ECLI:NL:RBSHE:2010:BN2143

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825472-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging van beveiligingsmedewerkers in discotheek Time Out te Handel

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging van beveiligingsmedewerkers in de discotheek 'Time Out' te Handel. De tenlastelegging omvatte onder andere het snijden in de hals van een beveiligingsmedewerker, [slachtoffer 1], met een scherp voorwerp, en het bedreigen van andere beveiligingsmedewerkers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 23 augustus 2009, na een conflict in de discotheek, met een mes uithaalde naar [slachtoffer 1], wat resulteerde in een snee in zijn hals. De rechtbank concludeerde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard, maar sprak hem vrij van poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachten rade handelde. Voor de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 3] oordeelde de rechtbank dat deze bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en moest een schadevergoeding betalen aan [slachtoffer 1]. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij werd in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825472-09
Parketnummer vordering: 01/853032-07
Datum uitspraak: 26 juli 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats, adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 oktober 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (scheer)mes, althans met een scherp voorwerp, in de halsstreek en/of keel van [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287/303/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto accelererend en/of met hoge snelheid en/of met spinnende wielen, in elk geval zonder te remmen op die [slachtoffer 2] is ingereden en/of afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto accelererend en/of met hoge snelheid en/of met spinnende wielen, in elk geval zonder te remmen op die Steffek ingereden en/of afgereden;
(artikel 285 Sr)
3.
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Mijn broer heeft ook in de beveiliging gewerkt en mag dit ook niet meer. Ik kom wel met hem en wat familie hier naar toe om hier de zaak kort en klein te slaan en ik schiet jou door je hoofd heen en als we aankomen zul je janken als een klein kind" en/of "Als ik dadelijk buiten ben dan pak ik jou en rijg ik jou er wel aan en jouw collega's", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/853032-07 is aangebracht bij vordering van 27 oktober 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 24 augustus 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Verdachte [verdachte] was in de nacht van 23 augustus 2009 aanwezig in discotheek "Time Out" te Handel. Hij was daar samen met drie vrienden genaamd [vriend 1] [vriend 2] en [vriend 3]. Vanwege vermeende betrokkenheid van verdachte bij een ruzie in de discotheek heeft een beveiligingsmedewerker verdachte in een afzonderlijke ruimte geplaatst.1 Nadat aan verdachte een locatieverbod was uitgereikt is hij de discotheek uitgezet. Op het buitenterrein is verdachte in de auto van [vriend 1] gestapt. De auto is weggereden met daarin behalve verdachte ook [vriend 1] [vriend 2] en [vriend 3].
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot moord, maar dat verdachte wel veroordeeld dient te worden voor de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag, gelet op de aan het slachtoffer toegebrachte verwonding, de plaats daarvan en wijze waarop deze is toegebracht. Tevens eist de officier van justitie vrijspraak voor de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag, maar wel een veroordeling voor de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 2 subsidiair). Ten aanzien van feit 3 dient eveneens een veroordeling te volgen.
De verdediging bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 tenlastegelegde en voert daartoe onder meer aan dat er onvoldoende bewijs is en dat de overtuiging ontbreekt om tot een bewezenverklaring te komen. Tevens is de raadsman van oordeel dat integrale vrijspraak dient te volgen voor feit 2 omdat verdachte niet de bestuurder van de auto was en de bestuurder overigens geen opzet heeft gehad op het veroorzaken van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 1 bepleit de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is. Subsidiair bepleit de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot moord, omdat geen sprake is van voorbedachten rade. Naar de mening van de verdediging kan hooguit sprake zijn van poging tot zware mishandeling.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 primair (poging tot moord) en impliciet subsidiair (poging tot doodslag);
Naast de bovengenoemde vaststaande feiten gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Nadat de auto waarin verdachte zat het terrein van de discotheek had verlaten en van de discotheek was weggereden, is deze weer naar de discotheek teruggekeerd. Weer aangekomen bij de discotheek is verdachte uitgestapt en naar een beveiligingsmedewerker gelopen die zich op het parkeerterrein bevond.2 Deze beveiligingsmedewerker betrof [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft tegen verdachte gezegd dat deze het parkeerterrein moest verlaten en heeft verdachte vastgepakt om hem weg te duwen.3 Verdachte haalde toen met zijn hand uit in de richting van de hals van [slachtoffer 1].4 [slachtoffer 1] droeg een overhemd met kraag. De kraag werd over een lengte van ongeveer 10 cm losgesneden van het hemd. 5 In de hals van [slachtoffer 1] bevond zich een oppervlakkige snee van ongeveer 15 cm lengte. De snee is door een arts geplakt.6 Het oordeel van de rechtbank dat het verdachte is geweest die de snee in de hals van [slachtoffer 1] heeft aangebracht vindt voorts bevestiging in de getuigenverklaringen van [vriend 3] en [vriend 2] Zakelijk weergegeven verklaart [vriend 3] ten overstaan van de politie dat verdachte, nadat verdachte weer in de auto was gestapt, vertelde dat hij hem hard bij de nek had gepakt.7 [vriend 2 ] verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris dat verdachte in de auto zegt "Ik heb hem goed teruggepakt." 8
