ECLI:NL:RBSHE:2010:BN8104

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825705-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting en diefstal met geweld met hogere straf dan eis

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1984, die beschuldigd werd van verkrachting en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 17 december 2009 in Eindhoven, waar de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar is, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen die overeenkomen met die van de verdachte. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het DNA-materiaal mogelijk door versleping in het nagelvuil van de verdachte terecht was gekomen. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van relatief veel celmateriaal van het slachtoffer in het nagelvuil van de verdachte veel waarschijnlijker duidt op intensief contact tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van €6.750,14 aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer een zwaardere straf rechtvaardigden dan de eis van de officier van justitie. De verdachte ontkende de feiten en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen overtuigend waren en dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825705-09
Datum uitspraak: 24 september 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting "De Boschpoort", Huis van Bewaring te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2010, 10 juni 2010, 2 september 2010 en 10 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 februari 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2009 te Eindhoven door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
(meermalen) met kracht zijn vingers in de vagina die [slachtoffer] gebracht
en/of met zijn vingers ronddraaiende bewegingen gemaakt en/of (onder haar
T-shirt) over de borsten gewreven en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft vastgepakt en/of tegen/op haar auto heeft
geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd heeft gepakt en/of haar op de grond heeft
gegooid en/of (vervolgens) op haar is gaan zitten en/of
- met zijn hand in de spijkerbroek en/of onderbroek van die [slachtoffer] is
gegaan en/of
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft open/uit/kapotgetrokken en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en/of die keel heeft
dichtgeknepen en/of
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- (meermalen) dreigend de woorden "I rape you" en/of "I kill you" heeft
toegevoegd en/of met zijn hand een schietsymbool uitgebeeld en (aldus) voor
die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
(art. 242 Sr);
en/of
op of omstreeks 17 december 2009 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een sleutelbos en/of een
parkeerkaart en/of een sjawl, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan verdachte,
welke diefstal is voorafgegaan en/of vergezeld is gegaan van geweld en/of
bedreiging met geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, en welk geweld en/of bedreiging met
geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] (meermalen) dreigend de
woorden heeft toegevoegd "Geef me geld" en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt
en/of op de grond gegooid en/of (deels) uitgekleed en/of bij de keel
vastgegrepen en/of die keel dichtgeknepen en/of zijn vingers in de vagina van
die [slachtoffer] gebracht en/of (meermalen) in de zakken van de kleding van die
[slachtoffer] heeft gevoeld
(art. 312 Sr).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 17 december 2009 komt omstreeks 05.00 uur een melding binnen bij de politie te Eindhoven van een man die tegenover het pand van Europcar aan de [adres 2] te Eindhoven een vrouw om hulp had horen roepen en was aangesproken door een man met de mededeling dat hij maar moest vertrekken. Tijdens een later telefonisch contact vertelt hij dat het een man met een donkerkleurige huidskleur betrof.
Ter plaatse aangekomen zien de politieambtenaren een man hard lopen in de richting van de Insulindelaan. Gezien de omstandigheden wordt hem naar zijn legitimatie gevraagd.
De (donkergekleurde) persoon kon zich niet legitimeren en om zijn identiteit vast te stellen rijdt de politie met hem naar zijn woning. Bij zijn woning aan de [adres] blijkt de man een sleutelbos in zijn bezit te hebben waaraan een bonuskaart en een label met de tekst: '[adres 3]' bevestigd is. Hij vertelt dat de sleutelbos niet van hem is en dat hij niet weet aan wie deze wel toebehoort. Naar aanleiding hiervan wordt hij aangehouden als verdachte ter zake overtreding van de Wet Identificatieplicht en meegenomen voor verhoor.
Als verdachte de dienstauto bij het politiebureau verlaat treft de politie op zijn zitplaats een Q-park parkeerkaart aan waarop een geel briefje is geplakt met de tekst '[naam ], 17 december, 5 am' en een mobiel telefoonnummer. De politie belt dit telefoonnummer en krijgt een man aan de telefoon. Deze man geeft aan dat hij weet waarover het gaat en hij geeft onmiddellijk de telefoon aan degene die naast hem zit. Vervolgens krijgt de politie een emotionele vrouw aan de telefoon die vertelt dat ze door een man was aangevallen . Deze man zou haar meerdere keren hebben ontkleed met de bedoeling haar te verkrachten en zou haar keel dicht hebben geknepen. Ze geeft aan dat zij woonachtig is op de [adres 3] te (gemeente).
Daarop wordt verdachte aangehouden.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde verkrachting en diefstal met geweld op 17 december 2009.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling van de tenlastegelegde feiten te komen.
De raadsman wijst er op dat verdachte de tenlastegelegde verkrachting en de diefstal met geweld ontkent en dat verdachte verklaart dat hij de door de politie in zijn bezit aangetroffen sleutelbos met bonuskaart bij toeval op de [adres 2] te Eindhoven heeft gevonden toen hij op 17 december 2009 omstreeks 04.00 uur op weg was naar huis. Verdachte is toen niet op de parkeerplaats van Q-park aan de [adres 2] geweest. Het door de politie waargenomen letsel van verdachte verklaart verdachte door een val met een scooter en het is niet uit te sluiten dat de verwondingen van verdachte op die manier ontstaan zijn.
