RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 212994 / HA ZA 10-1326
Vonnis in incident van 29 september 2010
de vennootschap onder firma
CATARACT ONDERNEMING V.O.F.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S.J.M. Peters te Valkenburg (L),
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. Folkeringa te Hoorn (NH).
Partijen zullen hierna Cataract en [X] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte overlegging producties,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Cataract vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, [X] te veroordelen tot betaling van respectievelijk een bedrag van EUR 1.900,00 en een bedrag 8.018,28, beide bedragen te vermeerderen met rente en kosten. Cataract legt aan het gevorderde bedrag van EUR 1.900,00 ten grondslag dat dit bedrag betrekking heeft op de parkbijdrage die Cataract ten behoeve van [X] heeft voldaan aan de beheerder van het bungalowpark te [adres], België, waar [X] een bungalow heeft. Het bedrag van EUR 8.018,28 heeft betrekking op de renovatie van zes bungalows van [X]. Cataract heeft in opdracht en voor rekening van [X] (coördinatie)werkzaamheden verricht, alsmede gereedschappen en materialen ter beschikking gesteld. Van de door Cataract aan [X] verzonden facturen is tot op heden een bedrag van EUR 8.018,28 onbetaald gebleven.
2.2. In het incident vordert [X] dat het haar wordt toegestaan de heer [V] in vrijwaring op te roepen. Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. [V] was van 27 juni 2005 tot 30 oktober 2008 bewindvoerder van [X]. [V] heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder namens [X] zes vakantiebungalows op het vakantiepark [Z] en een vakantiebungalow te [adres] aangekocht. [V] is met betrekking tot die aankoop en de daarop volgende overeenkomsten die met betrekking tot de vakantiebungalows zijn gesloten tekort geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder, zodat hij op grond van artikel 1:444 BW aansprakelijk is jegens [X] voor de schadelijke gevolgen van zijn bewind.
2.3. Met betrekking tot de bungalow te [adres] stelt [X] dat [V] deze in gebruik heeft gegeven aan mevrouw [A]. [A] was eveneens eigenaresse van een te renoveren vakantiebungalow op het vakantiepark [Z]. [V] had [X] meegedeeld dat de bungalow te [adres] aan [A] was verhuurd voor een bedrag van EUR 500,00 per maand. Nog daargelaten of dit inderdaad tussen [V] en [A] is overeengekomen, heeft [V] nagelaten te bedingen dat de aan de bungalow verbonden kosten voor rekening van [A] komen. [V] dient derhalve aan [X] het in de hoofdzaak gevorderde bedrag ad EUR 1.900,00 ter zake te vergoeden.
2.4. Voorts heeft [V] namens [X] een financieel zeer nadelige transactie gesloten ter zake de renovatie van de vakantiebungalows in vakantiepark [Z], aldus [X]. De vakantiebungalows – waarvan de renovatie nog steeds niet is voltooid – zijn inmiddels met verlies verkocht door de bewindvoerders die na [V] waren aangesteld. Aan de bungalows zijn niet of nauwelijks werkzaamheden verricht, terwijl [X] daarvoor wel (onevenredig veel) heeft moeten betalen. Daarnaast is betaald voor onjuiste facturen van Cataract.
2.5. Cataract voert verweer tegen de incidentele vordering. Zij voert op de eerste plaats aan dat over de wijze waarop [V] zich van zijn taak als bewindvoerder heeft gekweten reeds een procedure aanhangig is voor het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch. [X] komt “dus” een zelfstandig vorderingsrecht toe, wat betekent dat zij geen belang heeft bij de oproeping van [V] in vrijwaring. Voorts bestaat het risico op tegenstrijdige beslissingen, aldus Cataract.
2.6. De rechtbank volgt Cataract niet in haar stelling dat nu [X] ter zake de schade als gevolg van het (mogelijk) slechte bewind door [V] een zelfstandige vordering op hem heeft, betekent dat zij geen belang heeft bij de oproeping van [V] in vrijwaring. De daarvoor aangevoerde gronden kunnen die stelling niet dragen. In beginsel staat niets eraan in de weg dat ook indien ter zake een bepaalde schade een zelfstandig vorderingsrecht bestaat, deze schade niettemin wordt gevorderd in het kader van een te voeren vrijwaringsprocedure. Een belangenafweging kan evenwel tot een ander oordeel leiden, zoals ook blijkt uit de (zeer gedateerde) uitspraken waarnaar Cataract verwijst. In die uitspraken was sprake van een belangenafweging en niet van een absolute belemmering tot het oproepen in vrijwaring van degene jegens wie het vorderingsrecht diende te worden geëffectueerd. Die belangenafweging valt, zoals hierna nog zal blijken, in het onderhavige geval uit in het nadeel van Cataract.
2.7. De door Cataract geuite vrees voor tegenstrijdige beslissingen deelt de rechtbank niet, nu niets eraan in de weg staat dat wanneer hetzij de rechtbank, hetzij het Gerechtshof eenmaal een beslissing heeft genomen over de door [X] geleden schade, dit feit in de andere procedure wordt ingebracht zodat daarmee bij het eindoordeel rekening kan worden gehouden. De rechtbank wijst er voorts op dat bij een voor [X] gunstig uitvallende beslissing van het Gerechtshof, het Gerechtshof, evenals de kantonrechter dat heeft gedaan, ervan af kan zien om een schadevergoeding vast te stellen. Blijkens artikel 1:362 BW, dat blijkens de schakelbepaling in artikel 1:445, vierde lid BW op de procedure in zake rekening en verantwoording van toepassing is, betreft het hier een discretionaire bevoegdheid van de rechter aan of ten overstaan van wie rekening en verantwoording wordt afgelegd. [X] heeft er dus wel degelijk belang bij om een vordering tot vergoeding van schade in te dienen.
2.8. Cataract voert verder aan dat toewijzing van de incidentele vordering zal leiden tot vertraging van de procedure in de hoofdzaak. De rechtbank is van oordeel dat van de hoofdzaak vooralsnog niet een zodanige vertraging is te verwachten dat het eveneens gerechtvaardigde belang van Coenen bij toewijzing van de incidentele vordering zou moeten wijken voor het belang van Cataract bij ononderbroken voortprocederen. Voorts kan in een later stadium indien daartoe aanleiding zou bestaan met toepassing van artikel 215 Rv in de hoofdzaak eerder uitspraak worden gedaan dan in de vrijwaringszaak. Het bezwaar van Cataract op dit punt wordt verworpen.
2.9. Anders dan Cataract stelt, leidt toewijzing van de incidentele vordering er niet toe dat zowel hoofdzaak als de vrijwaringszaak op de voet van artikel 210 derde lid jo. 94 vierde lid Rv door de kantonrechter moeten worden behandeld. Cataract bedoelt hiermee blijkbaar te stellen dat de in de vrijwaringszaak in te stellen vordering, die ziet op het door [V] gevoerde bewind, gelet op het bepaalde in artikel 93 sub d Rv jo. 1:445 BW zal behoren tot de competentie van de sector kanton. De rechtbank ziet hierin geen reden om de incidentele vordering af te wijzen. Of verwijzing naar de sector kanton dient plaats te vinden hangt af van de wijze waarop [X] haar vordering in vrijwaring inkleedt. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarop thans reeds vooruit te lopen.
2.10. De slotsom is dan ook dat de vordering zal worden toegewezen omdat de aangevoerde gronden, die inhoudelijk door Cataract niet zijn bestreden, die vordering kunnen dragen.
2.11. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3.1. staat toe dat [V] door [X] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 10 november 2010,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 november 2010 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.