2.1 Het gaat in dit geding om het volgende.
[opposante sub 1] ambieerde een baan als stewardess. Via internet en via de krant is zij in contact gekomen met BBS. Zij ontving daarop van BBS een studiegids: 'maak vliegensvlug carrière als steward(ess) of grondsteward(ess)'.
Er was een begeleidende brief van: 'The Stewardess Academy', waarin [opposante sub 1] onder meer werd uitgenodigd om naar een toelatingsgesprek bij BBS te komen. Op die uitnodiging is [opposante sub 1] ingegaan en zij heeft toen een toelatingstest gemaakt. Daarna is er een gesprek geweest met een studieadviseuse van BBS en vervolgens heeft zij samen met een van haar ouders (opposante 2 of opposant 3) een onderwijsovereenkomst gesloten voor het schooldiploma SRH (steward(ess), grondsteward(ess), reisleid(st)er, host(ess), receptionist(e), telefonist(e)). Dit voor een bedrag van € 4.600,--, te betalen in twaalf maandelijkse termijnen van € 383,33 per maand. Vrij snel na het begin van de opleiding heeft [opposante sub 1] de opleiding gestaakt en ook de maandbetalingen.
Hierop heeft BBS bij dagvaarding d.d. 10 maart 2009 van [opposante c.s.] hoofdelijk betaling gevorderd van € 3.600,-- met rente en kosten. Bij vonnis d.d. 19 (of 25, kantonrechter) maart 2009 heeft de kantonrechter te Eindhoven deze vordering bij verstek toegewezen.
[opposante c.s.] is - naar aangenomen moet worden tijdig - tegen deze veroordeling in verzet gekomen bij bovenvermelde verzetdagvaarding. Zij vordert kort gezegd ontheven te worden van die veroordeling en alsnog afwijzing van de oorspronkelijke vordering en in reconventie vordert zij veroordeling van BBS tot betaling aan haar van € 1.241,49 alsmede voor recht te verklaren dat de overeenkomst d.d. 26 juli 2008 is vernietigd, althans ontbonden. Subsidiair vordert [opposante c.s.] deze overeenkomst alsnog te ontbinden.
[opposante c.s.] grondt haar verweer in conventie en haar vorderingen in reconventie op een wilsgebrek (primair dwaling, subsidiair bedrog), subsidiair op onrechtmatig handelen van de zijde van BBS en meer subsidiair op een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van BBS.
Verder stelt [opposante c.s.] dat BBS de door haar ingeroepen algemene voorwaarden nimmer aan [opposante c.s.] ter hand heeft gesteld en dat BBS aldus geen redelijke mogelijkheid aan [opposante c.s.] heeft geboden om van die voorwaarden kennis te nemen. Ook betwist [opposante c.s.] dat de ouders van [opposante sub 1] (opposanten 2 en 3) zich borg voor haar hebben gesteld zodat opposanten 2 en 3 in ieder geval ten onrechte door BBS in rechte zijn betrokken. Opposante 2 heeft de onderwijsovereenkomst meegetekend ten bewijze van haar toestemming om een overeenkomst aan te gaan als vereist in artikel 1:234, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tenslotte stelt [opposante c.s.] dat de door BBS gevorderde en bij verstek toegewezen buitengerechtelijke incassokosten door haar in ieder geval niet verschuldigd zijn. In de eerste plaats niet omdat de hoofdvordering van BBS moet worden afgewezen en in de tweede plaats niet omdat er geen zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dat daarvoor een aparte vergoeding op zijn plaats zou zijn.