer omhoog hief en hoorde dat hij luidkeels riep: "Allah lives" en "Allah is god". Ook riep de man weer dat hij een bom bij zich had. De man liep vervolgens weer naar het balkon. [getuige 1] heeft verklaard dat zij op dat moment bijna bij het station 's-Hertogenbosch waren. Toen zij bij het station in
's-Hertogenbosch waren zag ze dat de man werd ingerekend door de politie. [getuige 1] heeft verklaard voor haar leven te hebben gevreesd.1
Ook getuige [getuige 2] zat in de desbetreffende treincoupé en is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat er een man de coupé in kwam lopen. De man droeg een wit gewaad en had oordopjes in. De man zei vervolgens in het Engels: "Jullie weten 9/11 nog te herinneren, ik heb een bom en deze laat ik ontploffen, we gaan allemaal dood" en "Bin Laden," of woorden van gelijke strekking. [getuige 2] heeft voorts gezien dat de man de trein is uitgestapt toen ze op het station in 's-Hertogenbosch waren. [getuige 2] is vervolgens ook uitgestapt en heeft de man aan de politie overgedragen.2
Getuige [getuige 3] zat op 9 februari 2010 ook in de trein van Tilburg naar
's-Hertogenbosch. Zij heeft gezien dat er op enig moment een man, gekleed in een wit gewaad en met oordopjes in de coupé binnen kwam. Zij hoorde dat de man schreeuwde: "Ik heb een bom bij me. Weten jullie nog wat er op 9/11 is gebeurd. Ik laat de bom ontploffen."
[getuige 3] heeft verklaard zich hierdoor zeer bedreigd te hebben gevoeld.3
Tot slot zal de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 4] voor het bewijs bezigen. [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2010 in de trein van Roosendaal richting
's-Hertogenbosch zat. Op een gegeven moment kwam er een man de coupé binnen. De man droeg een wit gewaad. Ook heeft [getuige 4] een wit draadje bij het oor van de man gezien. Hij heeft gehoord dat de man in het Engels zei: "Jullie weten 9/11 nog te herinneren, ik heb een bom en deze laat in ontploffen, we gaan allemaal dood" en "Bin Laden", of woorden van gelijke strekking.4
Voorts bevindt zich in het dossier nog een aantal verklaringen van getuigen die in de desbetreffende treincoupé zaten en die verdachte soortgelijke woorden hebben horen roepen.
Naast de hierboven weergegeven verklaring van aangeefster [getuige 1] en de verklaringen van getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] bezigt de rechtbank de bekennende verklaring van verdachte tot het bewijs.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 26 mei 2010 bekend de hem ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd en de woorden zoals omschreven in de tenlastelegging te hebben geuit.5
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte, gekleed in een lang wit gewaad en met oordopjes in, waarvan een draadje onder zijn kleding verdween, zijn handen omhoog heeft geheven en de bewoordingen zoals in de tenlastelegging genoemd heeft geroepen. De rechtbank zal vervolgens de vraag dienen te beantwoorden of deze handelingen van verdachte een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of een bedreiging met een terroristisch misdrijf opleveren.
Wettelijk kader bedreiging met een terroristisch misdrijf.
In artikel 285, derde lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is de bedreiging met een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Een bedreiging met een terroristisch oogmerk levert, op grond van artikel 83 Sr, een terroristisch misdrijf op. Het Wetboek van Strafrecht geeft geen nadere definitie van het begrip terroristisch misdrijf. In artikel 1 van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (hierna: Kaderbesluit) wordt wel een nadere uitleg gegeven aan het begrip terroristisch misdrijf.
Artikel 1 van het Kaderbesluit luidt:
Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de onder a) tot en met i) bedoelde opzettelijke gedragingen, die door hun aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden en die overeenkomstig het nationale recht als strafbare feiten zijn gekwalificeerd, worden aangemerkt als terroristische misdrijven, indien de dader deze feiten pleegt met het oogmerk om:
- een bevolking ernstige vrees aan te jagen, of
(...)