Voorts voert de raadsman nog het volgende aan:
Aangeefster heeft tijdens het gesprek met een medewerkster van Q-park via de intercom gezegd dat zij "attacked" was. Zij heeft niet aangegeven te zijn verkracht ("raped").
Getuige [getuige 1] verklaart niet over zijn eigen waarneming, maar over hetgeen hij heeft gehoord van mw. [slachtoffer].
De sporenbeelden op de auto vormen geen bewijs dat het verdachte is die bij de feiten betrokken zou zijn.
De camerabeelden van de parkeerplaats laten niets zien van de aanranding of de diefstal met geweld. Nu verdachte zegt dat hij niet op de parkeerplaats is geweest, impliceert dit dat het niet verdachte is die op de camerabeelden voorkomt.
Getuige [getuige 2] heeft verdachte niet met zekerheid herkend.
De DNA-sporen zoals die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn aangetroffen in het van verdachte afgenomen lichaamsmateriaal zijn mogelijk door versleping en indirect contact (via aanraking van de sleutelbos of parkeerkaart) terecht gekomen bij verdachte. Gelet op de bevindingen van het NFI wordt dit niet uitgesloten.
De bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- het wettig opgemaakt eind-dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, dossiernummer
2009208436, afgesloten op 6 februari 2010, aantal doorgenummerde pagina's: 225, hierna
te noemen: dossier;
- een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2010.01.13.143,
gedateerd 25 maart 2010, met bijlagen;
- een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2010.01.13.143,
gedateerd 12 mei 2010, met bijlagen;
- een aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer
2010.01.13.143, gedateerd 26 juli 2010, met bijlagen.
- een wettig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant
Zuid-Oost, nummer PL2233 2009208436-48, gedateerd 26 april 2010.
- een wettig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant
Zuid-Oost, nummer PL2219 2009208436-49, gedateerd 20 mei 2010.
- de eigen waarneming van de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 10
september 2010.
De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het bewijs.
Uit de bewijsmiddelen blijken de volgende feiten en omstandigheden.
De aangifte.
Op 17 december 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting en diefstal met geweld. Zij verklaart daarbij, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende 1:
Ik woon te [gemeente] op de [adres 3]. Op 17 december 2009 liep ik in de ochtend omstreeks 04.10 uur over de [adres 2] te Eindhoven. Ik droeg een blauwe spijkerbroek en een blauwkleurige ribjas met bontkraag. Ik had een trolleykoffer en een rugzak bij me en liep naar mijn auto, een witte [merk], die op de Q-park parkeerplaats aan de [adres 2] stond. De parkeerkaart van Q-park zat in de kontzak van mijn broek. Op die kaart zat een geel notitieblaadje met daarop vermeld een telefoonnummer en de naam [naam ]. Op de [adres 2] werd ik aangesproken door een man. Ik besloot om door te lopen naar mijn auto. De man liep achter mij. Ik liep op het parkeerterrein van Q-park naar mijn auto en de man liep met mij mee tot bij mijn geparkeerde auto. De man vroeg vervolgens om geld. Hij stond heel dicht tegen mij aan. Ik stond vlak naast de auto. Vanaf dat moment werd de man steeds agressiever en het geweld werd ook erger. De man vroeg weer naar mijn geld. Hij heeft meermalen tegen mij gezegd: "I'm going to rape you". Ik zag en voelde dat de man mij met zijn hand bij mijn keel pakte en mij tegen de auto duwde. Dat heeft hij wel tien keer gedaan. Toen de man mij bij mijn keel pakte en mij tegen de motorkap duwde, pakte hij mij zodanig vast dat ik niet meer kon ademen. Ik voelde dat de man met zijn vingers in mijn broek en onderbroek ging. Uiteindelijk voelde ik dat de man met zijn vingers via de zijde van mijn onderbroek de onderzijde van mijn vagina raakte. Ik probeerde los te komen. Ik rolde hierdoor op de grond. Ik lag op mijn rug en de man zat boven op mij. Ik hoorde dat de man zei: "I'm going to rape you". De man probeerde mijn onderkleren uit te trekken. De man hield mij met zijn lichaam op de grond. Ik stribbelde tegen door hem overal tegen zijn lichaam te schoppen en weg te duwen. Ik heb minstens één keer in zijn gezicht geschopt. De man trok mijn spijkerbroek open en trok deze vervolgens uit. Vervolgens trok de man mijn onderbroek kapot. Ik voelde en zag dat ik met ontbloot onderlijf op de grond lag.
