ECLI:NL:RBSHE:2010:BN1389

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213932 BP RK 10-849
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verzoek tot leggen van conservatoir beslag in geval van kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 juni 2010 een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.R.A. Lenaerts, en was gericht tegen de gerekestreerde, die niet was gehoord. De verzoeker stelde dat de gerekestreerde de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk had opgezegd en dat hij recht had op een schadevergoeding van € 19.000,00. De verzoeker was voornemens om een procedure bij de kantonrechter te starten indien de gerekestreerde niet vrijwillig tot betaling overging.

De voorzieningenrechter overwoog dat volgens artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek een rechter in geval van kennelijk onredelijke opzegging een schadevergoeding kan toekennen. Echter, de toekenning door de rechter is een constitutief element voor het ontstaan van de vordering. Aangezien de toekenning nog niet had plaatsgevonden, bestond de vordering op dat moment niet en kon er slechts gesproken worden van een toekomstige vordering. In het algemeen is conservatoir verhaalsbeslag voor een toekomstige vordering niet mogelijk, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat het zeer waarschijnlijk was dat de vordering zou ontstaan en dat er een groot verhaalsrisico was. De verzoeker had weliswaar aangevoerd dat hij ongeschoold was en weinig kansen op de arbeidsmarkt had, maar had geen relevante informatie verstrekt over zijn financiële situatie of andere omstandigheden die het verhaalsrisico zouden kunnen onderbouwen. Bovendien was er geen reden om aan te nemen dat de gerekestreerde niet in staat zou zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen, gezien de verkoop van drie percelen grond aan de Provincie Noord-Brabant voor een aanzienlijke prijs.

Daarom weigerde de voorzieningenrechter het gevraagde verlof tot het leggen van conservatoir beslag, omdat niet aan de vereisten was voldaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht, Voorzieningenrechter.
zaaknummer / rekestnummer: 213932 / BP RK 10-849
beschikking van 30 juni 2010
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. A.R.A. Lenaerts te Eindhoven.
Het verzoek is gericht tegen:
[gerekestreerde]
wonende te [woonplaats],
gerekestreerde.
1. Procesgang
Op 16 juni 2010 is namens verzoeker een verzoekschrift ingediend tot het leggen van conservatoir beslag. Nadat mr. A.R.A. Lenaerts telefonisch is gehoord, heeft zij het verzoekschrift op 17 juni 2010 ingetrokken en heeft zij namens verzoeker een gewijzigd verzoekschrift ingediend. Vervolgens is mr. A.R.A. Lenaerts wederom telefonisch gehoord, waarna zij het laatste verzoekschrift per brief d.d. 21 juni 2010 namens verzoeker nader heeft toegelicht. Gerekestreerde is niet gehoord en niet opgeroepen.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot het mogen leggen van conservatoir verhaalsbeslag ten laste van gerekestreerde onder een derde, te weten de koper van onroerend goed van gerekestreerde. Volgens verzoeker heeft gerekestreerde de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opgezegd en is gerekestreerde daarom aan hem een schadevergoeding verschuldigd. De hoogte van die vergoeding begroot verzoeker op € 19.000,00. Verzoeker is voornemens een procedure bij de kantonrechter te starten, als gerekestreerde na de beslaglegging niet vrijwillig tot betaling van dat bedrag overgaat.
3. De beoordeling
3.1. Ingevolge het in artikel 7:681 BW bepaalde kan een rechter in geval van een kennelijk onredelijke opzegging een schadevergoeding toekennen. Anders dan bij het "gewone" schadevergoedingsrecht is de toekenning door de rechter voor het ontstaan van de vordering een constitutief element. Die toekenning heeft in dit geval nog (lang) niet plaatsgevonden. De vordering bestaat op dit moment dus niet. Hooguit kan er gesproken worden van een toekomstige vordering.
3.2. In het algemeen is conservatoir verhaalsbeslag voor een toekomstige vordering niet mogelijk. Voor een uitzondering op die regel is slechts dan plaats indien (a) het zeer waarschijnlijk is dat die vordering inderdaad zal gaan ontstaan en (b) het verhaalsrisico alsdan groot te achten is.
ad (a)
3.3. Wat de waarschijnlijkheid van het ontstaan van de vordering betreft heeft verzoeker uitsluitend aangevoerd dat hij ongeschoold is, thans 45 jaar is en negen jaar bij gerekestreerde in dienst is geweest, ontslagen is wegens bedrijfsbeëindiging, geen ontslagvergoeding heeft gekregen en vreest dat hij weinig kansen heeft op de arbeidsmarkt. Het door hem verdiende loon, zijn arbeidsverleden voordat hij in dienst bij gerekestreerde trad, zijn gezinsomstandigheden, de wijze waarop de dienstbetrekking bij gerekestreerde is vervuld, dat alles is onvermeld gebleven. Van eventuele bijzondere omstandigheden wordt geen melding gemaakt, behoudens de hierna onder ad (b) te noemen opbrengst van de verkoop van drie percelen, welke de reden voor de bedrijfsbeëindiging vormde.
3.4. Gelet op het bovenstaande kan weliswaar worden aangenomen dat het niet onwaarschijnlijk is dat een vergoeding zal worden toegekend, maar daarmee is nog niet aan het genoemde criterium voldaan, te weten dat het zeer waarschijnlijk is dat de vordering zal gaan ontstaan. Opgemerkt zij dat de kantonrechter daarover pas beslist nadat hij ook gerekestreerde in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over hetgeen verzoeker wenst.
ad (b)
3.5. Verzoeker heeft aangevoerd dat gerekestreerde drie percelen grond heeft verkocht aan de Provincie Noord-Brabant voor de prijs van € 2.500.000,00. Van die koopsom moet 20% nog worden betaald. Verzoeker wil daarom onder de Provincie beslag leggen.
3.6. Bij een dergelijke koopsom valt - zonder nadere informatie, die ontbreekt - niet in te zien waarom er voor verzoeker een levensgroot verhaalsrisico bestaat ter zake de vordering van de door hem gepretendeerde € 19.000,00.
3.7. Nu aan de vereisten van (a) en (b) niet is voldaan, is er geen grond om de door verzoeker beoogde uitzondering toe te staan.
afweging
3.8. Wanneer voorts in de overweging wordt betrokken dat door het beslag voor de gepretendeerde vordering van € 19.000,00 uitbetaling van een bedrag van (20% van € 2.500.00,00 =) € 500.000,00 zal worden geblokkeerd, dan is daarmee voldoende gemotiveerd waarom het gevraagde verlof zal worden geweigerd.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter weigert het gevraagde verlof.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter.