Op 12 mei 2010 heeft de psycholoog (naam psycholoog) een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven:
"Het is niet zo dat er geen inschatting van het gevaar op recidive kan worden gegeven. Dit omdat er namelijk duidelijk een aantal risicofactoren aan te wijzen is. In de eerste plaats is er bij betrokkene sprake van een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Deze problematiek zorgt ervoor dat betrokkene kwetsbaar is en niet in staat is om geheel zelfstandig zijn leven adequaat vorm te geven zonder medicamenteuze behandeling. Verder is het van belang dat betrokkene zich onthoudt van middelengebruik en zich een bepaalde mate van controle en toezicht laat 'aanleunen'. Het risico bestaat immers dat betrokkene, zoals in het verleden vaker is voorgekomen, zijn medicatiegebruik staakt en wederom softdrugs gaat gebruiken om zich naar eigen zeggen beter te gaan voelen. Hoe het ook zij, zonder adequate medicamenteuze behandeling zal betrokkene snel afglijden en klachten gaan ervaren die passen bij het ziektebeeld. Wanneer dit het geval is, neemt het gevaar op risicovol gedrag toe. Dit komt ook duidelijk naar voren uit het aantal meldingen waarmee betrokkene geregistreerd staat bij de politie. Betrokkene verliest dan als het ware de 'rem' op zijn gedrag. Hiermee is overigens nog niet gezegd dat betrokkene dan ook direct een ernstig gevaar voor zijn omgeving zal gaan vormen.
Wanneer betrokkene adequaat medicamenteus behandeld wordt, zich onthoudt van middelengebruik en zich laat controleren op deze factoren, is het gevaar op recidive als laag in te schatten. Indien betrokkene geen medicatie gebruikt en daarbij ook terugvalt in drugsgebruik, neemt de kans op risicovol gedrag voor zowel betrokkene als zijn omgeving, toe.
Bij betrokkene is sprake van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Daarnaast is er sprake van verslavingsproblematiek in de vorm van cannabismisbruik. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedden onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Wanneer betrokkene al een tijdje vanwege de ervaren bijwerkingen zijn medicatie niet meer inneemt, gaat zijn psychische conditie snel achteruit. Hij raakt in een wat eufore stemming, vertoont meer ontremd gedrag en hij ervaart überhaupt minder controle over zijn handelen. Vanuit dit als hypomaan te typeren toestandsbeeld passend bij de bij betrokkene vastgestelde schizo-affectieve stoornis, 'besluit' betrokkene naar Oslo te gaan omdat ze hem daar niet kennen en hij daar dus overnieuw kan beginnen. In deze eufore stemming stapt betrokkene in de trein alwaar hij door medepassagiers opgemerkt wordt door zijn drukke en 'gestoorde' gedrag. Hij vraagt om een sigaret en wanneer hij deze niet krijgt, raakt hij geagiteerd. Dit geagiteerd raken past binnen de pathologie van betrokkene en is eerder gezien bij hem door de GGZ Westelijk Noord-Brabant. Vanuit deze agitatie en het ervaren van minder controle over zijn gedrag waarbij hij de consequenties van zijn handelen niet volledig meer overziet, dreigt hij de trein te laten ontploffen middels de explosieven die hij bij zich zegt te dragen.
Betrokkene ziet de wederrechtelijkheid van de ten laste gelegde feiten in, maar is op basis van bovenstaande problematiek in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen.
Betrokkene kan beschouwd worden als verminderd toerekeningsvatbaar.
De factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive, zijn de navolgende.
Een combinatie van factoren, maar met name hypomane episodes waardoor betrokkene de controle over zijn gedrag grotendeels verliest en ontremd gedrag vertoont waardoor hij geen oog meer heeft voor de consequenties die zijn gedrag teweeg te brengt. Verdere factoren zijn psychotische symptomen zoals grootheidswanen, in mindere mate hallucinaties en ten slotte middelenmisbruik.
Naast bovenstaande factoren is het van belang om op te merken dat betrokkene zonder goed ingekaderde hulp van externen in de vorm van een verplicht hulpverleningskader, niet in staat moet worden geacht om zijn leven langdurig op een constructieve manier vorm te geven. Er zijn geen beschermende factoren zoals een adequaat en ondersteunend netwerk of het hebben van een adequate daginvulling.
Zonder een extern structurerend en begeleidend kader waarin er toezicht is op blijvend medicatiegebruik en onthouding van middelengebruik, zal betrokkene vroeg of laat weer stoppen met zijn medicatie-inname. Dit is namelijk al vaker gebeurd. De kans is dan als groot in te schatten dat zijn handelen dan weer vrij snel en in sterke mate bepaald en gestuurd zal gaan worden door zijn psychiatrische problematiek en dan met name ernstig ontremd gedrag. Daar betrokkene op een dergelijk moment het contact met de realiteit grotendeels verliest en zich minder goed laat begeleiden door hulpverleners, neemt de kans op onverantwoord risicovol en potentieel voor derden gevaarlijk gedrag toe.
Er dient opgemerkt te worden dat het niet waarschijnlijk is dat betrokkene de rest van zijn leven delictvrij zal functioneren of geen risicovol gedrag meer zal gaan vertonen. Tot dusver is hij echter niet bekend met ernstig en frequent voorkomend fysiek agressief gedrag dan wel het frequent plegen van ernstige geweldsdelicten. De bij betrokkene vastgestelde psychiatrische problematiek dient echter wel blijvend onder de aandacht te zijn en behandeld te worden middels onder andere medicatie en controle op het gebruik daarvan. Daarnaast dient er controle te zijn op het zich onthouden van middelengebruik. (...)
Dat laat alleen nog de mogelijkheid open voor een verplichte klinische behandeling binnen een reguliere GGZ instelling. In beginsel is het te adviseren deze behandeling vorm te geven op een gesloten afdeling in de vorm van een plaatsing op een FPA.
Als strafrechtelijk kader kan om bovenstaande te realiseren gedacht worden aan het opleggen van een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Toezicht kan hierbij gerealiseerd worden door de (verslavings)reclassering wanneer een reguliere GGZ instelling hier op den duur zelf onvoldoende toe in staat is."