ECLI:NL:RBSHE:2010:BO0016

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845511-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en terbeschikkingstelling voor seksueel misbruik van kleinkind en vervaardigen van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar partner betrokken was bij het seksueel misbruiken van haar kleinkind van vijf weken oud en het vervaardigen van kinderporno. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder seksueel binnendringen van het lichaam van het kleinkind en het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij het kind betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar ontkende de betrokkenheid van haar partner bij bepaalde handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in overweging genomen, evenals de aangifte van de vader van het slachtoffer.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de ernst van de gepleegde handelingen en de impact op het slachtoffer en zijn ouders zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 263 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, zoals vastgesteld door deskundigen, en het verhoogde risico op recidive. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om zich te laten behandelen in een intramurale inrichting en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod en deelname aan een behandeling binnen een 'Linehan-groep'. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845511-09
Datum uitspraak: 11 oktober 2010
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 februari 2010, 9 april 2010, 27 mei 2010, 13 juli 2010 en 27 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 september 2009 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een ander (te weten [medeverdachte/partner]), althans alleen, met [slachtoffer] (geboren op (geboortedatum) 2009), die toen de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft/hebben gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van [slachtoffer], welke handeling(en) bestond(en) uit het:
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes mededader, penis en/of haar,
verdachtes, tong in de mond van [slachtoffer] en/of
- door verdachte kussen van en/of in de mond nemen van en/of zuigen aan en/of
likken aan de penis en/of balzak van [slachtoffer] en/of
- houden van haar, verdachtes, tepel tegen de mond van [slachtoffer] en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, penis tegen de mond en/of de kin
en/of de wang van [slachtoffer] en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, eikel tegen de balzak en/of penis
van [slachtoffer]
(Artikel 244 jo. 47 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 05 september 2009 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een ander (te weten [medeverdachte/partner]), althans alleen, met [slachtoffer] (geboren op (geboortedatum) 2009), die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft/hebben gepleegd, bestaande uit welke handeling(en) bestond(en) uit het:
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes mededader, penis en/of haar,
verdachtes, tong in de mond van [slachtoffer] en/of
- door verdachte kussen van en/of in de mond nemen van en/of zuigen aan en/of
likken aan de penis en/of balzak van [slachtoffer] en/of
- houden van haar, verdachtes, tepel tegen de mond van [slachtoffer] en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, penis tegen de mond en/of de kin
en/of de wang van [slachtoffer] en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, eikel tegen de balzak en/of penis
van [slachtoffer]
(Artikel 247 jo. 47 Wetboek van Strafrecht);
2.
zij in of omstreeks de periode van 05 september 2009 tot en met 09 november
2009 te 's-Hertogenbosch en/of Rosmalen, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte/partner]), althans alleen, één of
meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, te weten een harddisk,
bevattende 17, althans een of meer afbeelding(en) en/of een filmopname van
seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een
persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was
betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft/hebben vervaardigd
en/of in bezit heeft/hebben gehad, te weten een of meer afbeelding(en) en/of
een filmopname bevattende seksuele handelingen van verdachte en/of haar
mededader met [slachtoffer] (geboren op [...] 2009), bestaande uit het:
- door verdachte kussen van en/of in de mond nemen van en/of zuigen aan en/of
likken aan de penis en/of de balzak van [slachtoffer] (film vrouw/baby en/of
foto DSCF001 en/of foto DSCF002 en/of foto DSCF003 en/of foto DSCF0004 en/of
foto DSCF005) en/of
- houden van haar, verdachtes, tepel tegen de mond van [slachtoffer] (foto
DSCF0008) en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, penis tegen de mond en/of kin en/of
wang van [slachtoffer] (foto DSCF0010 en/of foto DSCF0012 en/of foto
DSCF0014) en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes mededader, penis in de mond van die
[slachtoffer] (foto DSCF0011 en/of foto DSCF0013) en/of
- steken en/of duwen van haar, verdachtes, tong in de mond van [slachtoffer]
(foto DSCF0017) en/of
- houden van zijn, verdachtes mededader, eikel tegen de balzak en/of penis van
[slachtoffer] (foto DSCF0015 en/of foto DSCF0016)
(Artikel 240b jo. 47 Wetboek van Strafrecht).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat feit 1 primair niet kan worden bewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van seksueel binnendringen. Het plegen van ontuchtige handelingen zoals onder 1 subsidiair tenlastegelegd kan naar de mening van de raadsman wel bewezen worden.
