vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839498-09
Datum uitspraak: 08 juni 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 550 euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/en [bedrijf 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of bij haar mond heeft vastgehouden en heeft gezegd "niet schreeuwen, niet schreeuwen of ik steek je neer" en/of "dit is een overval, dit is een overval, geef me geld, ik wil naar de kluis" en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes op de keel heeft gezet en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen mee te gaan naar het magazijn van de natuurwinkel en/of
- geld uit de door [slachtoffer 1] overhandigde geldlades in een tas/zak heeft gedaan en/of
- voornoemde van [slachtoffer 2] heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft gedwongen de kluis te openen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft vastgetaped;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te Eindhoven met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 550 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte;
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of bij haar mond heeft vastgehouden en heeft gezegd "niet schreeuwen, niet schreeuwen of ik steek je neer" en/of "dit is een overval, dit is een overval, geef me geld, ik wil naar de kluis" en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes op de keel heeft gezet en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen mee te gaan naar het magazijn van de natuurwinkel en/of
- geld uit de door [slachtoffer 1] overhandigde geldlades in een tas/zak heeft gedaan en/of
- voornoemde van [slachtoffer 2] heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft gedwongen de kluis te openen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft vastgetaped.
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Valkenswaard, met proces-verbaalnummer 2009181090, afgesloten d.d. 24 maart 2010, in totaal 208 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: dossier).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op een vijftal in zijn pleitnota genoemde gronden bepleit dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Kort gezegd heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Het aangetroffen DNA-materiaal op de bivakmuts vormt geen belastend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval. Daarbij is niet vastgesteld dat het zou gaan om speeksel. Voorts is op de handschoenen DNA-materiaal van een onbekende persoon aangetroffen hetgeen kan duiden op betrokkenheid van een ander dan verdachte.
De fiets waarop de overvaller is weggevlucht en uiteindelijk door hem is achtergelaten werd weliswaar door verdachte gebruikt en was eigendom van zijn moeder, maar deze fiets was in augustus of september 2009 gestolen en kan dus niet door verdachte zijn gebruikt.
Het door getuige [slachtoffer 1] opgegeven signalement van de dader komt niet overeen met dat van verdachte. Genoemde getuige heeft expliciet verklaard dat de dader opvallend kleine schoenen droeg. Verdachte heeft echter schoenmaat 43.
De resultaten van de met twee getuigen gehouden fotoconfrontatie mogen niet als bewijs worden gebezigd, omdat de fotoconfrontatie niet heeft plaatsgevonden conform het bepaalde in artikel 9 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. De raadsman is immers niet uitgenodigd om de fotoconfrontatie bij te wonen. Daarnaast is over de vermeende uitnodiging van de raadsman door de verbalisanten in hun proces-verbaal van bevindingen een mededeling in strijd met de waarheid opgenomen. De resultaten van de fotoconfrontatie zijn ook overigens niet belastend voor verdachte. Getuige Forster heeft verdachte niet herkend en een ander persoon als dader aangewezen. Getuige [slachtoffer 1] heeft weliswaar de foto van verdachte aangewezen, maar heeft verklaard daarbij te twijfelen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het gestelde vormverzuim
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de fotoconfrontatie waarbij verdachte door aangever [slachtoffer 1] als overvaller is herkend niet mag meewerken aan het bewijs omdat er gehandeld is in strijd met art. 9 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. Hij stelt daar toe dat op blz. 183 van het proces-verbaal in strijd met de waarheid staat vermeld dat de raadsman geen gebruik heeft gemaakt van de uitnodiging de fotoconfrontatie bij te wonen. De raadsman heeft een dergelijke uitnodiging, zo stelt hij, namelijk nimmer ontvangen. Ter terechtzitting is verbalisant (verbalisant) op dit punt ondervraagd. Hij stelt zakelijk weergegeven dat hij het mobiele nummer van de raadsman heeft gebeld en onderbouwt dit met een uitdraai van door hem gebelde telefoonnummers. Hij weet zich niet te herinneren of er daadwerkelijk contact is geweest en of hij de voice-mail heeft ingesproken. Op basis van de verklaring van verbalisant (verbalisant) neemt de rechtbank aan dat door de politie is gepoogd contact op te nemen met de raadsman in verband met de te verrichten fotoconfrontatie. Dit contact is echter - gelet op het standpunt van de raadsman die hierin wordt geloofd - niet tot stand gekomen. Derhalve is de vermelding in het dossier dat de raadsman geen gebruik heeft gemaakt van de uitnodiging onjuist. Tevens staat vast dat art. 9 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek is geschonden en is er sprake van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Art. 359a Sv geeft de rechter de bevoegdheid een drietal rechtsgevolgen aan een dergelijk vormverzuim te verbinden. In de eerste plaats kan de rechter besluiten dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Ten tweede kan worden besloten tot bewijsuitsluiting van de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen en ten derde kan de rechter de ernst van het verzuim compenseren met de hoogte van de op te leggen straf. Bij zijn beoordeling dient de rechter rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Voorts is het op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad mogelijk in het geheel geen gevolg aan een geconstateerd verzuim te verbinden.