Op een gegeven moment ging de man van mij af en liet hij me opstaan en mijzelf aankleden. Ik kwam tot ontdekking dat de man mijn onderbroek helemaal kapot had getrokken en dat deze nog aan mijn heup hing. Ik trok mijn spijkerbroek aan. Hierbij viel de parkeerkaart uit mijn broek. Daarna zag ik kans om weg te rennen in de richting van de slagbomen van het parkeerterrein. Ik zag dat de man achter mij aan rende. De man pakte mij vast en trok me mee naar mijn auto. Hij zei: "I'm going to kill you bitch". De man zei twee keer tegen me dat hij een vuurwapen had. Hij maakte met zijn duim en wijsvinger een schietgebaar.
De man dwong me mee naar de auto. Hij duwde me weer tegen het achterportier
en pakte mij weer met zijn hand bij mijn keel. Hij ging toen voelen in mijn zakken en was duidelijk op zoek naar mijn autosleutels. Hij heeft toen ook nog met zijn handen onder mijn shirt gezeten en heeft over mijn borsten gewreven. Op een gegeven moment had hij mijn huissleutels te pakken. Hij probeerde met de sleutels de auto te openen. Toen dat niet lukte werd hij weer boos. Hij zei dat hij me ging verkrachten. Hij trok weer mijn broek naar beneden. Hij heeft zijn vingers in mijn vagina gestopt. Hij zei weer : "I'm going to rape you". Ik zei toen dat hij mijn auto mocht hebben. De man liet me toen opstaan en mij mijn kleding weer aandoen.
Toen zag ik een fietser voorbij komen. Het was een man. Ik riep: "Help, help, help". De man hield een hand voor mijn mond. De man liet me opeens los en liep weg in de richting van de uitgang van het parkeerterrein. Ik wist dat de man mijn parkeerkaart in zijn bezit had. Ik zag toen dat de fietser bij de ingang van het parkeerterrein stond. Ik ben snel in mijn auto gestapt. Bij de slagbomen heb ik op de intercom gedrukt en met een vrouw gesproken. Ik zei in het Engels tegen de vrouw dat ik was aangevallen en dat ik eruit moest. De vrouw vroeg of ze de politie moest bellen. Ik zei dat dit niet hoefde. Ik zag op de klok van de parkeerplaats dat het 04.45 uur was.
De man die mij heeft aangevallen was donker getint, tussen 20 en 30 jaar oud, ongeveer 1.80 meter groot, hij had een normaal postuur en was sterk, hij had kort zwart haar, was donker gekleed en zijn Engelse taal was erg goed.
Ik ben mijn parkeerkaart en sleutelbos verloren. Ook ben ik een oorbel en de knoop van mijn spijkerbroek verloren. In mijn broekzak zaten ook een aantal vitaminepillen. Ik heb nu pijn in mijn rug en schrammen op mijn rug, rechterhand en benen. Er zit bloed op mijn kleding.
Overige bewijsmiddelen.
Deze aangifte wordt bevestigd door de volgende feiten en omstandigheden.
Tijdens een intakegesprek met aangeefster op 17 december 2009 neemt de politie bij aangeefster letsel waar, dat past bij de worsteling waarover aangeefster verklaart en dat overeenkomt met het door haar bij de aangifte genoemde letsel.
Verbalisanten zagen bloed op haar kleding en verwondingen aan de vingers van haar rechterhand. Zij zagen dat op de onderrug van aangeefster schaafplekken aanwezig waren 2. Van het waargenomen letsel zijn foto's gemaakt 3. De rechtbank heeft deze foto's bestudeerd.
De forensisch geneeskundige heeft bij aangeefster dergelijk letsel waargenomen 4.
Tijdens het forensisch medisch onderzoek van aangeefster draagt zij haar kleding over aan de politie. Verbalisanten zien dat de onderkant van het shirt van aangeefster kapot was en dat de knoop van haar spijkerbroek ontbreekt. Verbalisanten zien ook dat aangeefster een oorbel mist. Aangeefster geeft bij het onderzoek haar kapotte onderbroek aan de politie 5.
De knoop en de oorbel en twee pillen worden later door de technische recherche van de politie aangetroffen op de parkeerplaats aan de [adres 2] op de door aangeefster aangewezen plaats van het delict 6.
De auto van aangeefster, een witte [merk], is in beslag genomen en onderzocht op sporen. Aan het raam en de greep van het linker voorportier, aan de kofferdeksel en het linker achterspatbord werden bloedsporen aangetroffen. Van de bloedsporen zijn monsters genomen en onderzocht. In het vuil op de motorkap en het linker voorspatbord zijn verstoringen aangetroffen, die erop wijzen dat daar iets op gelegen heeft of dat met iets over de motorkap is geveegd, hetgeen niet ongebruikelijk is als men bijvoorbeeld met kleding tegen de auto komt. Het beeld van deze verstoringen past in het beeld van een worsteling die mogelijk heeft plaatsgevonden op en nabij de (linkerzijde) auto 7.