De raadsman stelt dat verdachte betwist dat ze afbeeldingen zoals tenlastegelegd heeft vervaardigd of in bezit gehad heeft en er onvoldoende overig bewijs is voor het tenlastegelegde in bezit hebben of vervaardigen daarvan.
Het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 1 primair stelt de rechtbank vast dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd bij de politie en ter terechtzitting van 9 april 2010 voor zover het betreft haar eigen handelen. Het brengen van de penis in mond van [slachtoffer] door verdachtes mededader wordt door verdachte ontkend.
De verklaring van verdachte wordt onder meer ondersteund door de aangifte van de vader van [slachtoffer] en de verklaring van medeverdachte.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de politie heeft verdachte op 11 november 2009 onder meer verklaard (proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 64 e.v.):
Ik moest op een zaterdag oppassen bij [dochter]. Ik heb dat [medeverdachte] gezegd en gevraagd: "Kom je ook". Het was toen al duidelijk dat we foto's zouden maken van [slachtoffer] en mij.
Ik heb hem gebeld toen [dochter] en [schoonzoon] weg waren. [medeverdachte] heeft eerst foto's gemaakt toen ik met [slachtoffer] op de bank zat. Dat waren gewone foto's. Daarna zijn we naar de kamer van [slachtoffer] gegaan. Ik vroeg "wat nu". [medeverdachte] zei: "Kleed je maar uit". Ik heb me uitgekleed. [medeverdachte] zei dat ik [slachtoffer] uit moest kleden. [medeverdachte] zei: "Toe maar". Toen heb ik [slachtoffer] kusjes gegeven, op zijn voetjes, armpjes, lijfje. [medeverdachte] maakt foto's. Dat merkte ik aan de flits. Ik heb zijn plassertje en balletje gekust en in de mond genomen. [medeverdachte] bleef foto's maken. Er is één foto van [medeverdachte] met zijn penis bij het mondje van [slachtoffer].
Ik heb de laptop van [medeverdachte] meegenomen. We hebben de harde schijf eruit gehaald en bij de politie ingeleverd. Ik heb ook het fototoestel meegenomen.
Ter terechtzitting van 9 april 2010 heeft verdachte, nadat haar verklaring door de voorzitter aan haar was voorgehouden, verklaard dat hetgeen haar was voorgehouden juist is.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande verklaring van verdachte dat verdachte wetenschap had van de omstandigheid dat haar mededader foto's zou gaan maken van haarzelf met de baby. Verdachte heeft haar mededader verteld dat ze op haar kleinkind moest passen en hem gevraagd ook te komen. Verdachte heeft, toen haar mededader haar vroeg zich uit te kleden en hij haar aanspoorde de bewezenverklaarde handelingen te verrichten, gezien dat er foto's werden gemaakt van deze handelingen. Verdachte heeft toen haar handelingen niet gestaakt of haar mededader er niet van weerhouden om foto's te maken.
Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op het samen met haar mededader vervaardigen van de in de bewezenverklaring genoemde foto's.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 05 september 2009 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander
(te weten [medeverdachte/partner]), met [slachtoffer] (geboren op (geboortedatum) 2009), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], welke handelingen bestonden uit het:
- brengen van haar, verdachtes, tong in de mond van [slachtoffer] en
- door verdachte kussen van en in de mond nemen van en zuigen aan en likken aan de penis
en balzak van [slachtoffer] en
- houden van haar, verdachtes, tepel tegen de mond van [slachtoffer] en
- houden van zijn, verdachtes mededader, penis tegen de mond en de kin en de wang van die
(slachtoffer) en
- houden van zijn, verdachtes mededader, eikel tegen de balzak en penis van [slachtoffer];
2.
op 05 september 2009 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander
(te weten [medeverdachte/partner]), afbeeldingen en een filmopname van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft vervaardigd
te weten afbeeldingen en een filmopname bevattende seksuele handelingen van verdachte en/of haar mededader met [slachtoffer] (geboren op [...] 2009), bestaande uit het:
- door verdachte kussen van en in de mond nemen van en zuigen aan en likken aan de penis
en de balzak van [slachtoffer] (film vrouw/baby en/of foto DSCF001 en/of foto DSCF002
en/of foto DSCF003 en/of foto DSCF0004 en/of foto DSCF005) en
- houden van haar, verdachtes, tepel tegen de mond van [slachtoffer] (foto DSCF0008) en
- houden van zijn, verdachtes mededader, penis tegen de mond en/of kin en
wang van [slachtoffer] (foto DSCF0010 en/of foto DSCF0012 en/of foto DSCF0014) en
- steken van haar, verdachtes, tong in de mond van [slachtoffer] (foto DSCF0017) en
- houden van zijn, verdachtes mededader, eikel tegen de balzak en penis van [slachtoffer]
(foto DSCF0015 en/of foto DSCF0016).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Op 28 februari 2010 heeft dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, in samenwerking met drs. P.F. Eland, psychiater in opleiding, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusies luiden -zakelijk weergegeven- onder meer:
Betrokkene is bekend met (gedwongen) misbruik van cannabis, een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken en een posttraumatische stress-stoornis. Bij betrokkene is daarnaast sprake van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, borderline en theatrale trekken.
Ten tijde van het tenlastegelegde was dit eveneens zo. De persoonlijkheidsstoornis en het cannabisgebruik beïnvloedden de gedragskeuzes en de gedragingen van betrokkene ten tijde van het haar tenlastegelegde.
Het gegeven van de persoonlijkheidsstoornis en de invloed daarvan kan een argument zijn om te adviseren het tenlastegelegde in enige mate verminderd toe te rekenen.
Op 25 maart 2010 heeft de psycholoog drs. M. van Heteren een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusies en het advies luiden -zakelijk weergegeven- onder meer:
Bij betrokkene is sprake van en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Op grond van een belaste voorgeschiedenis ontwikkelde betrokkene een borderline persoonlijkheidsstoornis met daarnaast afhankelijke en vermijdende trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Deze gebrekkige ontwikkeling en persoonlijkheidsstoornis beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene heeft vanuit de aard van de borderline persoonlijkheidsproblematiek een zwakke (ook seksuele) identiteit. Uit de angst de medeverdachte te verliezen wendde ze seksuele deviante belangstelling voor en vervloeide volledig met de medeverdachte waardoor het slechtste van hen beiden werd blootgelegd. Hoewel betrokkene zich sterk afhankelijk voelde van de medeverdachte blijkt uit niets dat ze onder druk van de medeverdachte heft gehandeld. Integendeel, ze heeft min of meer pro-actief gehandeld door de medeverdachte op te bellen terwijl ze wist dat het tenlastegelegde plaats zou kunnen gaan vinden omdat hierover reeds gesproken en gefantaseerd was. De borderline-persoonlijkheidsstoornis heeft doorgewerkt in haar handelwijze tijdens het tenlastegelegde. Zij was doordoor beperkt om haar wil in volle vrijheid te bepalen, nog verstrekt door situatieve en relationele factoren. Geadviseerd wordt betrokkene voor het thans tenlastegelegde, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen over in die zin dat de rechtbank verdachte terzake het hiervoor bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te harer laste bewezen is verklaard. Er zijn evenmin feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 263 dagen met aftrek van voorarrest en opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit de eis van de officier van justitie niet te volgen en aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen, zodanig dat verdachte in de gelegenheid kan worden gesteld in het kader van deze voorwaarden deel te nemen aan een Linehan-therapie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met het volgende.