Art. 9 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek luidt als volgt:
De officier van justitie en de raadsman van verdachte worden zo mogelijk in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de meervoudige confrontatie opmerkingen te maken omtrent de te tonen selectie, zonder dat de confrontatie daardoor mag worden opgehouden. De gemaakte opmerkingen worden opgenomen in het in art. 8, eerste lid, bedoelde proces-verbaal.
Ten aanzien van het belang van het geschonden voorschrift overweegt de rechtbank dat art. 9 van genoemd Besluit aan de officier en raadsman de mogelijkheid geeft controle uit te oefenen op het werk van de politie bij de meervoudige fotoconfrontatie. Zonder twijfel is dit een belangrijk voorschrift, doch uit het artikel zelf - in het bijzonder uit de woorden "zo mogelijk" - volgt dat deze norm niet absoluut is en dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin deze norm niet behoeft te worden nageleefd. Voorts geeft het artikel niet de mogelijkheid aan de raadsman te bewerkstelligen dat een confrontatie geen doorgang vindt. Er kunnen wel opmerkingen worden gemaakt die moeten worden opgenomen in het proces-verbaal. Ten aanzien van de ernst van het verzuim is de rechtbank van oordeel dat de politie niet met voldoende volharding heeft getracht het contact met de raadsman tot stand te brengen, maar van een moedwillig optreden waarbij bewust de belangen van de verdediging zijn geschaad, is geen sprake. Nu de raadsman niet de gelegenheid heeft gehad opmerkingen te maken laat zich achteraf niet vaststellen tot welk mogelijk nadeel het verzuim heeft geleid. De rechtbank weegt op dit punt mee dat de fotoselectie in ieder geval is getoond aan de zogenaamde testobservatoren, hetgeen er toe heeft geleid dat er een foto uit de selectie is verwijderd.1 Enige controle heeft er aldus wel plaatsgevonden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv maar dat daar in het onderhavige geval geen rechtsgevolgen aan behoeven te worden verbonden. Het resultaat van de fotoconfrontatie kan derhalve meewerken aan het bewijs.
Ten aanzien van de bewezenverklaring
Op 28 oktober 2009 is kort voor 08.00 uur de [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 1] in Eindhoven, overvallen door een met een bivakmuts vermomde man. Op dat moment zijn in genoemde winkel aanwezig aangever [slachtoffer 1] en de in de winkel werkzame mevrouw [slachtoffer 2]. De overvaller heeft [slachtoffer 2] vastgepakt en bij haar mond vastgehouden en tegen haar gezegd: "niet schreeuwen, niet schreeuwen of ik steek je neer." De overvaller schreeuwde tevens "dit is een overval, dit is een overval, geef me geld, ik wil naar de kluis." De overvaller heeft [slachtoffer 2] bedreigd door een mes op haar keel te zetten. Genoemde [slachtoffer 1] heeft vervolgens twee geldlades aan de overvaller overhandigd. De overvaller heeft kort daarna het geld uit de lades gepakt en in een door hem meegebrachte blauwe tas gestopt. De overvaller heeft [slachtoffer 2] vastgehouden en haar en [slachtoffer 1] gedwongen mee te gaan naar het magazijn van de Natuurwinkel. De overvaller heeft [slachtoffer 1] gedwongen de aldaar aanwezige kluis te openen. De overvaller heeft in het magazijn bij [slachtoffer 1] en (slachtoffer 2) de handen en enkels/benen met tape vastgemaakt.2, 3 Direct nadat de overvaller de winkel verlaat, weet [slachtoffer 1] zich los te maken en gaat hij achter de overvaller aan. Hij ziet de overvaller in een steeg fietsen. Hij ziet dat de overvaller zich omkleedt en geen bivakmuts meer op heeft.4 De overvaller is gevlucht over de van Kinsbergenstraat. De fiets waarvan hij gebruik maakte laat hij op de van Kinsbergenstraat achter.5 Op de kruising Van Kinsbergenstraat en Zoutmanstraat vindt de politie korte tijd later (rond 09.30 uur) een bivakmuts op de stoep. Overal op de stoep liggen bladeren maar de bivakmuts is niet bedekt met bladeren.6
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de gevonden bivakmuts is gebruikt door de overvaller.
