ECLI:NL:RBSHE:2010:BN2018

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825515-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaken door twijfel over betrouwbaarheid van het slachtoffer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde zedendelicten. De verdachte ontkende de beschuldigingen van seksueel misbruik van een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verklaringen van het vermeende slachtoffer als betrouwbaar te beschouwen. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door de vader van het slachtoffer, die op de hoogte was geraakt van een handgeschreven brief van zijn dochter waarin zij beschuldigingen uitte tegen de verdachte. Tijdens de rechtszittingen werd duidelijk dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en mogelijk beïnvloed door derden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer kritisch beoordeeld, vooral gezien het feit dat zedenzaken vaak slechts twee getuigen hebben: de beschuldigde en het vermeende slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen, vooral omdat er geen ander bewijs was dat haar verhaal ondersteunde. De rechtbank heeft ook de rol van de moeder van het slachtoffer en de getuigen in de zaak in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er te veel twijfels waren over de authenticiteit van de verklaringen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd, en sprak hem vrij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825515-09
Datum uitspraak: 21 juli 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2009 en 7 juli 2010. Op 30 december 2009 is in de onderhavige strafzaak reeds een tussenvonnis gewezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 november 2009. Ter terechtzitting van 16 december 2009 is op vordering van de officier van justitie de tenlastelegging gewijzigd. Een kopie van deze vordering is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2007 tot en met 1 januari 2009 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, tong in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt/gezogen en/of over de vagina van die [slachtoffer] gewreven en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vasthouden en/of doen kussen en/of aan zijn, verdachtes, penis laten trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer] gelegen;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 13 november 2007 tot en met 1 januari 2009 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, in elk in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het
- meermalen, althans eenmaal, aan de vagina van die [slachtoffer] likken/zuigen en/of over de vagina van die [slachtoffer] wrijven en/of de vagina van die [slachtoffer] betasten en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis doen vasthouden en/of doen kussen en/of aan zijn, verdachtes, penis laten trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer] aan liggen.
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primaire feit een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op een aantal gronden in zijn ter terechtzitting van 16 december 2009 overgelegde pleitnota vrijspraak bepleit. Hij heeft dit standpunt ter terechtzitting van 7 juli 2010 nog nader onderbouwd. Hij heeft kort weergegeven onder meer het navolgende aangevoerd. Hoogst opmerkelijk acht de raadsman dat [getuige 1], nadat zij op de hoogte was geraakt van het vermeende seksuele misbruik van haar dochter [slachtoffer] door verdachte rond oud en nieuw 2008/2009, geen melding hiervan heeft gemaakt. In juli 2009 heeft [slachtoffer] - nadat zij kennelijk iets niet kon of wilde vertellen aan haar moeder - op advies van haar moeder in een collegeblok opgeschreven wat verdachte met haar zou hebben gedaan. [getuige 1] heeft ook toen wederom niets met deze belastende informatie gedaan. Uiteindelijk heeft de vader van [slachtoffer] aangifte gedaan. Uit het handschriftvergelijkende onderzoek is gebleken dat de onderzochte pagina's uit genoemd collegeblok door [slachtoffer] zijn geschreven. In de visie van de verdediging kan het evenwel mogelijk zijn geweest dat [slachtoffer] pag. 14 en 15 onder druk of dwang heeft opgeschreven, omdat dit handschrift duidelijk van het referentiehandschrift afwijkt. Voorts bevat de rapportage van deskundige Bullens naar de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] geen duidelijk eensluidend oordeel. Bullens heeft onder meer gesteld dat het scenario dat de verklaring van [slachtoffer] het resultaat is van suggestieve bevraging van en/of informatie aan haar door derden niet zonder meer kan worden verworpen. De raadsman heeft ten slotte vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 2]. In eerste instantie geloofde zij het verhaal van [slachtoffer] niet en stelde dat het mogelijk was dat [getuige 1] haar dit zo had ingefluisterd. Later twijfelde zij ineens niet meer aan haar verklaring, terwijl zij hiervoor geen redenen heeft gegeven.