Verdachte heeft, samen met haar mededader, met haar kleinkind [slachtoffer], die toen ongeveer vijf weken oud was, vergaande ontuchtige handelingen gepleegd. Daarbij heeft verdachte onder meer haar tong in de mond van [slachtoffer] gebracht, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank kan worden gekwalificeerd als seksueel binnendringen.
De feiten hebben, zoals ook bleek tijdens het onderzoek ter terechtzitting, een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ouders van dit kind en het is bekend dat bij slachtoffers van dit soort misdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid (kunnen) blijven bestaan.
De rechtbank overweegt voorts dat, zoals naar voren komt in de schriftelijke slachtofferverklaring van de ouders van het slachtoffer, voor de ouders zwaar weegt dat zij hun kind aan verdachte hebben toevertrouwd en dat zij zich afvragen hoe zij later aan hun kind moeten uitleggen wat er heeft plaatsgevonden.
Voorts had verdachte zich moeten realiseren dat het vervaardigen van afbeeldingen die kunnen worden aangeduid als kinderpornografische afbeeldingen in de toekomst zeer nadelige gevolgen kan hebben voor het betrokken slachtoffer in het geval deze afbeeldingen onverhoopt in handen van derden zouden komen, waardoor het risico bestaat dat het slachtoffer nog jaren later geconfronteerd wordt met de afbeeldingen.
Verdachte heeft zich het lot van het kind en zijn ouders onvoldoende aangetrokken.
Zij heeft de belangen van [slachtoffer] en zijn ouders -haar kleinkind, respectievelijk haar dochter en schoonzoon- volstrekt ondergeschikt gemaakt aan het belang dat zijzelf hechtte aan het behoud of instandhouding van haar relatie met medeverdachte, waardoor zij schier onherstelbaar leed heeft toegebracht aan hen en aan de familie.
Anderzijds laat de rechtbank bij de strafoplegging meewegen dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven dat zij zich bewust is van de ontoelaatbaarheid van haar handelen en zich bereid heeft getoond zich in verband met haar psychische problemen zoals die uit de omtrent haar uitgebrachte rapporten naar voren zijn gekomen, te laten behandelen.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening, zoals hiervoor reeds overwogen, met de omstandigheid dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Alle feiten en omstandigheden in ogenschouw nemend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het standpunt van de Officier van Justitie:
De Officier van Justitie acht verdachte zodanig recidivegevaarlijk dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden eist. Zij baseert zich op de rapporten van diverse gedragsdeskundigen. De psychiater en de psycholoog hebben in hun Pro Justitia rapportages geconcludeerd dat er sprake is van een verhoogd risico op herhaling en zijn ter terechtzitting bij die conclusie gebleven. Ook de reclassering vindt het risico op herhaling hoog gemiddeld.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het herhalingsrisico laag is, hetgeen blijkt uit de door de gedragsdeskundigen gehanteerde risico-instrumenten. Het klinisch oordeel van de gedragsdeskundigen dat het recidiverisico verhoogd zou zijn is niet overtuigend. Verdachte was ten tijde van het delict een 56 jaar oude vrouw met een blanco strafblad. De seksuele handelingen die met haar kleinzoon hebben plaatsgevonden zijn sterk relationeel bepaald. Het was de combinatie van verdachte en haar medeverdachte, zij hebben het slechtste in elkaar boven gehaald.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Dr. P.J.A. van Panhuis en drs. P.F. Eland, respectievelijk psychiater en psychiater in opleiding, hebben in hun Pro Justitia rapportage onder meer overwogen:
"Wanneer men gestructureerde risicotaxaties afneemt zoals de HCR-20 en de SVR-20 wijzen beide op een laag herhalingsrisico. Echter de persoonlijkheidsstoornis maakt dat betrokkene bijzonder beïnvloedbaar is. Deze beïnvloedbaarheid, zoals bij betrokkene het afgeven van haar bankpas en het meegaan in middelenmisbruik en seksuele wensen van haar partner wordt, in beide risicotaxaties, ter bepaling van het herhalingsrisico, niet meegenomen. Zodra betrokkene bij het verlaten van detentie stromeloos komt te staan, ontstaat door deze beïnvloedbaarheid wel degelijk een verhoogd risico op grensoverschrijdingen en vervolgens is dan weer niet uit te sluiten dat daaruit ook overschrijding van seksuele grenzen van anderen voortkomt, in het bijzonder wanneer betrokkene, impulsief, een nieuwe relatie zal aangaan."