De muts is bemonsterd op sporen. Er is celmateriaal aangetroffen. Het door het Nederlands Forensisch instituut vastgestelde DNA-profiel van dit celmateriaal is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profielen. Uit het rapport van 29 december 2009 blijkt dat er een match is gevonden met het DNA-profielcluster waarvan het DNA-profiel van verdachte deel uitmaakt. Dit betekent dat het aangetroffen celmateriaal van verdachte kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het in het celmateriaal gevonden DNA-profiel is kleiner dan één op 1 miljard.7 Ook het NFI-rapport van 19 maart 2010 leidt tot de conclusie dat het DNA-profiel dat is aangetroffen in de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts matcht met het DNA-profiel van de verdachte.8 Verdachte heeft erkend dat de gevonden muts van hem is.9
De door de overvaller achtergelaten fiets is de fiets van de moeder van verdachte. Verdachte woonde ten tijde van de overval bij zijn moeder en kon - zo kan worden afgeleid uit de verklaring van getuige [getuige 1] over deze fiets beschikken.
Bij een fotoconfrontatie wordt verdachte als overvaller herkend door aangever [slachtoffer 1], die de overvaller tijdens de achtervolging ook zonder bivakmuts heeft gezien. De twijfel die [slachtoffer 1] daarbij uit heeft betrekking op het feit dat de overvaller dreigend keek en de man op de door [slachtoffer 1] aangewezen foto een vriendelijke gezichtsuitdrukking heeft.10
Gelet op het feit dat de door de overvaller gedragen muts het DNA-materiaal van verdachte bevat, verdachte erkent dat de aangetroffen muts van hem is, de overvaller gebruik heeft gemaakt van de fiets van de moeder van verdachte waarover de verdachte kon beschikken en tot slot het gegeven dat verdachte herkend is door de aangever, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
Verdachte heeft gesteld dat de aan zijn moeder toebehorende fiets met fietstassen is gestolen en dat zijn muts in die fietstassen zat. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat een ander de overval heeft gepleegd. De rechtbank hecht geen geloof aan deze stelling van verdachte die in onvoldoende mate steun vindt in de verklaring van zijn moeder en niet nader wordt onderbouwd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 oktober 2009 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 550 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en bij haar mond heeft vastgehouden en heeft gezegd "niet schreeuwen, niet schreeuwen of ik steek je neer" en "dit is een overval, dit is een overval, geef me geld, ik wil naar de kluis" en
- voornoemde [slachtoffer 2] een mes op de keel heeft gezet en
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen mee te gaan naar het magazijn van de natuurwinkel en
- voornoemde van [slachtoffer 2] heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en voornoemde [slachtoffer 1] heeft gedwongen de kluis te openen en
- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft vastgetapet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De oplegging van de straffen en de maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het aan verdachte tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Hierbij heeft de rechtbank nog in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een natuurwinkel. Verdachte is er daarbij niet voor teruggeschrokken om jegens de slachtoffers geweld te plegen en hen te bedreigen. Verdachte heeft de in de natuurwinkel aanwezige slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd met een mes en hen vastgetapet. Op zijn vlucht heeft verdachte ook nog een omstander op straat met een mes bedreigd. Bij de overval werd door verdachte een geldbedrag buitgemaakt. Dit is een zeer ernstig feit waarbij de verdachte zich uitsluitend heeft laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin. De slachtoffers zijn hierdoor ernstig benadeeld en zij zullen, naar de ervaring leert, nog lang nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is aangedaan. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven grote onrust in de samenleving en worden gevoelens van onveiligheid versterkt.
