ECLI:NL:RBSHE:2010:BN3002

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09 / 1782
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van het WW-dagloon op basis van WAO-vervolgdagloon

In deze zaak heeft eiser, die eerder een WAO-uitkering ontving, een WW-uitkering aangevraagd na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. Eiser had van 22 augustus 2008 tot 21 februari 2009 gewerkt bij ATS, maar na het niet verlengen van zijn contract, verzocht hij om een WW-uitkering. De uitkering werd vastgesteld op € 108,18, gebaseerd op het WAO-vervolgdagloon, zoals bepaald in artikel 13 van het Besluit dagloonregels. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het WW-dagloon hoger zou moeten zijn, berekend op basis van zijn werkelijke inkomsten uit arbeid.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 april 2010, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, maar verweerder wel. De rechtbank overwoog dat het bestreden besluit van verweerder op goede gronden was vastgesteld. De wetgeving, met name het Besluit dagloonregels, bepaalt dat in het geval van een samenloop van WAO- en WW-uitkeringen, de WW-uitkering gerelateerd dient te worden aan het WAO-dagloon. De rechtbank concludeerde dat het gebruik van het WAO-vervolgdagloon voor de vaststelling van het WW-dagloon correct was en dat eiser niet kon worden gevolgd in zijn argumentatie.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra, in aanwezigheid van mr. P.M. de Kruif als griffier, op 8 juli 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/1782
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2010
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
[gemachtigde],
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
te Amsterdam,
verweerder,
[gemachtigde],
kantoor te Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft verweerder aan eiser met ingang van 23 februari 2009 een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Daarbij is het dagloon vastgesteld op € 108,18.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 29 april 2009 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 april 2010, waar eiser en zijn gemachtigde niet zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast. Tot februari 2008 heeft eiser een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met ingang van 14 februari 2008 is deze uitkering verlaagd en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Op 5 mei 2008 is eiser gaan werken en is zijn WAO-uitkering vanwege inkomsten geanticumuleerd (op basis van zijn feitelijke verdiensten zou eiser minder dan 15% arbeidsongeschikt zijn). Van 22 augustus 2008 tot 21 februari 2009 heeft eiser gewerkt bij ATS. Omdat zijn contract niet is verlengd heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. De eerste werkloosheidsdag is vastgesteld op 23 februari 2009.
2. Blijkens het bestreden besluit is verweerder van mening dat het WW-dagloon op goede gronden is vastgesteld op € 108,18. Daarbij is verweerder conform het Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen bij het vaststellen van het WW-dagloon uitgegaan van het WAO-vervolgdagloon.
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Volgens eiser dient het WW-dagloon hoger te zijn en te worden berekend op basis van zijn uit arbeid verkregen inkomsten.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Tussen partijen is in geschil de vraag of verweerder terecht en op goede gronden het WAO-vervolgdagloon van eiser als uitgangspunt heeft gebruikt voor de vaststelling van het WW-dagloon.
6. Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de WW wordt voor de berekening van de uitkering waarop op grond van dit hoofdstuk recht bestaat als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16, eerste lid, is ingetreden, verdiende, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld.
7. Deze nadere regels zijn vastgelegd in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit van 8 oktober 2005, Stb. 2005, 546, hierna: Besluit dagloonregels).
8. Ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Besluit dagloonregels, zoals dat besluit luidde ten tijde hier van belang, wordt het WW-dagloon van de werknemer die op de eerste werkloosheidsdag een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, vastgesteld door evenredige verlaging van het laatstelijk geldende WAO-dagloon. Dit WAO-dagloon wordt in aanmerking genomen naar de mate waarin de uitkering, waarvoor het dagloon wordt vastgesteld, in de plaats is gekomen voor de uitkering op grond van de WAO. Vaststelling van het dagloon vindt vervolgens plaats overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel wordt, indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering laatstelijk was gebaseerd op een WAO-vervolgdagloon, bij de toepassing van het tweede en vierde lid voor “WAO-dagloon” gelezen: WAO-vervolgdagloon.
9. Vaststaat dat eiser op de eerste werkloosheidsdag nog altijd recht had op een (gedeeltelijke) WAO-uitkering. Gelet op dat feit en gelet op het voormelde wettelijk kader en met name het bepaalde in het Besluit Dagloonregels, kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat voor de berekening van het WW-dagloon uitgegaan dient te worden van zijn inkomsten uit arbeid. Uit de bij de WW behorende nota van toelichting (zie Staatsblad 2005, 546) blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest dat in het geval van een samenloop van een WAO- en een WW-uitkering, de WW-uitkering wordt gerelateerd aan het WAO-dagloon. De rechtbank vindt steun voor haar oordeel in een tweetal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 27 maart 2008 en van 14 mei 2009 (www.rechtspraak.nl, LJN: BC8281 en BI4689).
10. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat het bestreden besluit van 29 april 2009 in rechte kan standhouden en verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding bestaat geen grond. Dat verzoek zal worden afgewezen.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding één der partijen te veroordelen in de proceskosten of verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om verweerder te veroordelen tot schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra als rechter in tegenwoordigheid van mr. P.M. de Kruif als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2010.