- de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen:
a) aanslag op het leven van een persoon, die de dood ten gevolge kan hebben;
b) ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een persoon;
(...)
g) het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen of het veroorzaken van brand, overstroming of ontploffing, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
i) het bedreigen met een van de onder a) tot en met h) bedoelde gedragingen;
(onderstreping door de rechtbank)
Aan het eerste vereiste is voldaan, de bedreiging met een terroristisch misdrijf is immers in artikel 285, derde lid Sr strafbaar gesteld. Verder is vereist dat verdachte het feit moet hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk. Hiervan is onder meer sprake als verdachte het oogmerk had een bevolking ernstige vrees aan te jagen. Uit de Memorie van Toelichting (MvT 2001/2002, 28 463, nr. 3) blijkt dat niet is vereist dat het aanjagen van vrees tot het daadwerkelijk geïntimideerd zijn van de bevolking moet hebben geleid.
Oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat uit de objectieve omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had de bevolking vrees aan te jagen. Verdachte is tijdens het spitsuur in de trein gestapt. Verdachte had islamitische kledij aan en had oordopjes in zijn oren, waarvan een draadje onder zijn kleding verdween. Verdachte heeft vervolgens
- kort gezegd - geroepen dat hij een bom bij zich had die hij tot ontploffing zou brengen en dat ze allemaal dood zouden gaan. Verder heeft verdachte naar Osama Bin Laden en naar de aanslagen van 11 september 2001 verwezen. Een ieder kan zich de aanslagen van 11 september 2001 in New York nog heugen, maar ook de aanslagen nadien in de trein en metro in Madrid en Londen. Het handelen van verdachte heeft dan ook tot grote angst bij de treinreizigers geleid, die bang waren dat verdachte de trein daadwerkelijk zou opblazen. Uit de hierboven genoemde objectieve omstandigheden kan ook worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had om niet alleen de treinreizigers, maar de gehele Nederlandse bevolking vrees aan te jagen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft gedreigd met het plegen van een terroristisch misdrijf. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte dit feit alleen en dus niet tezamen met een ander of anderen heeft gepleegd.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan betreffende feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 geen verweren gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
[gedupeerde] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn identiteitskaart, portemonnee en mobiele telefoon, uit zijn woning te Bergen op Zoom. Deze diefstal is gepleegd tussen 30 januari 2010 en 2 februari 2010.6 Aangever heeft in een aanvullende verklaring voorts verklaard dat niet alleen die goederen, maar ook zijn diskman en een dubbel-cd uit zijn woning zijn gestolen.7
Verdachte heeft bekend de goederen uit de woning van [gedupeerde] te hebben gestolen.8
De rechtbank acht deze diefstal dan ook bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 09 februari 2010 in een trein rijdend vanuit de richting Tilburg naar 's-Hertogenbosch en in die trein op het treinstation 's-Hertogenbosch een groot aantal personen heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf,
immers heeft verdachte, gekleed in een lang wit gewaad en met een "oortje" in zijn oor waarvandaan een draadje liep dat onder zijn, verdachtes, kleding verdween, opzettelijk beide armen omhoog geheven en vervolgens opzettelijk voornoemde personen luidkeels dreigend de woorden toegevoegd:
"People listen I have a bomb" en/of "I have a bomb and I will activate the device now" en/of "Ik neem jullie mee naar de profeet" en/of "Allah lives" en/of "Allah is god" en/of "Weten jullie 9/11 nog te herinneren" en/of "Ik heb een bom en deze laat ik ontploffen" en/of "We gaan allemaal dood" en/of "Osama Bin Laden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
in de periode van 30 januari 2010 tot en met 2 februari 2010 te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een identiteitsbewijs op naam van [gedupeerde] en een mobiele telefoon en een diskman en 2 cd's, toebehorende aan [gedupeerde].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte zich klinisch laat behandelen door de Forensisch Psychiatrisch Afdeling De Mare of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal één jaar;
- verdachte gedurende de proeftijd geen drugs gebruikt;
- verdachte gedurende de proeftijd zijn medicatie inneemt.
Voorts niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat in vergelijking met soortgelijke zaken de eis van de officier van justitie veel te hoog is.