Uit het psychiatrisch onderzoek pro justitia, opgemaakt en ondertekend d.d. 30 april 2010 door psychiater A. Pen is het volgende gebleken. Verdachte is lijdende aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met psychopathische trekken die zich met name uit in pseudologieën over grootheid en religieuze ideeën waaraan hij een zodanige identiteit ontleent dat ze niet corrigeerbaar zijn. De persoonlijkheidsstoornis dateert vanaf zijn adolescentie. Genoemde rapporteur is vanwege de ontkenning van verdachte niet in staat geweest de vraag te beantwoorden of de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte hebben beïnvloed ten tijde van het plegen van het feit. Op grond van de biografische anamnese en de met verdachte gevoerde gesprekken heeft de rapporteur echter geconcludeerd dat verdachte in zijn algemeenheid ten gevolge van zijn stoornis in vergelijking met de gemiddelde man van zijn leeftijd verminderd in staat is om zijn impulsen te beheersen, te anticiperen op de gevolgen van zijn gedrag en zich te schikken naar algemeen maatschappelijke normen. Verdachte wordt gezien zijn stoornis verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor het soort delicten die hij in het verleden heeft gepleegd.
Gelet op bovenstaande bevindingen acht de rechtbank verdachte voor het door hem gepleegde feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapportage opgemaakt door rapporteurs I. Nafzger en L.J.L. Ramakers d.d. 19 maart 2010.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie opleggen, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van 1.659,06 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 1.033,56 euro, bestaande uit 133,56 euro voor materiële schade (de posten aanpassing zorgverzekeringspakket en reiskosten), en 900,00 euro voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering (de posten cursusgeld en cursusboek), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich ter terechtzitting niet uitgelaten over de inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de hieronder te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan:
- een bivakmuts, gewaarmerkt met code SIN AAB05316NL;
- een plastic tas Albert Heijn met daarin ducktape, gewaarmerkt met code SIN AAB05318NL;
- handschoenen, gewaarmerkt met code SIN AAB05318NL;
- ducktape, gewaarmerkt met code SIN AAB05322NL;
- ducktape, gewaarmerkt met code SIN AAB05321NL.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hieronder te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt, omdat naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze goederen:
- handvatten fiets, gewaarmerkt met code SIN AAB05323NL;
- een bel en een versnellingshandel, gewaarmerkt met code SIN AAB05324NL;
- sluitingen fietstas, gewaarmerkt met code SIN AAB05326NL;
- een blauwe regenjas, gewaarmerkt met code SIN AAB05317NL.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregel:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht;
maatregel van schadevergoeding van EUR 1.033,56 subsidiair 20 dagen hechtenis;
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.033,56 (zegge: duizenddrieëndertig euro en zesenvijftig eurocent), bestaande uit EUR 133,56 voor materiële schade (aanpassing zorgverzekeringspakket en reiskosten) en EUR 900,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.033,56 (zegge: duizenddrieëndertig euro en zesenvijftig eurocent), bestaande uit EUR 133,56 voor materiële schade (aanpassing zorgverzekeringspakket en reiskosten) en EUR 900,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- een bivakmuts, gewaarmerkt met code SIN AAB05316NL;
- een plastic tas Albert Heijn met daarin ducktape, gewaarmerkt met code SIN
AAB05318NL;
- handschoenen, gewaarmerkt met code SIN AAB05318NL;
- ducktape, gewaarmerkt met code SIN AAB05322NL;
- ducktape, gewaarmerkt met code SIN AAB05321NL;
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- handvatten fiets, gewaarmerkt met code SIN AAB05323NL;
- een bel en een versnellingshandel, gewaarmerkt met code SIN AAB05324NL;
- sluitingen fietstas, gewaarmerkt met code SIN AAB05326NL;
- een blauwe regenjas, gewaarmerkt met code SIN AAB05317NL,
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 8 juni 2010.
Mr. B. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Pv simultane fotobewijsconfrontatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 24 februari 2010 door verbalisant [verbalisant] dossier blz. 183.
2 Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 28 oktober 2009, dossier blz. 41-45.
3 Verklaring [slachtoffer 2] d.d. 28 oktober 2009, dossier blz. 49-51.
4 Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 28 oktober 2009, dossier blz. 44.
5 Verklaring (getuige) d.d. 28 oktober 2009, dossier blz. 169.
6 Proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt en ondertekend d.d. 15 december 2009 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] dossier blz. 119.
7 Deskundigenrapportage Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend d.d. 29 december 2009 door [persoon 1] dossier blz. 157.
8 Deskundigenrapportage Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend d.d. 19 maart 2010 door [persoon 1] dossier blz. 164.
9 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2010.
10 Proces-verbaal van tonen selectie bij simultane bewijsconfrontatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 24 februari 2010 door verbalisant [verbalisant], dossier blz. 190-191.