Uit de omstandigheid dat [slachtoffer 1] een snee in de hals heeft opgelopen en de kraag van zijn overhemd was losgesneden leidt de rechtbank af dat verdachte een scherp voorwerp in de hand moet hebben gehad toen hij met die hand naar de hals van [slachtoffer 1] uithaalde. Voorts leidt de rechtbank daaruit af dat de handbeweging die verdachte heeft gemaakt een behoorlijke kracht bezat. Door met kracht met een scherp voorwerp in de hand een handbeweging in de richting van de hals van [slachtoffer 1] te maken, heeft verdachte op zijn minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat een slagaderlijke bloeding zou ontstaan met dodelijke afloop. Dat geen slagader is geraakt, is enkel het gevolg van omstandigheden die buiten de wil van verdachte zijn gelegen.
De rechtbank is evenals de Officier van Justitie en de verdediging van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank acht derhalve de poging tot doodslag bewezen.
Ten aanzien van feit 2 primair (poging tot doodslag) en subsidiair (poging tot zware mishandeling);
[vriend 1] heeft verklaard dat verdachte de bestuurder was en [vriend 3] heeft dat tegenover de politie eveneens verklaard maar deze laatste heeft later ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard het niet zeker meer te weten. [vriend 2] heeft verklaard dat [vriend 1] de bestuurder was. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie verklaard te hebben gezien dat er kort voor het incident van bestuurdersplaats werd gewisseld. Bij de rechter-commissaris verklaarde hij zich niet meer te kunnen herinneren of dat is gebeurd. Gelet op de omstandigheid dat [vriend 1] mogelijk een belang heeft zijn eigen rol te verbloemen, acht de rechtbank zijn verklaring van onvoldoende doorslaggevende aard. Ook de afgezwakte verklaringen van [slachtoffer 2] en [vriend 3] leggen onvoldoende gewicht in de schaal om verdachte als bestuurder aan te merken. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van onder feit 2 ten laste gelegde. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij op ongeveer 1 meter van de auto stond toen er flink gas werd gegeven en dat hij aan de kant is gesprongen zonder te vallen, niet is komen vast te staan dat de bestuurder zodanig gericht en met zodanige snelheid in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden dat de bestuurder welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die [slachtoffer] daarbij dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van feit 3 (bedreiging):
De rechtbank gaat ervan uit dat toen verdachte door een beveiligingsmedewerker in een afzonderlijke ruimte is geplaatst, het volgende is voorgevallen. Verdachte heeft tegen beveiligingsmedewerker [slachtoffer 3] gezegd: "Mijn broer heeft ook in de beveiliging gewerkt en mag dit ook niet meer. Ik kom wel met hem en wat familie hier naar toe om hier de zaak kort en klein te slaan en ik schiet jou door je hoofd heen en als we aankomen zul je janken als een klein kind" en "Als ik dadelijk buiten ben dan pak ik jou en rijg ik jou er wel aan en jouw collega's" 9 althans woorden van die strekking10. De verdediging heeft nog aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] tegenover de rechter-commissaris niets over door verdachte geuite bedreigingen hebben verklaard waardoor de belastende verklaringen van [slachtoffer 3] en [vriend 1] overtuigingskracht missen. De rechtbank stelt echter vast dat uit de verklaringen van deze getuigen blijkt dat zij niet in de ophoudruimte zijn geweest en derhalve niet strijdig zijn met de belastende verklaringen van [slachtoffer 3] en [vriend 1]. De rechtbank acht derhalve bedreiging bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een scherp voorwerp, in de halsstreek en/of keel van [s[slachtoffer 1] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 23 augustus 2009 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Mijn broer heeft ook in de beveiliging gewerkt en mag dit ook niet meer. Ik kom wel met hem en wat familie hier naar toe om hier de zaak kort en klein te slaan en ik schiet jou door je hoofd heen en als we aankomen zul je janken als een klein kind" en "Als ik dadelijk buiten ben dan pak ik jou en rijg ik jou er wel aan en jouw collega's", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 (poging doodslag), feit 2 primair en feit 3 geëist:
* een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
* gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van EUR 1089,14 (€ 850,- aan immateriële schade en € 239,09 aan materiële schade), het overige gevorderde niet-ontvankelijk te verklaren, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen scheermes;
* toewijzen van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/853032-07
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat bij het opleggen van een straf er rekening mee gehouden dient te worden dat verdachte zijn leven wil omgooien door zich aan te sluiten bij de Victory Home in Rotterdam. De vordering van de benadeelde partij kan bij een veroordeling conform de eis van de officier van justitie worden toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte.