Vrijspraak.
Op 23 juli 2009 heeft [vader slachtoffer] tegen verdachte aangifte gedaan van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer]. [slachtoffer] was toen 10 jaar oud. Hij was daarvan op de hoogte geraakt nadat hij een handschreven brief had gelezen die door zijn ex-vrouw, [getuige 1], aan hem op 14 of 15 juli 2009 was overhandigd. Deze brief zou door [slachtoffer] geschreven zijn. In deze brief stond onder andere geschreven dat zij door verdachte gelikt was en kusjes op de penis van verdachte moest geven en dat verdachte met haar had getongzoend.
Verdachte heeft betrokkenheid bij het aan hem tenlastegelegde feit van begin af aan ontkend. Ook ter terechtzitting heeft verdachte volhard in zijn ontkenning.
[slachtoffer] is op 28 juli 2009 in een studio verhoord en heeft aldaar een verklaring afgelegd. Zij heeft kort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende verklaard. Verdachte haalde zijn stijve penis uit zijn broek en toonde deze aan haar. [slachtoffer] moest van verdachte de penis vastpakken en verdachte zei tegen haar dat ze er een kusje op moest geven. Ook moest zij met verdachte tongzoenen en wreef verdachte over haar vagina. Volgens [slachtoffer] zouden de ontuchtige handelingen gedurende een periode van meerdere jaren meermalen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft voorts drie incidenten benoemd waarbij verdachte seksuele handelingen met haar gepleegd zou hebben, te weten in de woning in (gemeente) waar [slachtoffer], haar moeder en verdachte verbleven rond oud en nieuw 2008/2009 en in juli 2009 en in een gangetje nabij een Chinees restaurant.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte heeft de rechtbank het noodzakelijk geacht dat nader onderzoek uitgevoerd zou worden naar de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaring.
Klinisch psycholoog dr. R. Bullens heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd en hierover in zijn rapportage van 6 april 2010 aan de rechtbank gerapporteerd. Naar het oordeel van Bullens vindt de hypothese dat [slachtoffer] de waarheid spreekt en derhalve ontuchtige handelingen door verdachte heeft ervaren kort gezegd steun in de bevinding dat [slachtoffer] tweemaal spontaan een verklaring heeft afgelegd en haar verklaring voorts consistent en uitvoerig is. [slachtoffer] weet desgevraagd een toelichting te geven. Bij elkaar genomen lijkt dit alles te veel om te kunnen verzinnen of uit het hoofd te leren, aldus Bullens.
De rechtbank maakt hierbij de kanttekening dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat [slachtoffer] tweemaal spontaan over het vermeende seksueel misbruik heeft verklaard. Uitsluitend de moeder van [slachtoffer] verklaart dat sprake is geweest van een spontane verklaring van [slachtoffer] in de nacht van oud op nieuw (2008-2009). Weliswaar heeft ook [getuige 2] verklaard dat [slachtoffer] in die nacht huilend de kamer binnenkwam, maar zij, [getuige 2], heeft toen en de maanden daarop niets gehoord over de reden daarvan. Verdachte heeft altijd ontkend dat in die nacht gesproken is door [slachtoffer] of door de moeder van [slachtoffer] over seksueel misbruik. Ook de aanname dat sprake is van een tweede spontane verklaring van [slachtoffer], vindt naar het oordeel van de rechtbank enkel steun in de verklaring van de moeder van [slachtoffer]. Hierop komt de rechtbank later in dit vonnis terug.
Bullens heeft verder gesteld dat de hypothese dat de verklaring van [slachtoffer] het resultaat is van suggestieve bevraging en/of informatie aan haar door derden niet zonder meer kan worden verworpen. Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer] immers voor het eerst verklaard over het likken van haar vagina door verdachte, iets dat ze eerder niet heeft genoemd. Bullens merkt overigens wel op dat er tijdens het studioverhoor door [slachtoffer] de facto weinig aan het vermeende seksueel misbruik is toegevoegd, waardoor haar verklaring geen duidelijk incrementeel karakter draagt.
