ECLI:NL:RBSHE:2010:BN6960

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216649 / JE RK 10-1631
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing ondertoezichtstelling van minderjarige

Op 14 september 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. Het verzoek tot opheffing was ingediend door Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, die stelde dat de minderjarige, na een periode van gesloten plaatsing vanwege gedragsproblemen, weer thuis woonde bij haar ouders. De stichting gaf aan dat de ouders niet in staat waren om de noodzakelijke veranderingen in het gezinssysteem door te voeren, wat de behandeling van de minderjarige belemmerde. Ondanks de zorgen over de thuissituatie en het gedrag van de ouders, oordeelde de kinderrechter dat de grond voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig was. De kinderrechter benadrukte dat het gedrag van de ouders niet mocht leiden tot de opheffing van de ondertoezichtstelling, zolang de noodzaak daarvoor bleef bestaan. De kinderrechter wees het verzoek tot opheffing af en gaf aan dat de stichting de Raad voor de Kinderbescherming kon verzoeken om de noodzaak van ontheffing of ontzetting van de ouders uit het gezag te onderzoeken. De beschikking werd gegeven met betrekking tot de onder toezicht gestelde minderjarige, waarbij het gezag bij de ouders berustte. De ouders en de minderjarige waren niet verschenen op de zitting, maar waren wel behoorlijk opgeroepen. De ondertoezichtstelling blijft van kracht tot 6 april 2011.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 216649 / JE RK 10-1631MZ06
Uitspraak : 14 september 2010
Inzake : opheffing ondertoezichtstelling
Beschikking van de kinderrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch, gegeven met betrekking tot de onder toezicht gestelde minderjarige:
[naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
kind van:
[naam vader] en [naam moeder],
rechtens wonende te [woonadres], [woonplaats],
hierna te noemen: de vader en de moeder.
Het gezag over de minderjarige berust bij de ouders.
De procedure
Op 3 augustus 2010 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van:
BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
[adres] [vestigingsplaats],
hierna te noemen de stichting, strekkende tot opheffing van de ondertoezichtstelling van bovengenoemde minderjarige met ingang van 19 augustus 2010.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- de vader;
- de moeder;
- de minderjarige [naam minderjarige].
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 2 september 2010.
Bij die gelegenheid is een vertegenwoordiger namens de stichting gehoord.
De ouders en [naam minderjarige] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Van het verhandelde ter terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
De ondertoezichtstelling van voormelde minderjarige is van kracht tot 6 april 2011.
De stichting voert het volgende aan. De minderjarige [naam minderjarige] is vanwege forse gedragsproblemen, wegloopgedrag, onmacht van de ouders en een onveilige thuissituatie bijna een jaar gesloten geplaatst geweest. Sinds juni 2010 woont [naam minderjarige] weer thuis bij haar ouders. Dit enerzijds omdat de ouders niet kunnen accepteren en inzien dat hun dochter behandeling nodig heeft, en zij er alles aan doen om hun dochter thuis te krijgen, anderzijds omdat culturele aspecten en verschillen een belangrijke rol spelen en zullen blijven spelen. [naam minderjarige] is te afhankelijk van de mening van haar ouders en krijgt niet de ruimte om aan zichzelf te werken; hier heeft ook behandeling in de gesloten setting geen verandering in kunnen brengen.
Het gezinssysteem heeft zo'n grote rol in het in stand houden van de problematiek dat er met de ouders en ook [naam minderjarige] geen veranderingsproces doorlopen kan worden. Ouders kunnen alleen handelen vanuit hun eigen behoeften en belangen. Daarnaast leggen ouders enorme druk op [naam minderjarige] waardoor zij niet open kan staan voor behandeling.
De stichting heeft de afgelopen periode de zwaarste middelen ingezet, zonder resultaat. Binnen de ondertoezichtstelling kan de gezinsvoogd alleen een vinger aan de pols houden door het gezin op een afstand te volgen, maar kan er niet gewerkt worden aan een noodzakelijk veranderingsproces omdat ouders en [naam minderjarige] niet meewerken. Ondanks de nog steeds bestaande (grote) zorgen wil de stichting daarom de ondertoezichtstelling beëindigen.
De ouders en [naam minderjarige] zijn het eens met het verzoek.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:256, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond daarvoor niet langer bestaat.
Niet in geschil is dat de grond voor ondertoezichtstelling onverkort aanwezig is.
Bij deze stand van zaken biedt genoemde bepaling naar het oordeel van de kinderrechter geen ruimte voor opheffing van de ondertoezichtstelling. Het kan immers niet zo zijn dat het gedrag van ouders of verzorgers tot gevolg heeft dat een ondertoezichtstelling waarvoor de grond nog aanwezig is wordt opgeheven. De kinderrechter wijst er op dat, indien de stichting daartoe aanleiding ziet, zij de Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken de noodzaak van ontheffing of ontzetting van de ouders uit het gezag in onderzoek te nemen.
Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
Op grond van vorenstaande beslist de kinderrechter als volgt.
De beslissing
De kinderrechter:
- wijst het verzoek tot opheffen van de ondertoezichtstelling af.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. A.F.C.J. Mosheuvel, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
conc: ce
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat -hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.