De psychiaters spreken in hun rapport vervolgens van een reële kans op recidive.
Ter terechtzitting van 13 juli 2010 heeft dr. P.J.A. van Panhuis als getuige-deskundige onder meer het volgende verklaard:
"Dat betrokkene niet eerder een soortgelijk feit heeft gepleegd vormt in een gestructureerde risicotaxatie de basis voor het bepalen van het recidiverisico. Gevaar daarbij is dat specifiek geleund wordt op de statistiek en de individualisering achterwege wordt gelaten. Binnen ons vakgebied wordt steeds duidelijker dat je bij de bepaling van het recidiverisico de inschatting moet individualiseren. (...) De kans op recidive bij betrokkene hangt samen met een aantal als gestoord te typeren persoonlijkheidsdynamieken van betrokkene. (...) De beïnvloedbaarheid bijvoorbeeld is een risicofactor van belang en ook het feit dat betrokkene huis en haard kwijt is. (...) Op het moment dat iemand zodanig beïnvloedbaar is dat ze komt tot een delict als het onderhavige dan bestaat het gevaar dat zij opnieuw in dergelijke situaties terechtkomt. Er heeft een aaneenschakeling van grensoverschrijdende stappen plaatsgevonden. Er zijn vele gevallen bekend van relaties van pedoseksuelen waar vrouwen zoals betrokkene faciliterend werken. De goede intelligentie van betrokkene heeft helemaal niet corrigerend gewerkt. (...) Ik heb geen aanleiding om te concluderen dat de huidige justitiële interventie recidiveremmend zal werken."
Drs. M. van Heteren, GZ psycholoog, heeft in haar Pro Justitia rapportage onder meer het navolgende overwogen:
"Betrokkene heeft vanuit haar weinig zeker zelfbeeld vroegkinderlijke behoeften die ze ook wel projecteert op kinderen. Ook met hen gaat ze te weinig afgrenzend om. De kans dat deze behoeften weer geseksualiseerd zullen worden is niet erg groot omdat de situationele kant van de aanwezigheid van de medeverdachte en zijn problematiek zich niet snel precies weer zo zal voordoen. Ook zullen haar kinderen na het ten laste gelegde hun kinderen niet meer snel aan betrokkene toevertrouwen. De partnerkeuze van betrokkene vormt wel een risico op ingewikkelde relationele verhoudingen, waarin deviant seksueel gedrag al of niet in combinatie met geweld maar zo weer op zou kunnen treden. (...) Gezien de leeftijd van betrokkene is de kans op een toekomstige partner met kinderen en kleinkinderen reëel. De seksuele recidivekans wordt als verhoogd ingeschat bij een laag algemeen recidive risico.".