Aldus doet zich de situatie voor dat een aantal bevindingen de hypothese dat [slachtoffer] naar waarheid verklaart over de ervaren ontuchtige handelingen ondersteunt, terwijl anderzijds de hypothese dat de verklaring van [slachtoffer] het resultaat is van suggestieve bevraging van en/of informatie van derden niet zonder meer kan worden verworpen.
Met betrekking tot de gang van zaken ten tijde van de zogeheten tweede spontane verklaring van [slachtoffer] merkt de rechtbank nog het volgende op.
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] op 14 juli 2009 iets aan haar wilde vertellen, maar zei dat zij haar toch niet zou geloven. Op haar advies heeft [slachtoffer] toen opgeschreven wat ze wilde vertellen. In haar reeds genoemde brief heeft [slachtoffer] vervolgens geschreven dat ze de penis van verdachte moest vastpakken en dat ze met verdachte had getongzoend. Ook zou verdachte over haar vagina hebben gewreven. [slachtoffer] heeft haar brief in een collegeblok geschreven. De rechtbank heeft de pagina's in dit collegeblok genummerd pagina 1 t/m 17. Kort gezegd bevatten pagina's 14 en 15 passages over het vermeende seksueel misbruik. Pagina 17 bevat de navolgende (steek-)woorden: '3x weet iets lekkers', 'steive piemel', 'kusje op', 'tongen', 'tussen benen pakken' en 'ophalen [onleesbaar]'.
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] de handschreven brieven op pagina 2 tot en met 15 (pagina 1 betreft de kaft en pagina 16 betreft een tekening) in het collegeblok heeft geschreven. De moeder van [slachtoffer] is op 8 januari 2010 nader door de politie gehoord. Zij heeft toen verklaard dat de laatste geschreven pagina vier regels bevat die zij had geschreven. De rechtbank overweegt dat het voorgaande wordt ondersteund door de conclusie van het in deze zaak uitgevoerde vergelijkend handschriftonderzoek. Onduidelijk is wanneer de moeder van [slachtoffer] het papier met de steekwoorden heeft geschreven.
Volgens de moeder van [slachtoffer] waren de door haar opgeschreven steekwoorden zaken die [slachtoffer] aan haar had verteld ná de brief van 14 juli 2009, maar die niet door [slachtoffer] in de brief van 14 juli 2009 waren genoteerd. Het was een soort aanvulling van wat [slachtoffer] later nog had verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de handgeschreven brief van [slachtoffer] van 14 juli 2009 voor wat de beschreven handelingen betreft vrijwel geheel overeenkomt met de hierboven weergegeven vier regels die de moeder van [slachtoffer] op een apart vel papier had geschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de moeder van [slachtoffer] dat zij slechts dingen had opgeschreven die [slachtoffer] nog niet had genoteerd in haar handgeschreven brief dan ook evident onjuist. Aldus kan evenmin worden uitgesloten dat de moeder van [slachtoffer] ten behoeve van [slachtoffer] een lijstje heeft gemaakt met steekwoorden en dat er eventueel daardoor beïnvloeding van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
De rechtbank komt tot een afronding. Zoals gezegd staan ook in deze zedenzaak de belastende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van verdachte tegenover elkaar.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er aanwijzigen dat [slachtoffer] naar waarheid heeft verklaard en verdachte mogelijk ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende valt uit te sluiten dat de inhoud van de door [slachtoffer] handgeschreven brief van 14 juli 2009 en het daarop volgende studioverhoor van 28 juli 2009 kan zijn beïnvloed, zodat bij de rechtbank twijfel blijft bestaan over het authentieke karakter en daarmee de betrouwbaarheid van haar verklaring met betrekking tot het vermeend seksueel misbruik. Deze twijfel dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd, te meer nu het dossier naast de verklaring van [slachtoffer] geen andere directe bewijsmiddelen bevat die haar verklaring kunnen ondersteunen. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder het primaire en subsidiaire feit is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.F.M. Pols, voorzitter,
mr. P.P.M. Rousseau en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 21 juli 2010.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.