De parkeerplaats van Q-park aan de [adres 2] is beveiligd met zes bewakings-camera's, waaronder een camera bij de intercom van de uitgang, een camera opgesteld in het midden van de parkeerplaats en die gericht staat op de in- en uitgang, het hekwerk en de [adres 2]. Tevens staat een camera opgesteld aan het begin van de in- en uitgang die een overzicht geeft van dat gedeelte van de parkeerplaats.
Op de camerabeelden wordt door de verbalisanten die de beelden hebben bekeken het volgende waargenomen.
De vrouw is een blanke vrouw, gekleed in een spijkerbroek en blauwkleurige jas tot op de heupen met bontkraag. Ze draagt een rugzak en voert een trolleykoffer mee.
De vrouw wordt door de verbalisant herkend als aangeefster [slachtoffer].
De man betreft een negroïde man. Hij draagt donkerkleurige schoenen met een witte neus. Aan de binnenkant van de zijde van de rechterschoen is een witte vlek zichtbaar. Verder draagt de man een donkerkleurige broek en jas. De jas is dicht. Onder de jas ziet verbalisant een kledingstuk waarbij een lichtkleurige horizontale streep opvalt. De man loopt/rent met zijn handen in de zakken 8.
Verbalisanten verklaren dat de donkere man op de beelden gelet op zijn kleding, zijn schoenen en zijn wijze van lopen, geheel overeenkomt met de persoon van verdachte 9.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de beelden van de beveilingscamera's, vastgelegde op de cd met zaaknummer 2009208436, vanaf tijdsaanduiding 04.15 tot 04.50 bekeken en daarbij onder meer het volgende waargenomen 10.
Op de kleurenbeelden vanaf 04.15 uur is zichtbaar dat een vrouw met een rugzak en een trolleykoffer, gekleed op de wijze als door aangeefster beschreven, bij de ingang van de parkeerplaats lastig gevallen wordt door een negroïde man, die haar eerst kennelijk aanspreekt en vervolgens achter haar aan blijft lopen, waarna hij uiteindelijk achter haar aanrent, de parkeerplaats op, uit het zicht van de camera's.
Om 04.17 is zichtbaar dat de vrouw begint te rennen en dat de man hard achter de vrouw aan loopt. Om 04.30 is zichtbaar dat de man met zijn linkerhand de rechterarm van de vrouw vasthoudt. Vervolgens trekt hij krachtig met beide armen aan de rechterarm van de vrouw. De vrouw verzet zich en probeert weg te lopen. De man trekt de vrouw mee naar achteren, zij blijft tegenstribbelen. Haar kleding zit anders dan op het tijdstip van 04.15 uur. Op heuphoogte is een kledingstuk zichtbaar wat uit de broek hangt. Om 04.31 is zichtbaar dat de vrouw weer rent met de man achter zich aan in de richting van de uitgang van de parkeerplaats. Op de groenstrook pakt de man met zijn beide armen de vrouw van achteren vast met zijn armen rond haar bovenlichaam. De man neemt de vrouw weer mee naar de richting waar ze vandaan kwamen.
Omstreeks tijdstip 04.43 uur komt een fietser in beeld. De man rent in de richting van de fietser, die dan wegfietst. Om 4.47 uur is de man uit beeld en wordt hij niet meer waargenomen en om 04.50 is te zien dat de witte [merk] met de vrouw als bestuurster wegrijdt.
De hiervoor bedoelde fietser, getuige [getuige 2], verklaart op 17 december 2009 bij de politie het volgende.
Op 17 december 2009 fietste ik na 04.30 uur over de [adres 2] voorbij de parkeerplaats, toen ik een vrouwenstem in de Engelse taal "help me" hoorde roepen. Ik kreeg meteen het idee dat er iets gaande was, want de stem van de vrouw klonk bang. Ik keek naar rechts en zag twee personen bij een auto staan. Ik reed naar de ingang van de parkeerplaats met slagbomen. Ik zag dat de twee personen een man en een vrouw waren en aan de bijrijderszijde van de auto stonden. Ik zag dat de man zich omdraaide en naar mij toeliep. Hij keek toen wat boos en geïrriteerd. Ik ben hierna opgestapt en verder gefietst en heb de politie gebeld omdat ik het idee had dat er iets gaande was 11.
Aangeefster heeft bij het verlaten van de parkeerplaats vanuit haar auto via de intercom gesproken met een medewerkster van de Q-park meldkamer. Het gesprek is opgenomen en een vertaalde uitwerking ervan bevindt zich in het dossier. Ter terechtzitting heeft de rechtbank het geluidsfragment beluisterd. De rechtbank heeft daarbij waargenomen dat aangeefster in het gesprek direct aangeeft dat iemand haar zojuist heeft aangevallen ("attacked"), en dat haar Q-park parkeerkaart is gestolen. Ze vraagt of ze haar er uit kunnen laten.
De rechtbank neemt in de stem van de aangeefster duidelijke paniek waar 12.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden de aangifte van [slachtoffer] ondersteunen en dat deze aangifte betrouwbaar is.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of verdachte degene is die bij de feiten betrokken is.