De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met dien verstande dat het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en dat het voorwaardelijke deel lager is dan 18 maanden gevangenisstraf.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het wenselijker is om geen maximumduur aan de behandeling te verbinden, maar om te bepalen dat verdachte wordt behandeld zolang als noodzakelijk is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de behandeling een soort van vrijheidsbeneming inhoudt en dat anders de reclassering bepaalt hoe lang de straf maximaal duurt, terwijl dit een taak is van de rechter en niet van de reclassering.
De raadsman heeft voorts verzocht een zo lang mogelijke proeftijd op te leggen.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de schade geen rechtstreekse schade betreft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en dan met name met de ernst van het eerste door verdachte gepleegde misdrijf. Verdachte heeft tijdens het spitsuur in een trein onder meer geroepen dat hij een bom bij zich had, dat hij die tot ontploffing zou brengen en dat ze allemaal dood zouden gaan. Verdachte heeft ook gerefereerd aan Osama Bin Laden en de aanslagen van 11 september 2001. De treinreizigers hebben echt gevreesd voor hun leven. Tekenend hiervoor is de verklaring van aangeefster [getuige 1]. Zij verklaart, zakelijk weergegeven: "Ik wil nog verklaren dat ik, net zoals de andere mensen in de trein voor mijn leven heb gevreesd. Ik zag dat er mensen zaten te huilen. Ik zag dat er mensen bleek voor zich uit zaten te staren. Ik zag een vrouw schuin tegenover mij waarvan ik het idee had dat zij nog te bang was om te ademen. Ik was bang dat de vrouw erin zou blijven, zo bang was ze. De angst was van ieders gezicht af te lezen en voelbaar in de coupé. Ikzelf heb echt gedacht dat mijn laatste minuten waren aangebroken. Ik zag mijn leven aan mij voorbijgaan. Ik was er echt van overtuigd dat de man daadwerkelijk een bom bij zich had en dat hij de trein op zou blazen."
Maar niet alleen de treinreizigers is angst aangejaagd. Verdachte heeft met zijn handelen de bevolking ook vrees willen aanjagen en zal door zijn handelen ook daadwerkelijk een deel van de bevolking vrees hebben aangejaagd. In de huidige tijd leven de gevoelens van onveiligheid sterker dan dat dat in het verleden het geval was. Dit is gekomen door onder meer de aanslagen in New York, Madrid en Londen, maar ook door de dreigingen met terroristische aanslagen. Verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht.
Verdachte heeft een zeer ernstig feit gepleegd en de rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank houdt echter anderzijds ook rekening met de psychische problematiek van verdachte, zoals een en ander uit het psychologisch en psychiatrisch rapport blijkt. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met deze rapportages.
Op 12 mei 2010 heeft de psycholoog (naam psycholoog) een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven:
"Het is niet zo dat er geen inschatting van het gevaar op recidive kan worden gegeven. Dit omdat er namelijk duidelijk een aantal risicofactoren aan te wijzen is. In de eerste plaats is er bij betrokkene sprake van een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Deze problematiek zorgt ervoor dat betrokkene kwetsbaar is en niet in staat is om geheel zelfstandig zijn leven adequaat vorm te geven zonder medicamenteuze behandeling. Verder is het van belang dat betrokkene zich onthoudt van middelengebruik en zich een bepaalde mate van controle en toezicht laat 'aanleunen'. Het risico bestaat immers dat betrokkene, zoals in het verleden vaker is voorgekomen, zijn medicatiegebruik staakt en wederom softdrugs gaat gebruiken om zich naar eigen zeggen beter te gaan voelen. Hoe het ook zij, zonder adequate medicamenteuze behandeling zal betrokkene snel afglijden en klachten gaan ervaren die passen bij het ziektebeeld. Wanneer dit het geval is, neemt het gevaar op risicovol gedrag toe. Dit komt ook duidelijk naar voren uit het aantal meldingen waarmee betrokkene geregistreerd staat bij de politie. Betrokkene verliest dan als het ware de 'rem' op zijn gedrag. Hiermee is overigens nog niet gezegd dat betrokkene dan ook direct een ernstig gevaar voor zijn omgeving zal gaan vormen.
