RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849924-09
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats, adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 maart 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juli 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2009 tot en met 20 november 2009 te Boxtel en/of Oirschot, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op 4 november 1995), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn jas en/of het stuur van zijn fiets vastgepakt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet en/of voorgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) meegetrokken en/of meegeduwd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, een stroomstootwapen/teasergun tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] gehouden en/of daarmee [slachtoffer 1] een of meerdere stroomsto(o)t(en) gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] een auto/busje ingeduwd en/of in een auto/busje doen plaatsnemen en/of
- bij die [slachtoffer 1] een panty en/of een (bivak)muts over zijn hoofd getrokken en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] (op zijn rug) vastgeplakt/vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] vervoerd naar een bos(perceel) en/of
- die [slachtoffer 1] (op meedere plaatsen) in het bos(perceel) doen plaatsnemen en/of
- (vervolgens) [slachtoffer 2] gebeld met de mededeling dat zijn zoon, te weten voornoemde [slachtoffer 1], is ontvoerd en/of dat zij zijn zoon [slachtoffer 1]
hebben en dat het hem 1,5 miljoen euro zou kosten, althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 282a jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2009 tot en met 20 november 2009 te Boxtel en/of Oirschot, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren
op 4 november 1995) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen toen en daar voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk
- bij zijn jas en/of het stuur van zijn fiets vast te pakken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd te zetten en/of voor te houden en/of
- (met kracht) met zich mee te trekken en/of te duwen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, een stroomstootwapen/teasergun tegen het lichaam te houden en/of een of meerdere stroomsto(o)t(en) te geven en/of
- in een auto/busje te duwen en/of te doen plaatsnemen en/of
- een panty en/of een (bivak)muts over het hoofd te trekken en/of
- de handen (op diens rug) vast te plakken/binden en/of
- te vervoeren naar een bos(perceel) en/of
- (op meerdere plaatsen) in het bos(perceel) te doen plaatsnemen;
(artikel 282 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
In zijn aangifte beschrijft de op 4 november 1995 geboren aangever [slachtoffer 1] dat hij op 19 november 2009 omstreeks 19.15 uur op de fiets vertrekt vanuit zijn ouderlijk huis aan de [adres 1] te Boxtel naar de skatebaan De Ramp in Boxtel. Als hij enkele straten vanaf de ouderlijke woning door een gangetje tussen huizen fietst wordt hij tegengehouden door twee mannen met een bivakmuts op. Een van de twee mannen is [verdachte]. De mannen pakken zijn stuur vast en pakken hem bij zijn jas en een van de mannen houdt een geweer bij het hoofd van aangever. Vervolgens wordt deze gedwongen mee te gaan, hij wordt een gangetje in getrokken en verdachte geeft met een stroomstootwapen meerdere stroomstoten tegen het lichaam van aangever. Aangever wordt een busje ingeduwd. In het busje wordt hij op de grond gelegd, zijn telefoon wordt afgenomen en zijn handen worden op zijn rug vastgeplakt/vastgebonden. Aangever krijgt een muts met een knoop over zijn hoofd en daaroverheen een bivakmuts, zodat hij niets meer kan zien. Onderweg hoort hij de mannen zeggen dat er foto's gestuurd zouden worden naar [persoon x], de vader van aangever. Vervolgens rijdt men naar een bos alwaar aangever moet uit stappen. Nadat zij zijn gestopt komt een derde man ter plaatse. Deze man heeft een Brabants accent, dat klinkt alsof hij uit de omgeving van Boxtel komt. Na enige tijd gaan de twee mannen die hem daar gebracht hebben weg . Na een wandeling komt aangever met de derde man in een bosperceel. De man zei dat hij een tasje ging zoeken dat hij had daar had verstopt. De man vertelde dat daar een cassetterecorder in zat omdat hij iets wilde opnemen voor de vader van aangever. De man is vervolgens met de cassetterecorder bezig geweest, maar deze werkte niet. De man had ook eten en drinken bij zich. Aangever hoorde klikgeluiden van een telefoon. Na enige tijd moest aangever weer met de man verder lopen. De man ging weg en zei dat hij over een uur terug zou komen. De man vertelde eerder dat er een bandje werd opgenomen om de vader van aangever te overtuigen dat hij 1,5 miljoen euro moest komen brengen.