Ter terechtzitting van 9 april 2010 heeft drs. Van Heteren als getuige-deskundige onder meer het volgende verklaard:
"Dat verdachte aan de hand van het risicotaxatieinstrument niet hoog scoort komt door het instrument zelf, omdat het feit een eenmalige gebeurtenis betreft en verdachte niet eerder voorkomt in het justitieel documentatieregister. De klinische indruk is dat verdachte en [medeverdachte] het slechtste in elkaar naar boven hebben gebracht. De situationele en relationele factoren moeten gescheiden van elkaar worden gezien. De kans dat verdachte een soortgelijke nieuwe partnerrelatie aangaat acht ik redelijk hoog. Dat maakt dat er opnieuw een fatale combinatie zou kunnen ontstaan waardoor er een gevaar zou kunnen ontstaan voor een nieuw delict. (...) Verdachte is bang om alleen gelaten te worden, zodat zij op zoek zal gaan naar een nieuwe relatie en zich daarin op een soortgelijke wijze zal opstellen als zij heeft gedaan in de relatie met de heer [medeverdachte]. (...) In antwoord op de vraag van de advocaat van verdachte of ik bij mijn mening over de recidivekans heb betrokken dat zijn cliënte geen strafblad heeft zeg ik u het volgende. Ik ben van mening dat eerdere overschrijdingen niet hebben plaatsgehad doordat verdachte in de luwte is kunnen blijven door overmatige psychische zorg. (...) Zo spreekt verdachte lovend over haar voormalige echtgenoot, maar zijn steun is inmiddels weggevallen en de vraag is of een toekomstige relatie of anderen in haar omgeving haar op dezelfde wijze willen en kunnen ondersteunen. Ik heb in mijn rapport beschreven hoe zij - onderhuids - grensoverschrijdend kan zijn in het leggen van contacten. (...) Het is onvoorspelbaar in wat voor moeilijkheden verdachte terecht zal komen maar dat zij in moeilijkheden komt acht ik onafwendbaar."
Op grond van voornoemde overwegingen en verklaringen van de (getuige-)deskundigen komt de rechtbank tot het oordeel dat bij verdachte sprake is van een zodanig herhalingsgevaar dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden eist. De psycholoog heeft in haar antwoord op de vraag naar het recidivegevaar de omstandigheid dat verdachte en haar medeverdachte het slechtste in elkaar hebben bovengehaald betrokken evenals de omstandigheid dat er geen eerdere justitiecontacten zijn geweest. Desalniettemin acht zij de kans op recidive ten aanzien van seksuele delicten verhoogd. Ook voor de psychiaters weegt de persoonlijkheidsdynamiek van verdachte zwaarder dan de specifieke relatie tussen verdachte en haar medeverdachte en zij hebben eveneens de omstandigheid van het blanco strafblad bij hun conclusie ten aanzien van het recidivegevaar betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich in de onderhavige strafzaak ten onrechte steeds gepresenteerd als het slachtoffer van medeverdachte. Weliswaar heeft haar medeverdachte haar beïnvloed maar ook verdachte heeft met haar persoonlijkheidsdynamiek het slechtste in haar medeverdachte naar boven gehaald, bijvoorbeeld doordat zij een interesse in kinderporno voorwendde (zie de verklaring van verdachte op pag. 77 van het proces-verbaal). Dit maakt dat het recidiverisico niet enkel wordt bepaald door de vraag of verdachte na detentie relaties aanknoopt met kwaadwillende personen maar ook wat zij met haar persoonlijkheidsdynamiek bij anderen teweegbrengt. Dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen doet aan het voorafgaande niet af. Mogelijk heeft de jarenlange relatie met haar ex-echtgenoot in dat opzicht beschermend gewerkt.
Het verhoogde recidivegevaar en de ernst van het begane feit rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank derhalve de ingrijpende maatregel van TBS met voorwaarden.
In het rapport van 28 februari 2010 van dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, in samenwerking met drs. P.F. Eland, psychiater in opleiding, concluderen de deskundigen dat in de te stellen voorwaarden dient te worden vastgelegd dat betrokkene zich klinisch laat behandelen binnen een "Linehangroep", zoals mogelijk is binnen de GGzE. Dit kan de identiteit van betrokkene verstevigen en haar beïnvloedbaarheid verminderen. Aansluitend dient betrokkene langdurig poliklinisch te worden behandeld en begeleid.