Wanneer betrokkene adequaat medicamenteus behandeld wordt, zich onthoudt van middelengebruik en zich laat controleren op deze factoren, is het gevaar op recidive als laag in te schatten. Indien betrokkene geen medicatie gebruikt en daarbij ook terugvalt in drugsgebruik, neemt de kans op risicovol gedrag voor zowel betrokkene als zijn omgeving, toe.
Bij betrokkene is sprake van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Daarnaast is er sprake van verslavingsproblematiek in de vorm van cannabismisbruik. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedden onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Wanneer betrokkene al een tijdje vanwege de ervaren bijwerkingen zijn medicatie niet meer inneemt, gaat zijn psychische conditie snel achteruit. Hij raakt in een wat eufore stemming, vertoont meer ontremd gedrag en hij ervaart überhaupt minder controle over zijn handelen. Vanuit dit als hypomaan te typeren toestandsbeeld passend bij de bij betrokkene vastgestelde schizo-affectieve stoornis, 'besluit' betrokkene naar Oslo te gaan omdat ze hem daar niet kennen en hij daar dus overnieuw kan beginnen. In deze eufore stemming stapt betrokkene in de trein alwaar hij door medepassagiers opgemerkt wordt door zijn drukke en 'gestoorde' gedrag. Hij vraagt om een sigaret en wanneer hij deze niet krijgt, raakt hij geagiteerd. Dit geagiteerd raken past binnen de pathologie van betrokkene en is eerder gezien bij hem door de GGZ Westelijk Noord-Brabant. Vanuit deze agitatie en het ervaren van minder controle over zijn gedrag waarbij hij de consequenties van zijn handelen niet volledig meer overziet, dreigt hij de trein te laten ontploffen middels de explosieven die hij bij zich zegt te dragen.
Betrokkene ziet de wederrechtelijkheid van de ten laste gelegde feiten in, maar is op basis van bovenstaande problematiek in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen.
Betrokkene kan beschouwd worden als verminderd toerekeningsvatbaar.
De factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive, zijn de navolgende.
Een combinatie van factoren, maar met name hypomane episodes waardoor betrokkene de controle over zijn gedrag grotendeels verliest en ontremd gedrag vertoont waardoor hij geen oog meer heeft voor de consequenties die zijn gedrag teweeg te brengt. Verdere factoren zijn psychotische symptomen zoals grootheidswanen, in mindere mate hallucinaties en ten slotte middelenmisbruik.
Naast bovenstaande factoren is het van belang om op te merken dat betrokkene zonder goed ingekaderde hulp van externen in de vorm van een verplicht hulpverleningskader, niet in staat moet worden geacht om zijn leven langdurig op een constructieve manier vorm te geven. Er zijn geen beschermende factoren zoals een adequaat en ondersteunend netwerk of het hebben van een adequate daginvulling.
Zonder een extern structurerend en begeleidend kader waarin er toezicht is op blijvend medicatiegebruik en onthouding van middelengebruik, zal betrokkene vroeg of laat weer stoppen met zijn medicatie-inname. Dit is namelijk al vaker gebeurd. De kans is dan als groot in te schatten dat zijn handelen dan weer vrij snel en in sterke mate bepaald en gestuurd zal gaan worden door zijn psychiatrische problematiek en dan met name ernstig ontremd gedrag. Daar betrokkene op een dergelijk moment het contact met de realiteit grotendeels verliest en zich minder goed laat begeleiden door hulpverleners, neemt de kans op onverantwoord risicovol en potentieel voor derden gevaarlijk gedrag toe.
Er dient opgemerkt te worden dat het niet waarschijnlijk is dat betrokkene de rest van zijn leven delictvrij zal functioneren of geen risicovol gedrag meer zal gaan vertonen. Tot dusver is hij echter niet bekend met ernstig en frequent voorkomend fysiek agressief gedrag dan wel het frequent plegen van ernstige geweldsdelicten. De bij betrokkene vastgestelde psychiatrische problematiek dient echter wel blijvend onder de aandacht te zijn en behandeld te worden middels onder andere medicatie en controle op het gebruik daarvan. Daarnaast dient er controle te zijn op het zich onthouden van middelengebruik. (...)