Later die avond ontvangt de vader van aangever van verdachte een telefoontje met de medemededeling: "wij hebben jullie [slachtoffer 1] en dat kost anderhalf miljoen".
De volgende ochtend weet aangever de bivakmuts van zijn hoofd te doen zodat hij kan zien en weg kan rennen. Hij rent het bos door en komt in de vroege morgen van 20 november 2000 aan lopen bij een huis. De bewoner daarvan belt de ouders van aangever.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zijn standpunt -kort gezegd- onder meer op de door verdachte ter terechtzitting en op 22 februari 2010 bij de politie afgelegde verklaringen, de aangifte en de bevindingen uit technisch, forensisch en telecomonderzoek.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte niet de opzet had op de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1], maar toen dat eenmaal een feit was, verdachte geen andere uitweg zag dan doorgaan om de zaak niet te laten escaleren. Verdachte was niet de bedenker van de ontvoering en zijn aandeel was van beperkte en ondergeschikte aard. Verdachte volgde de instructies van anderen op en zou daarvoor 15% van het losgeld krijgen. Daaruit blijkt, aldus de raadsvrouwe, dat de positie van verdachte niet gelijkwaardig was aan die van de anderen. Gelet hierop was sprake van medeplichtigheid, niet van medeplegen. Technisch gezien dient dit aldus de verdediging tot een vrijspraak te leiden nu de medeplichtigheidsvariant niet ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Gelet op de hiervoor onder het kopje "vaststaande feiten" omschreven feiten, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting alsmede de aangifte van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Het handelen van verdachte met betrekking tot aangever is opzettelijk gebeurd. De enkele omstandigheid dat verdachte (mogelijk) aanvankelijk dacht dat hij en zijn mededaders de vader van aangever van zijn vrijheid beroofden, doet daar niets aan af.
Verdachte heeft samen met anderen in de periode voorafgaand aan 19 november 2009 de woning van [slachtoffer 1] in de gaten gehouden. Op 19 november 2009 is hij met zijn broer en een derde dader naar de omgeving van de woning van het slachtoffer gegaan. Hij en de derde mededader hebben het latere slachtoffer opgewacht, van zijn fiets getrokken, bewerkt met een stroomstootwapen, bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedwongen in een auto te gaan zitten, geblinddoekt, vastgebonden en aansluitend overgebracht naar een afgelegen bosperceel. Nadat dit was voltooid is het verdachte geweest die het dreigtelefoontje heeft uitgevoerd met de vader van het slachtoffer waarin hij aangeeft dat "zij" [slachtoffer 1] in hun macht hebben en dat het een geldbedrag van 1,5 miljoen euro zal kosten om hem weer vrij te krijgen.
Hoewel verdachte nog meer handelingen heeft verricht in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van de gijzeling, is hij reeds op grond van het voorgaande zodanig nauw en volledig betrokken bij de essentiële handelingen van de gijzeling dat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 19 november 2009 tot en met 20 november 2009 te Boxtel en Oirschot, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op 4 november 1995), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn jas en het stuur van zijn fiets vastgepakt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet en
- die [slachtoffer 1] met kracht meegetrokken en
- meerdere malen een stroomstootwapen/teasergun tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] gehouden en daarmee [slachtoffer 1] stroomstoten gegeven en
- die [slachtoffer 1] een auto ingeduwd en
- bij die [slachtoffer 1] een panty en een (bivak)muts over zijn hoofd getrokken en
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug vastgeplakt/vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] vervoerd naar een bos(perceel) en
- die [slachtoffer 1] op meerdere plaatsen in het bos(perceel) doen plaatsnemen en
- [slachtoffer 2] gebeld met de mededeling dat zijn zoon, te weten voornoemde [slachtoffer 1], is ontvoerd en dat zij zijn zoon [slachtoffer 1] hebben en dat het hem 1,5 miljoen euro zou kosten, althans woorden van gelijke strekking
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen:
- zwarte pantykousjes (AABS5526NL)
- rittenstaat van 17-11 (AABS5526NL)
- kaart behorende bij prepaid van Aldi 06-12082818 (AABS5540NL);
- teruggave aan verdachte van het in beslag genomen:
-papier met schietschijf (AABS5525NL);
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 5.000,- en veroordeling van verdachte in de kosten van de raadsvrouwe tot
een bedrag van € 470,60, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaat-
regel;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van [persoon A], [slachtoffer 2]
[persoon B] en [persoon C]
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte verzoekt de rechtbank bij de strafbepaling rekening te houden met het feit dat verdachte niet de bedenker van het plan was, dat hij een meeloper was en zich heeft laten leiden en beïnvloeden door zijn broer en dat het nooit de bedoeling van verdachte is geweest om een kind te ontvoeren.
