Rechtmatigheid van de observatie.
De verdediging heeft aangevoerd dat de inzet van stelselmatige observatie als opsporingsmiddel niet rechtmatig is, omdat er vooraf onvoldoende verdenking jegens de verdachte was en voorts dat het middel te zwaar is, zodat niet is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit. De resultaten van de observatie kunnen daarom niet meewerken tot het bewijs, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de processen-verbaal van de CIE en diverse meldingen bij de politie voldoende verdenking ten aanzien van de verdachte voortvloeide en voorts dat deze observatie, gezien de aard en de ernst van de verdenking, passend was.
De rechtbank overweegt als volgt. Krachtens schriftelijk bevel van de officier van justitie van 10 november 2009 heeft de politie in de periode van 19 november 2009 tot en met 4 december 2009 de voorzijde van de woning van verdachte geobserveerd, tot en met 30 november 2009 met gebruikmaking van een videocamera. Gezien de duur van de observatie en het gebruik van een camera beschouwt de rechtbank de observatie als stelselmatig, zoals bedoeld in artikel 126g, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Voorwaarde voor de toelaatbaarheid van stelselmatige observatie is dat sprake is van een verdenking van een misdrijf, zoals is vereist volgens artikel 126g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De politie beschikte immers over een proces-verbaal van de CIE van 9 november 2009, waarin werd gerelateerd dat van meerdere informanten informatie was verkregen, inhoudende - kort gezegd - dat verdachte vanuit de woning [adres] te Vlijmen al jaren cocaïne verkocht. Deze CIE-informatie was recent, afkomstig uit meerdere bronnen en werd door de groepschef van de CIE aangemerkt als betrouwbaar. De informatie was bovendien specifiek: het proces-verbaal bevatte tevens de namen en personalia van een aantal klanten en nadere details zoals verkoopprijzen en dagen en tijdstippen waarop de meeste klanten de woning bezochten.
Daarnaast waren in de jaren 2006, 2008 en 2009 meerdere meldingen - al dan niet anoniem - bij de politie binnengekomen. Deze hielden, kort gezegd, in dat vanuit de woningen [adres] en [adres] in Vlijmen werd gedeald in cocaïne. In een van de meldingen werd ook de naam van verdachte genoemd.
Deze CIE-informatie en meldingen rechtvaardigden zonder meer de verdenking dat verdachte zich bezig hield met het verkopen van cocaïne. De ernst van dat misdrijf, waarop een maximum gevangenisstraf is gesteld van 8 jaren, is zodanig dat de verdenking de inzet van stelselmatige observatie als opsporingsmiddel rechtvaardigde. In geval van een verdenking van dealen vanuit een woning kan het gedurende enige tijd observeren van hetgeen zich bij de voordeur van die woning afspeelt een geëigend opsporingsmiddel zijn om de bezoeken van mogelijke kopers aan de woning waar te nemen en in kaart te brengen. In dit geval werd daartoe gedurende ongeveer 2 weken een min of meer volledig beeld verkregen van hetgeen zich in de openbare ruimte voor de woning en bij de voordeur afspeelde, maar gingen de observaties ook niet verder dan tot voor die voordeur. Daarmee zijn de grenzen van de proportionaliteit niet overschreden.