De betrokkenheid verdachte
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 17 december 2009 omstreeks 04.47 komt een melding binnen bij de politie van een man die tegenover het pand van Europcar een vrouw: "Help me" had horen roepen. Toen die melder in de richting van het geluid liep kwam er een man in zijn richting gelopen die zei dat hij moest vertrekken. Even later ziet de melder een auto wegrijden.
De politie is direct naar de parkeerplaats aan de [adres 2] gereden. Daar trof de politie niemand aan. De politie heeft daarop telefonisch contact gezocht met de melder, getuige [getuige 2], die verklaarde dat het een donker getinte man betrof en die meteen hierna naar de parkeerplaats toegekomen is13.
Een andere eenheid van de politie, bekend met deze melding en het feit dat de melder sprak over een donker getinte man, zagen omstreeks 05.00 uur in de [adres 2] een man met een donkere huidskleur rennen. In de omgeving liepen geen andere personen. De man is door de politie staande gehouden en er is naar zijn legitimatie gevraagd. De man kon zich niet legitimeren maar gaf op te zijn genaamd [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, verblijvende aan de [adres] te [gemeente]. [verdachte] vroeg de politie een lift maar huis. De politie heeft [verdachte] de in de dienstauto laten plaatsnemen en is met hem langs getuige [getuige 2] gereden. De verbalisant hoorde dat getuige [getuige 2] zei dat de man welke in de politieauto zat, dezelfde man zou kunnen zijn als de man welke op hem kwam toegelopen en zei dat hij weg moest gaan, maar hij kon dit niet met zekerheid zeggen. Vervolgens is de politie met [verdachte] naar genoemd adres gereden teneinde hem in de gelegenheid te stellen zich te legitimeren. Daar aangekomen haalde [verdachte] een sleutelbos tevoorschijn met daaraan een bonuskaart van een supermarkt. [verdachte] zei dat dit niet zijn sleutels waren en dat hij niet wist van wie die sleutelbos en de bonuskaart was. Verbalisant zag dat aan de sleutelbos een label hing met de tekst "[adres 3]".
Toen [verdachte] was uitgestapt zag de politie dat op de plek waar hij had gezeten een kaart liggen met daarop geplakt een geel papiertje met de naam "[naam ]", een gsm-nummer en de tekst "17 december, 5 am".
De politie belt dit 06-nummer. Een persoon die zich voorstelt met [naam ] komt aan telefoon en geeft onmiddellijk de telefoon aan de vrouw die naast hem zit. Deze vrouw vertelt de politie in het Engels dat ze [slachtoffer] heet, dat ze op de [adres 3] in [gemeente] woont en dat ze kort daarvoor is aangevallen door een man die haar wilde verkrachten en die haar keel heeft dichtgeknepen. De vrouw besluit terug te gaan naar Eindhoven om aangifte te doen 14.
Op 17 december 2009 is verdachte door de politie verhoord. De verdachte was tijdens dit verhoor gekleed in de kleding en droeg de schoenen van het merk All Stars die hij aanhad bij zijn aanhouding. De schoenen hebben een wit embleem als kenmerk aan de binnenzijde (niet in de schoen) nabij de enkel. Na het zien van de camerabeelden ziet de verbalisant dat de donkere manspersoon op de camerabeelden geheel overeenkomt met verdachte 15.
De lichaamskenmerken van verdachte en de kleding die hij ten tijde van zijn aanhouding droeg, zijn fotografisch vastgelegd 16. De rechtbank neemt overeenkomsten waar tussen het signalement en de kleding van de persoon op de foto's en de persoon van de dader ten tijde van de aanval, zoals te zien op de camerabeelden: telkens betreft het een negroïde, kalende man met zwarte kleding, waarbij in het bijzonder opvalt de donkergekleurde schoenen met de witte neus en de lichtkleurige, horizontale streep op het kledingstuk onder de jas 17.
Aangeefster heeft verklaard dat zij zich heeft verzet tegen de aanval door verdachte te schoppen en dat zij hem minstens één keer in zijn gezicht heeft geschopt 18.
Verbalisanten horen op 17 december 2009 tijdens een informatief gesprek met aangeefster dat zij verteld dat de verdachte een wondje aan zijn mond had. Aangeefster zei dat ze de man in zijn gezicht had geschopt en dat de man tegen haar had gezegd dat zij zijn mond kapot had geschopt 19.
Verdachte is op het politiebureau op uitwendig letsel onderzocht, waarbij is gebleken dat de huid van zijn onderlip was beschadigd, dat hij een verwonding aan de knokkel van de ringvinger van zijn rechterhand had en dat en de huid van zijn beide knieën was beschadigd. Er was een rode plek zichtbaar en een ontvelling 20.
Van het gezicht van verdachte is een foto gemaakt 21 waarop een verwonding op de onderlip van verdachte zichtbaar is 22.
Verdachte was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een sleutelbos, met daaraan een bonuskaart van een supermarkt en een label met de tekst "[adres 3]" 23. Deze is later door aangeefster herkend als de sleutelbos, die op 17 december 2009 door haar belager is weggenomen 24.
Op 17 december 2009 zijn de vingers en nagels van verdachte bemonsterd. Bij aangeefster is diezelfde dag forensisch medisch onderzoek gedaan, waaronder een aantal bemonsteringen. Haar kleding (onderbroek, broek) is voor onderzoek in beslag genomen. Van zowel verdachte als aangeefster is wangslijmvlies als referentiemonster afgenomen 25.
Uit het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-vergelijkend onderzoek door het NFI blijken de volgende relevante resultaten:
Van het celmateriaal in het monster nagelvuil van de rechterhand (monster AABS0683NL#01) en de bemonstering van de linkerhand van verdachte (monster AABS0686NL#01, is een DNA-mengprofiel verkregen met daarin kenmerken van twee personen, waarvan minimaal één man. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van meer dan twee personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit DNA-mengprofiel. Vanwege deze match en omdat het een bemonstering van het lichaam van verdachte betreft wordt aangenomen dat verdachte zelf de donor van het celmateriaal in de bemonstering is. Onder deze aanname is het DNA-profiel van de tweede donorpersoon afgeleid. Het DNA-profiel van aangeefster [slachtoffer] matcht met dit afgeleide DNA-profiel.
De kans dat het DNA-profiel van een ander, willekeurig gekozen persoon matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Ook in de bemonstering van de rechterhand van verdachte (monster AABS0685NL#01) is celmateriaal aangetroffen dat van aangeefster afkomstig kan zijn. De berekende frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard 26.
Door het NFI is op verzoek van de verdediging aanvullend onderzoek gedaan naar, kort gezegd, de wijze waarop het DNA-materiaal van het slachtoffer in het nagelvuil van verdachte terecht is gekomen. Hierbij is uitgegaan van twee hypothesen, te weten:
I (de hypothese van de verdediging):
Het DNA-materiaal van aangeefster dat is aangetroffen in het nagelvuil van verdachte is (mogelijk) veroorzaakt door de versleping van dit DNA-materiaal vanaf de sleutels en/of de Q-card (parkeerkaart met daarop geel briefje) van aangefster, welke goederen bij de aanhouding onder verdachte werden aangetroffen.
II (de hypothese van de officier van justitie):
De contactsporen in het nagelvuil zijn veroorzaakt door, zoals uit de aangifte blijkt, (eenmalig) intensief contact tussen verdachtes vingers/nagels en de huid van aangeefster.
De deskundige concludeert dat de bemonstering van het nagelvuil van de rechterhand van verdachte (monster AABS0683NL#01) ongeveer evenveel celmateriaal bevat van beide donoren (verdachte en aangeefster). Omdat bij bemonsteringen van biologische contactsporen op een lichaam doorgaans het celmateriaal van de bemonsterde persoon (verdachte) prominent aanwezig is, kan worden geconcludeerd dat er relatief veel celmateriaal van de tweede donor in deze bemonstering aanwezig is. Deze bevindingen zijn naar de mening van de deskundige veel waarschijnlijker wanneer hypothese II juist is, dan wanneer hypothese 1 juist is. De combinatie van de bevinding dat in de bemonstering van de rechterhand van verdachte een DNA-profiel is verkregen dat matcht met het DNA-profiel van aangeefster met de bevinding dat DNA afkomstig uit de bemonstering van de rechterhand van verdachte (monster AAB0685NL#01) eveneens matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer, acht de deskundige zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese II juist is dan wanneer hypothese 1 juist is.
Voorts is onderzoek gedaan door het NFI aan biologische sporen op de rechterhand en kleding van aangeefster 27.
In de bemonsteringen van de onderbroek en de broek van aangeefster is celmateriaal aangetroffen, dat naar alle waarschijnlijkheid van het slachtoffer zelf afkomstig is. Uit het aanwezige celmateriaal van twee monsters is daarnáást het DNA-profiel verkregen, met daarin een aantal additionele, zwak aanwezige DNAkenmerken, die duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere (mannelijke) persoon (bemonstering binnenzijde rondom beschadiging kruis van de onderbroek), respectievelijk minimaal twee andere personen, waarvan minimaal één man (bemonstering sluiting buitenzijde broek).
In de bemonstering van de rechterhand van aangeefster is een DNA-profiel verkregen, waarin een aantal additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn, die duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere (mannelijke) persoon. Het DNA-profiel van verdachte matcht met die DNA-kenmerken, hetgeen betekent dat niet kan worden uitgesloten dat het desbetreffende celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte.
De bewezenverklaring.