De verdediging heeft geen bezwaar tegen toekenning van een vergoeding aan het slachtoffer [slachtoffer 1] maar verzoekt de kosten van rechtsbijstand af te wijzen dan wel de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging verzoekt in geval van toewijzing van de vordering termijnbetaling op te leggen. De verdediging verzoekt de overige vorderingen af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op diens draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte en dus strafverzwarend vindt de rechtbank dat verdachte bij zijn handelen op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de mate van het leed dat door zijn handelen aan het slachtoffer werd aangedaan, te weten de ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte, nadat hij het slachtoffer in het bos had afgezet, zich om het lot van het slachtoffer vervolgens volstrekt niet meer heeft bekommerd. Een ontvoering waarbij fors geweld is toegepast jegens het slachtoffer wordt als zeer ingrijpend ervaren en een dergelijk slachtoffer ondervindt daarvan nog gedurende langere tijd de nadelige gevolgen. Ook in deze zaak blijkt het slachtoffer nog na maanden de gevolgen te ondervinden van zijn ontvoering. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer en zijn ouders. Verdachte heeft het strafbare feit begaan na een langere periode van voorbereiding en overeenkomstig een welbewust opgesteld plan.
Als strafverminderend zal de rechtbank bij de strafoplegging in het bijzonder rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat verdachte inmiddels de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed zeer wel inziet. Verdachte heeft het door hem gepleegde strafbare feit in de loop van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en vervolgens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dat inbeslaggenomen goed.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 2500,-.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering terzake immateriële schade, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij ter zake rechtsbijstand tot een bedrag van € 470,60. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte termijnbetaling toe te staan nu de rechtbank geen zicht heeft op de draagkracht van verdachte. Dit laat onverlet dat verdachte in het kader van de executie van de schadevergoedingsmaatregel aan de officier van justitie kan vragen alsnog termijnbetaling toe te staan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,-.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering terzake immateriële schade, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij terzake rechtsbijstand tot een bedrag van € 470,60. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte termijnbetaling toe te staan nu de rechtbank geen zicht heeft op de draagkracht van verdachte. Dit laat onverlet dat verdachte in het kader van de executie van de schadevergoedingsmaatregel aan de officier van justitie kan vragen alsnog termijnbetaling toe te staan.
De vordering van de benadeelde partij [persoon A]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [persoon B].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [persoon C]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 47, 282a.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
medeplegen van gijzeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2500,-- (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), terzake immateriële schade (post 1).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij terzake de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 470,60. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2500,-- subsidiair 35 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2500,-- (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schade (post 1).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1000,-- (zegge: eenduizend euro), terzake immateriële schade (post 1).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij ter zake de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 470,60. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1000,--
(zegge: eenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schade (post 1).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [persoon A] in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [persoon B], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde parti[persoon C], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. primair:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- zwarte pantykousjes (AABS5526NL)
- rittenstaat van 17-11 (AABS5526NL)
- kaart behorende bij prepaid van Aldi 06-12082818 (AABS5540NL)
Teruggave in beslaggenomen goederen, te weten: papier met schietschijf (AABS5525NL), aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 13 augustus 2010.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.