ECLI:NL:RBSHE:2010:BN2273

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
658892
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E.M. Leclercq
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis en proceskostenveroordeling in verzetzaak

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Eindhoven, heeft de geopposeerde, UPC Nederland B.V., tijdens de procedure aangegeven dat zij het verstekvonnis van 24 september 2009 niet ten uitvoer zal leggen. Dit leidde tot de conclusie van de kantonrechter dat UPC haar vordering tegen de opposant, die in persoon procedeerde, laat vallen. De comparitie van partijen, die oorspronkelijk was gepland voor 22 april 2010, werd uitgesteld naar 8 juli 2010, maar UPC heeft aangegeven dat deze comparitie geen doorgang zal vinden. De kantonrechter heeft op basis van de ontvangen brieven van UPC besloten dat het verstekvonnis vernietigd dient te worden.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verstekvonnis van 24 september 2009 wordt vernietigd en dat UPC wordt veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten van de verzetdagvaarding ook voor rekening van UPC komen, vanwege het onzorgvuldig gebruik van het procesrecht. De totale kosten zijn begroot op € 85,97 voor dagvaardingskosten en € 200,-- voor overige kosten zoals bedoeld in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De uitspraak werd gedaan op 22 juli 2010, waarbij de kantonrechter, mr. W.E.M. Leclercq, de beslissing heeft genomen in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het procesrecht en de gevolgen van het niet naleven van deze zorgvuldigheid door partijen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
In de zaak van:
[opposant],
wonende te Eindhoven,
opposant,
procederend in persoon,
t e g e n :
de besloten vennootschap UPC Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde,
gemachtigde: J.D. Kuik, deurwaarder te Eindhoven,
heeft de kantonrechter het navolgende vonnis gewezen, als vervolg op het door de kantonrechter op 1 april 2010 tussen partijen gewezen vonnis.
1.Het verdere verloop van het geding
Op grond van een op 15 april 2010 van de gemachtigde van UPC ontvangen brief is de aanvankelijk op 22 april 2010 vastgestelde comparitie van partijen uitgesteld tot 8 juli 2010. Op 2 juli 2010 is opnieuw een brief ontvangen van de gemachtigde van UPC en daarop is vonnis bepaald op heden.
2. De reden voor de beslissing
In de beide hierboven genoemde brieven laat UPC weten dat zij het toewijzend (verstek-, kantonrechter)vonnis van 24 september 2009 niet ten uitvoer zal leggen. Daardoor behoeft, zo vervolgt UPC, de comparitie van partijen geen doorgang te vinden. UPC meldt vervolgens dat zij dit voorstel niet met opposant heeft kunnen bespreken omdat deze telefonisch niet bereikbaar is. UPC verzoekt dan om vonnis en refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter. Mocht de kantonrechter van mening zijn dat opposant recht heeft op een vergoeding, dan verzoekt UPC deze vergoeding vast te stellen conform het geldende tarief in rolzaken sector kanton.
UPC besluit haar brief met de opmerking dat zij ervan uitgaat dat de comparitie van partijen geen doorgang zal vinden en dat zij een afschrift van de brief stuurt aan opposant.
De kantonrechter begrijpt dat UPC haar vordering tegen [opposant] laat vallen. Het verstekvonnis van 24 september 2009 dient te worden vernietigd en UPC zal worden verwezen in de proceskosten, ook in de kosten van de verzetdagvaarding, vanwege de onzorgvuldige wijze waarop UPC gebruik maakt van het procesrecht.
3. De beslissing
De kantonrechter:
verstaat dat UPC haar vordering tegen [opposant] heeft ingetrokken;
vernietigt het vonnis dat de kantonrechter te Eindhoven op 24 september 2009 tussen partijen heeft gewezen;
veroordeelt UPC in de proceskosten aan de zijde van [opposant] gevallen en tot op heden begroot op € 85,97 wegens dagvaardingskosten en € 200,-- wegens kosten zoals bedoeld in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aldus gewezen door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 22 juli 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.