In het licht van alle voornoemde - in wettige bewijsmiddelen vervatte - feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, die er kort gezegd op neer komt dat hij niet op de parkeerplaats en/of in de nabijheid van het slachtoffer is geweest, niet geloofwaardig is.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte zowel voor wat betreft het seksueel binnendringen als de daarmee gepaard gaande geweldshandelingen en bedreigingen betrouwbaar is gebleken. De uitvoerige en gedetailleerde verklaring van aangeefster wordt bevestigd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
De raadsman heeft onder meer betoogd dat het DNA van het slachtoffer mogelijk door versleping en indirect contact terecht is gekomen in het nagelvuil van verdachte.
De rechtbank verenigt zich echter met de conclusies van het NFI dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de contactsporen in het nagelvuil en op de hand van verdachte zijn veroorzaakt door intensief contact tussen de vingers/nagels van verdachte en de huid van het slachtoffer. Uit de aangifte blijkt ook van een dergelijk intensief contact. Bovendien is in de bemonstering van de broek en onderbroek van het slachtoffer DNA-materiaal van tenminste één andere mannelijke persoon aangetroffen.
Dat verdachte in het intercomgesprek met de medewerker van Q-park heeft gezegd dat ze was aangevallen en niet dat ze was verkracht, doet gelet op de hectiek van het moment, zoals door de rechtbank ter terechtzitting bij het beluisteren van het gesprek waargenomen, op geen enkele wijze afbreuk aan de geloofwaardigheid van het slachtoffer.
De rechtbank verwerpt, gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, het bewijsverweer van de raadsman van verdachte.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 17 december 2009 te Eindhoven door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen met kracht zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en met zijn vingers onder haar T-shirt over de borsten gewreven en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] meermalen heeft vastgepakt en tegen/op haar auto heeft geduwd en
- die [slachtoffer] bij haar hoofd heeft gepakt en haar op de grond heeft gegooid en
vervolgens op haar is gaan zitten en
- met zijn hand in de spijkerbroek en onderbroek van die [slachtoffer] is gegaan en
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft open/uit/kapotgetrokken en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en die keel heeft dichtgeknepen en
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en
- meermalen dreigend de woorden "I rape you" en "I kill you" heeft toegevoegd en met zijn
hand een schietsymbool heeft uitgebeeld
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en
op 17 december 2009 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sleutelbos en een parkeerkaart toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan verdachte,
welke diefstal is voorafgegaan en vergezeld is gegaan van geweld en bedreiging met geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] (meermalen) dreigend de woorden heeft toegevoegd "Geef me geld" en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op de grond gegooid en (deels) uitgekleed en bij de keel vastgegrepen en die keel dichtgeknepen en zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en in de zakken van de kleding van die [slachtoffer] heeft gevoeld.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gewezen op de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. Zij merkt op dat sprake was van een onverhoedse aanval en een enorme inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer waarbij een grote mate van geweld is toegepast. Zij noemt hetgeen het slachtoffer is overkomen een nachtmerrie voor elke vrouw. De feiten hebben volgens de officier van justitie een grote impact op en langdurige psychische gevolgen voor het slachtoffer. Bovendien draagt het plegen van dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Zij is van mening dat gelet op de inhoud van de rapportages omtrent de persoon van verdachte sprake is van gevaar voor herhaling en dat daarom een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren.
Zij vordert daarnaast dat de vordering van de benadeelde partij integraal wordt toegewezen, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Voorts vordert zij teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen aan verdachte en de onder aangeefster inbeslaggenomen kleding, een sleutelbos en een
Q-card aan aangeefster [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in geval van een veroordeling terzake de tenlastegelegde feiten, de gevorderde straf te hoog is.
Naar zijn mening lijkt sprake te zijn van een schizofrene stoornis bij verdachte, maar is daarmee in de strafeis weinig rekening gehouden. Ook meent de raadsman dat de inschatting van de officier van justitie dat er gevaar voor recidive bestaat, geen bevestiging in de stukken vindt. De raadsman bepleit een gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd, zonder voorwaardelijk strafdeel.
De inbeslaggenomen goederen moeten volgens de raadsman worden teruggegeven aan verdachte.
De vordering van de benadeelde partij is naar de mening van de raadsman niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De aanschaf van het vliegticket staat naar zijn mening ook niet in rechtstreeks verband met het tenlastegelegde. Indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard concludeert de raadsman tot referte voor wat betreft de posten kleding en sieraden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft het slachtoffer in de vroege ochtenduren op een openbaar parkeerterrein verkracht met zijn vingers en heeft daarbij zeer grof geweld toegepast door haar te betasten, te duwen, op de grond te gooien, bij de keel te grijpen, haar kleding kapot te trekken en haar te bedreigen. Het geweld en de bedreigingen hebben ruim een half uur geduurd waarbij verdachte aangeefster hardhandig belette om te vluchten. Toen het slachtoffer wel kans zag te vluchten, heeft verdachte haar opnieuw vastgepakt.
Verdachte heeft daarbij het slachtoffer beroofd van huissleutels en haar parkeerkaart. Toen uiteindelijk het slachtoffer er in slaagde in haar auto te stappen en weg te rijden, kon zij pas na een oproep via de intercom bij de slagboom, het parkeerterrein verlaten.
