4.1. De curatoren hebben primair aangevoerd dat – voor zover hen bekend - aan de verstrekking door ELI van het bedrag ad EUR 163.527,25 geen (schriftelijke) overeenkomst ten grondslag ligt, dat deze betaling (dus) onverschuldigd is gedaan en dat de curatoren dit bedrag uit dien hoofde terugvorderen.
4.1.1. [gedaagde sub 1] heeft ter comparitie onder meer het volgende verklaard:
“In de tijd dat ik mijn beroep als parketlegger moest staken vanwege gezondheidsklachten heb ik wel eens met hem ([X], rb) gesproken over plannen om een pand te kopen, opknappen en verkopen en dat ik dat graag samen zou willen doen met een vriend van mij, [gedaagde sub 3], die net zijn cafetaria verkocht had. X gaf toen aan dat hij me daar eventueel wel bij wilde helpen. Wij zijn toen op zoek gegaan naar en pand. Wij hebben zelf taxaties geregeld en het pand gevonden. Toen wij geld te kort kwamen hebben wij mijn neef [X] gebeld. Hij gaf aan dat hij ons wel een lening wilde geven. Wij hoefden daar geen rente voor te betalen en over terugbetaling of zekerheden werd niet gesproken. (…) Circa een maand na de aankoop, zijn wij met zijn allen uit eten geweest. [X] vertelde ons toen dat hij zijn geld niet terug hoefde te hebben omdat hij het ons zou schenken. Dat verbaasde ons wel, maar we wisten ook dat zijn zaken goed gingen.”
[gedaagde sub 3] heeft hierover ter comparitie verklaard:
“Er was sprake van een renteloze lening, dat was het enige wat duidelijk was. [X] wilde ons helpen voor de toekomst. Zodat wij onze toekomst veilig konden stellen. Er zaten verder voor ons geen voorwaarden aan vast. Het was ons eigen idee om het geld terug te betalen uit de overwaarde bij verkoop, maar wij hebben dat niet met [X] besproken; het maakte hem kennelijk niet uit wanneer hij het geld terug zou krijgen. Met hem hebben we dus niets over terugbetaling afgesproken. Eigenlijk was het te mooi om waar te zijn”.
Ter comparitie heeft mr Van der Meer onder meer verklaard:
“Zoals het staat in de lastgevingsovereenkomst op pagina 3 vierde bullit, zo is de verantwoording van de betaling ook aangetroffen in de boekhouding. De betaling is in rekeningcourant geboekt bij CNRE, die het op haar beurt in rekeningcourant heeft geboekt ten laste van [gedaagde sub 1] Beheer B.V.. Deze Beheer B.V. heeft het weer in een rekeningcourant geboekt ten laste van [X], alwaar het is gelabeld als ‘prive-investering’. Dat wisten wij al toen wij in deze zaak gingen procederen. (…). Ik heb [X] niet gesproken over deze kwestie, ook niet naar aanleiding van het verweer van gedaagden in deze zaak. Aan te nemen valt echter dat zijn lezing niet wezenlijk afwijkt van die welke gedaagden hier vandaag presenteren. En ik heb dan ook geen reden om te twijfelen aan het bestaan van de door hen gestelde overeenkomst van geldlening zoals zij die hier ter zitting hebben toegelicht.”
4.1.2. Op grond van de hiervoor kort aangehaalde ter comparitie afgelegde verklaringen alsmede de door mr. Van der Meer in zijn verklaring aangehaalde overeenkomst van lastgeving moet het er voor de verdere beoordeling voor worden gehouden dat de betaling door ELI op de derdenrekening van de notaris ten behoeve van het transpost van de horecagelegenheid haar grondslag vindt in de tussen gedaagden en [X] gesloten overeenkomst van geldlening, waarbij deze betaling bij ELI middellijk (via een tweetal eveneens gefailleerde en kennelijk tot de Easy Life groep behorende vennootschappen) in rekeningcourant is geboekt van de – inmiddels eveneens gefailleerde- [X].
De omstandigheid dat er tussen ELI en [gedaagden] geen rechtstreekse rechtsbetrekking bestaat of bestaan heeft die als grondslag kan dienen voor de betaling door ELI doet er niet aan af dat deze betaling haar rechtvaardiging vindt in de overeenkomst van geldlening tussen [[X]. Door de curatoren is niet gesteld dat zij, in hoedanigheid van [X], de overeenkomst van geldlening met [gedaagden] noch de kwijtschelding hebben vernietigd, zodat deze overeenkomst onverminderd als grondslag dient voor de door ELI verrichte betaling. Daarmee is deze betaling niet onverschuldigd gedaan zodat de vordering tot terugbetaling uit dien hoofde moet worden afgewezen.