Verdachte werd terzake van strafbare feiten met een geweldscomponent blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld, en wel in 2008, 2007 en 2006. Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten derhalve gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling, maar dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
Verdachte heeft ervoor gekozen niet mee te werken aan onderzoek dat inzicht kon verschaffen in zijn persoon en zijn beweegredenen. Derhalve is ook niet vastgesteld kunnen worden of de feiten in al dan niet verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1: verdachte heeft een zeer gewelddadig feit gepleegd jegens een medewerker van een uitgaansgelegenheid. Dit heeft niet alleen psychische gevolgen voor het slachtoffer waardoor hij in verminderde mate op een prettige manier zijn werk kan verrichten, het slachtoffer heeft hier ook blijvend fysiek letsel in de vorm van een litteken in zijn hals aan overgehouden, waardoor hij ook blijvend aan het incident zal worden herinnerd. Verdachte heeft vanwege zijn ontkennende proceshouding geen
verantwoording voor zijn daden genomen en op generlei wijze spijt betuigd jegens het slachtoffer.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het hem onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/853032-07.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht is gewezen vóór 1 februari 2008 met als gevolg dat art. 77p vierde lid 4 Sr geen toepassing kan vinden. De rechtbank heeft echter geen mogelijkheid de vervangende jeugddetentie om te zetten in een vervangende hechtenis omdat een vordering of verzoek als bedoeld in art. 77k Sr ontbreekt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het aan hem onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen;
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 3:
* Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1378,09 subsidiair 23 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1378,09 (zegge: eenduizenddriehonderdenachtenzeventig euro en negen cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 850,- aan immateriële schade en EUR 528,09 aan materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 1378,09 (zegge: eenduizenddriehonderdenachtenzeventig euro en negen cent), te weten EUR 850,- aan immateriële schade en EUR 528,09 aan materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen goederen
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een scheermes, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 24 augustus 2007, gewezen onder parketnummer 01/853032-07, te weten: jeugddetentie voor de duur van 92 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 26 juli 2010.
mr. B. Damen is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
1 Verklaring getuige [slachtoffer 3] d.d. 3 december 2009 en verklaring [getuige 1] d.d. 4 december 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris.
2 Verklaring [vriend 1], proces-verbaal p. 45 en verklaring [vriend 2], proces-verbaal p. 61 en verklaring [vriend 3], proces-verbaal p. 76.
3 Verklaring [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris.
4 Verklaring [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris en verklaring [persoon 1] ten overstaan van de rechter-commissaris.
5 Verklaring [slachtoffer 1] ten overstaan van de rechter-commissaris.
6 Medische verklaringen, proces-verbaal p. 124 en p. 125.
7 Verklaring [vriend 3], proces-verbaal p. 77.
8 Verklaring d.d. 2 december 2009, p. 3.
9 Aangifte [slachtoffer 3], proces-verbaal p. 80 e.v.
10 Verklaring [vriend 1], proces-verbaal p. 47 e.v. en verklaring [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris.
8
Parketnummer: 01/825472-09
Parketnummer vordering: 01/853032-07