De lichamelijke integriteit van aangeefster is door dit handelen in grove mate geschonden. Het slachtoffer ondervindt ook thans, zoals naar het oordeel van de rechtbank is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring, nog de gevolgen van het handelen van verdachte.
Verdachte heeft zich volstrekt niet om het lot van het slachtoffer bekommerd.
Daarnaast heeft verdachte er op geen enkele wijze blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Hij ontkent de verkrachting en de diefstal met geweld.
De strafmaat in verkrachtingszaken als deze wordt door een veelheid van factoren bepaald. Altijd is aan de orde een inbreuk op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Die inbreuk kent echter gradaties in ernst. Onderscheidend is mede op welke wijze het seksueel binnendringen heeft plaats gevonden. In dit geval heeft dat binnendringen plaats gevonden met de vingers van verdachte. Ook die wijze van binnendringen schendt naar het oordeel van de rechtbank de persoonlijk integriteit van het slachtoffer in ernstige mate.
Strafverzwarend acht de rechtbank het door verdachte toegepaste geweld en de door hem gecreëerde zeer dreigende situatie.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Op 12 augustus 2010 heeft het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, een rapport uitgebracht naar aanleiding van een naar de geestvermogens van verdachte ingesteld onderzoek. Ondanks het feit dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek concluderen de deskundigen dat er bij verdachte waarschijnlijk sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie van het gedesorganiseerde type en deze stoornis bestond volgens de deskundigen ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
In het rapport concluderen de deskundigen voorts dat zij geen uitspraak kunnen doen over hoe en in welke mate de psychotische stoornis in het tenlastegelegde heeft doorgewerkt omdat betrokkene volhardend heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
Gelet hierop kunnen de deskundigen geen uitspraak doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid of over de kans op recidive.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over en vindt hierin en in de omstandigheid dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestesgesteldheid, grond om aan verdachte geen deels voorwaardelijke straf op te leggen zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf in die zin dat de rechtbank de gevorderde straf geheel onvoorwaardelijk zal opleggen, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en er geen gronden aanwezig zijn om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse materiële en immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2009 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2009 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van die voorwerpen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 242, 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
verkrachting, en:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt verdachte de volgende straf en maatregel op:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 6750,14 subsidiair 68 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 6.750,14
(zegge: zesduizend zevenhonderd en vijftig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.750,00 voor immateriële schade en een
bedrag van EUR 4.000,14 voor materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2009 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 6.750,14 (zegge: zesduizend zevenhonderd en vijftig euro en veertien eurocent).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2009 (de datum van het delict) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Beslissing omtrent het beslag.
Gelast de teruggave van inbeslaggenomen goederen, te weten:
- kleding en schoenen aan verdachte;
- kleding, een sleutelbos en een parkeerkaart (Q-card) aan aangeefster [slachtoffer].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 24 september 2010.
1 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 17 december 2009, dossier p. 46 tot en met 53.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2010, dossier p. 42,43.
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2009, dossier p. 112, en fotomap, dossier p. 113-117.
4 Verklaring onderzoek zedendelicten, dossier p. 131, 132.
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2010, dossier p. 43.
6 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2009, dossier p. 85, 86 en Proces-verbaal sporenonderzoek
d.d. 21 december 2009, dossier p. 101, 102.
7 Relaas proces-verbaal d.d. 15 januari 2010, dossier p. 89 en Proces-verbaal bevindingen d.d. 21 december
2009, dossier p. 137, 138 en fotomap, dossier p. 141-149.
8 Proces-verbaal bevindingen d.d. 17 februari 2010, dossier p. 165, 166.
9 Proces-verbaal bevindingen d.d. 13 februari 2010, dossier p. 190 en Proces-verbaal bevindingen d.d. 17
januari 2010, dossier p. 191.
10 Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 september 2010.
11 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 17 december 2009, dossier p. 66.
12 De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 september 2010.
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2009, dossier p. 81.
14 Proces-verbaal bevindingen d.d. 17 december 2009, dossier p. 77-80.
15 Proces-verbaal bevindingen d.d. 13 januari 2010, dossier p. 190.
16 Fotomap, dossier p. 154-161.
17 Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 september 2010.
18 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 17 december 2009, dossier p. 49.
19 Proces-verbaal bevindingen d.d. 25 januari 2010, dossier p. 43.
20 Proces-verbaal bevindingen d.d. 17 december 2009, dossier p. 93, en fotomap, dossier p. 98, 99, 99a.
21 Fotomap, dossier p. 99a.
22 Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 10 september 2010.
23 Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 december 2009, dossier p. 5,6.
24 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 17 december 2009, dossier p. 52.
25 Proces-verbaal bevindingen d.d. 20 mei 2010.
26 (NFI) Rapport deskundige drs. H.N. Bauer d.d. 25 maart 2010.
27 (NFI) Rapport deskundige drs. H.N. Bauer d.d. 12 mei 2010.