Dat laat alleen nog de mogelijkheid open voor een verplichte klinische behandeling binnen een reguliere GGZ instelling. In beginsel is het te adviseren deze behandeling vorm te geven op een gesloten afdeling in de vorm van een plaatsing op een FPA.
Als strafrechtelijk kader kan om bovenstaande te realiseren gedacht worden aan het opleggen van een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Toezicht kan hierbij gerealiseerd worden door de (verslavings)reclassering wanneer een reguliere GGZ instelling hier op den duur zelf onvoldoende toe in staat is."
Op 14 mei 2010 heeft de psychiater (naam psychiater) een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van een schizo-affectieve stoornis. Daarnaast bestaat er misbruik van cannabis. Ten tijde van het ten laste gelegde, mits bewezen geacht, was er sprake van genoemde schizo-affectieve stoornis. Betrokkene was hoogstwaarschijnlijk echter niet geïntoxiceerd door cannabis.
De schizo-affectieve stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde, mits bewezen geacht, zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden.
Vanuit de beschreven problematiek kan gezegd worden dat betrokkene vanuit een hypomaan-psychotische decompensatie een overwaardig gedachtegoed had, hij motorisch onrustig en provocerend was, hij makkelijk geïrriteerd raakte, impulsief reageerde en bij ontbreken aan adequate coping de grip op de realiteitstoetsing deels verloor. Hij kende vanuit dit beeld oordeels- en kritiekstoornissen en handelde vanuit een verdere decompensatie van zijn toch al versnelde denken door stresserende elementen (boete, niet krijgen van sigaretten) grensoverschrijdend zonder de consequenties adequaat in te schatten.
Gezien de bij betrokkene reeds langdurige aanwezigheid van genoemde ernstige problematiek, ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, kan gesteld worden dat deze factoren in zeer grote mate van invloed zijn geweest op zijn gedrag en gedragskeuzes aangaande de ten laste gelegde feiten, mits bewezen geacht.
Geadviseerd wordt het ten laste gelegde, mits bewezen geacht, betrokkene verminderd tot sterk verminderd toe te rekenen.
Betrokkene zal een schizo-affectieve stoornis blijven houden met de daarmee gepaard gaande kans op episoden met psychotische en affectieve kenmerken. Derhalve zullen de daarbij behorende symptomen als eerder beschreven ook aanwezig zijn en kunnen leiden tot recidive.
De daaraan gerelateerde aspecten zullen onverminderd aanwezig blijven wanneer geen langdurige behandeling/begeleiding wordt aangegaan.
Daarnaast is zijn verslavingsgevoeligheid, momenteel zijn cannabismisbruik een factor die een rol kan spelen bij de kans op recidive. Immers het is algemeen aanvaard dat het gebruik van cannabis psychotische dan wel manische en/of hypomane perioden kan luxeren met de daarmee gepaard gaande kenmerken die een verhoogd recidiverisico met zich brengen.
Het is voor te stellen dat bij het ontbreken van een adequate daginvulling, financiële armslag en adequaat steunsysteem betrokkene makkelijker dan wel eerder decompenseert door dat gebrek aan structuur en aanwezig zijn van stresserende factoren. Voorts blijkt de therapietrouw wisselend, doch is de therapietrouw van zeer groot belang ter voorkoming van recidiverisico. Vooral het blijven nemen van medicatie voor zijn klachten is van eminent belang om recidive te beperken.
De genoemde factoren en condities hebben een voortdurende interactie met elkaar en zullen elkaar versterken wat een toename van klachten bij betrokkene tot gevolg heeft. Het beste voorbeeld is het feit dat uit de (recente) voorgeschiedenis blijkt dat betrokkene na het staken van zijn medicatie telkenmale lijkt te decompenseren. Eenmaal weer ingesteld op medicatie lijken zijn klachten van psychotische en/of maniforme aard op korte termijn weer naar de achtergrond te verdwijnen. Een ander voorbeeld is de vermelde "zelfmedicatie" middels drugs om zijn negatieve gevoelens te bestrijden wat een psychotische decompensatie tot gevolg kan hebben.