De getuige-deskundige [reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting van 27 september 2010, toegelicht dat een Linehan-behandeling in principe ambulant is maar ook aanvullend vanuit een dagbehandeling kan worden gevolgd.
Verdachte heeft ter terechtzitting meermalen aangegeven bereid te zijn een Linehan-behandeling te volgen.
De rechtbank zal op grond hiervan in de bijzondere voorwaarden opnemen dat verdachte zal deelnemen aan een behandeling in een intramurale inrichting, te weten FPA Vught, waarvan in elk geval een behandeling binnen een "Linehangroep" deel uitmaakt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 38, 38a, 57, 240b, 244.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen
plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam.
T.a.v. feit 2:
medeplegen van: afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken
of schijnbaar is betrokken, vervaardigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 263 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 29 juli 2010 met ingang van 30 juli 2010 reeds geschorst.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Stelt als voorwaarden:
1. Meldingsgebod.
De veroordeelde dient zich gedurende voornoemde proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Veroordeelde heeft contact met de reclassering zoals de reclassering dit nodig acht.
De frequentie van de gesprekken kunnen wekelijks zijn en tweewekelijks. Dit is afhankelijk van de inschatting van de reclasseringswerker in overleg met het TCO (TBS Casuïstiek Overleg).
2. Opname in een zorginstelling.
De veroordeelde wordt verplicht om zich voor de gediagnosticeerde psychische problemen te laten behandelen in een intramurale inrichting, te weten FPA Vught, voor zolang Reclassering Nederland dit nodig acht. Van deze behandeling dient in elk geval een behandeling binnen een "Linehangroep" deel uit te maken.
3. Bijkomende bijzondere voorwaarden en aanwijzingen.
De voordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de aanwijzingen van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
- veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
- veroordeelde zal zich op geen enkele wijze onttrekken aan behandeling en begeleiding, zoals voorgeschreven door de Reclassering Nederland;
- veroordeelde houdt zich aan de voorgeschreven medicatie;
- veroordeelde zal zich houden aan de behandelafspraken en richtlijnen van de FPA te Vught;
- veroordeelde dient zich op het gebied van drug- en alcoholgebruik (respectievelijk het gebruik van alcoholarme dranken zoals maltbier) te houden aan de richtlijnen van de behandelaars en de aanwijzingen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Daarnaast wordt veroordeelde geacht om actief mee te werken aan de controle hierop middels
urinecontroles of blaastesten;
- veroordeelde houdt zich aan de afspraken en richtlijnen die gemaakt zijn met de reclassering en geeft openheid van zaken;
- veroordeelde dient de reclassering tijdig in te schakelen, indien zich problemen voordoen, op wat voor gebied dan ook;
- veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering tot het verstrekken en inwinnen van informatie betreffende haar persoon bij referenten;
- veroordeelde dient bereikbaar te zijn. Indien zij niet in de gelegenheid is om haar telefoon op te nemen, dient zij binnen 24 uur terug contact op te nemen met de reclassering.
Aanwijzingen waaraan veroordeelde zich dient te houden:
- indien veroordeelde wenst te veranderen van woonomgeving, dient zij toestemming te krijgen van de reclassering.
- veroordeelde zal, eens per halfjaar, een recente pasfoto aan de reclassering overhandigen of zij schikt zich in het maken van een foto door de reclassering;
- veroordeelde zorgt voor een ziektekostenverzekering;
- veroordeelde werkt mee aan het invullen van de Koninklijke landelijke Politie Diensten (KLPD) lijst die, indien nodig, gebruikt kan worden voor opsporingsdiensten ingeval van onttrekking aan de voorwaarden;
- veroordeelde zal zich niet onttrekken aan de voorwaarden. Het onttrekken aan één van de voorwaarden wordt als risicovolle situatie aangemerkt en wordt gemeld door de reclassering aan de Officier van Justitie.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. E.C.P.M. Valckx, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 11 oktober 2010.