Gelet op bovenstaande is het noodzakelijk betrokkene in een langdurig behandel- en begeleidingstraject te laten plaats nemen. Het verdient ten zeerste aanbeveling deze behandeling die reeds in detentie heeft aangevangen een klinisch vervolg te geven op een forensisch psychiatrische afdeling. Aldaar zal betrokkene verder moeten worden ingesteld op medicatie (waarbij een voorkeur bestaat voor depot medicatie) en zal er stil gestaan moeten worden bij psycho-educatie, terugvalpreventie en signaleringsplannen. Er zal aandacht moeten zijn voor verslavingsaspecten dan wel de invloed van middelen op zijn psychiatrische ziektebeeld en er zullen voor betrokkene alternatieven geboden moeten worden in plaats van deze middelen. Er zal moeten worden gestreefd naar abstinentie van middelen waarbij het noodzakelijk lijkt dit te controleren middels bijvoorbeeld urinecontroles. Wanneer betrokkene voldoende is gestabilseerd heeft het de voorkeur om middels deeltijdbehandeling toe te werken naar een begeleide woonvorm waar een vervolg gegeven kan worden aan medicatie toezicht en controles op abstinentie van middelen. Tevens moet worden gewerkt aan een adequate daginvulling, een wat breder steunsysteem en een gezondere levensstijl. Betrokkene zal frequente begeleiding moeten blijven houden vanuit case-management met aandacht voor onder andere zijn financiën en ADL. Daarnaast zal er met enige regelmaat een psychiater in consult moeten komen om zijn psychiatrisch beeld en zijn medicatie te evalueren. Mogelijk kan het laatstgenoemde deeltijd/ambulante traject plaatsvinden bij de voor hem al bekende GGZ WNB. Waarbij dient te worden opgemerkt dat de begeleiding en behandeling dan aanzienlijk dient te worden aangescherpt en in frequentie opgeschroefd ten opzichte van de periode voor detentie teneinde recidiverisico's te beperken.
Derhalve wordt geadviseerd om betrokkene voor het ten laste gelegde feit, mits bewezen geacht, naast een eventuele onvoorwaardelijk strafdeel te komen tot een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarde zal betrokkene zich coöperatief opstellen ten aanzien van een aanvankelijk klinische behandeling gericht op zijn problematiek die meer specifiek bovenstaande effectueert. Daarnaast is het zinvol een toezichthoudend reclasseringscontact op te starten."
De rechtbank neemt deze conclusie en de gronden waarop zij berust over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hiermee bij het opleggen van de straf rekening houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte een behandeling zal ondergaan en begeleiding van de reclassering zal krijgen. De rechtbank zal dan ook met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal de duur van het voorwaardelijke deel echter, ten opzichte van de eis van de officier van justitie, beperken. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en dat dit voorwaardelijk deel groot genoeg is om als "stok achter de deur" te dienen.
De vordering van de benadeelde partij NS Reizigers.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien er geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf heeft gepleegd. De bedreiging is strafbaar gesteld in artikel 285 Sr. De strekking van deze bepaling is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf. De schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden betreft de kosten van het vervangend vervoer. Deze schade is dan ook niet aan te merken als rechtstreekse schade van de bedreiging.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285, 310.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met een terroristisch misdrijf
T.a.v. feit 2:
diefstal
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 539 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
en bijzondere voorwaarden:
1) dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht; en
2) dat veroordeelde een klinische behandeling zal ondergaan bij de FPA De Mare
te Halsteren, of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal 12 maanden of zoveel korter als door de behandelaren in overleg met de Reclassering nodig wordt geacht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 8 oktober 2010 reeds geschorst.
T.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij NS Reizigers in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.T. van Vliet, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. A.M. Bossink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 22 oktober 2010.
1 Aangifte van [getuige 1], p. 67-71.
2 Verklaring van [getuige 2], p. 127-128.
3 Verklaring van [getuige 3], p. 134.
4 Verklaring van [getuige 4], p. 152-153.
5 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2010.
6 Aangifte van [[gedupeerde], p. 220.
7 Verklaring van [gedupeerde], p. 224.
8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2010.