RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Zaaknummers: AWB 10/1351 en AWB 10/1352
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2010
[verzoeker]
te Helmond,
verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde]
1. de burgemeester van de gemeente Helmond,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,
verweerders,
gemachtigden [gemachtigden]
Aan het geding heeft als partij deelgenomen [vergunninghouders] gemachtigden [gemachtigden]
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2010 heeft verweerder 1 op grond van artikel 2.2.1.2.a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 (hierna: APV) vergunning verleend aan vergunninghouders voor het evenement LEUK! Festival op 8 en 9 mei 2010 op het terrein van recreatieplas De Berkendonk, te Helmond.
Bij besluit van eveneens 11 maart 2010 heeft verweerder 2 ontheffing verleend op grond van artikel 4.1.5, tweede lid van de APV om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zondanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.
Bij brief van 14 april 2010 heeft verzoeker verweerder 2 verzocht over te gaan tot preventief handhavend optreden, in die zin dat vergunninghouders onder oplegging van een dwangsom worden gelast het evenement LEUK! Festival op 8 en 9 mei geen doorgang te laten vinden.
Bij besluit van 21 april 2010 heeft verweerder voornoemd verzoek afgewezen.
Tegen de besluiten van 11 maart 2010 heeft verzoeker op 21 april 2010 een bezwaarschrift ingediend.
Tegen het besluit van 21 april 2010 heeft verzoeker op 27 april 2010 een bezwaarschrift ingediend.
Bij afzonderlijke brieven van 27 april 2010 heeft verzoeker tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht voorlopige voorzieningen te treffen. De voorlopige voorziening gericht tegen de besluiten van 11 maart 2010 is geregistreerd onder zaaknummer AWB 10/1351. De voorlopige voorziening tegen het besluit van 21 april 2010 is geregistreerd onder zaaknummer AWB 10/1352.
De zaken AWB 10/1351 en AWB 10/1352 zijn gevoegd behandeld ter zitting van 4 mei 2010, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder en vergunninghouders zijn verschenen bij gemachtigden.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening als hier bedoeld moet worden beoordeeld of het nadeel, dat verzoeker zal ondervinden als gevolg van de uitvoering van het bestreden besluit onevenredig is in verhouding tot de met dit besluit te dienen belang.
Veelal zal eerst aanleiding zijn een voorziening te treffen indien, op grond van de beschikbare gegevens, moet worden geoordeeld dat er gerede twijfel bestaat of het in de hoofdzaak bestreden besluit in stand kan blijven. Voor zover toetsing aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor het geschil in de bodemprocedure.
3. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Het in geding zijnde evenement is een muziekfestival dat wordt gehouden op 8 en 9 mei 2010 op het terrein van recreatieplas De Berkendonk. Het duurt van zaterdag 8 mei 2010, van 13.00 uur tot zondag 9 mei 2010 om 01.00 uur en zondag 9 mei 2010, van 13.00 uur tot 23.00 uur. Verzoeker is woonachtig in de directe omgeving van het terrein De Berkendonk en vreest voor ernstige parkeer- en geluidsoverlast als gevolg van het evenement.
4. Verweerder 1 heeft aan de verlening van de evenementenvergunning ten grondslag gelegd dat geen van de weigerinsgronden zoals neergelegd in de APV zich voordoet. Eventuele ongewenste (neven)effecten van het te houden evenement (waaronder overlast) worden ondervangen door de aan de vergunning verbonden voorschriften ter zake van geluid en parkeren.
5. Ter zake van de weigering om preventief handhavend op te treden heeft verweerder 2 aangegeven dat door middel van geluidsmetingen continu het toegestane geluidsniveau zal worden gemeten en bij overmatige geluidshinder zal worden ingegrepen. Voorts is de omvang van de parkeerterreinen zodanig dat deze in ruime mate de maximale bezoekersstroom zal kunnen opvangen en zijn er ook ten aanzien van eventuele parkeeroverlast maatregelen getroffen. Verweerder 2 stelt dat er geen sprake is van strijd met het vigerende bestemmingsplan en er derhalve geen sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift. Het houden van een tweedaags festival mist ruimtelijke relevantie, gelet op het kortdurende en incidentele karakter hiervan. Zelfs wanneer moet worden aangenomen dat er in dit geval strijd is met de voorschriften van de bestemmingsplannen, hetgeen verweerder 2 betwist, zou het zonder meer mogelijk zijn geweest om hiervoor een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: Wro), juncto 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Nu strijdigheid met het geldende bestemmingsplan ontbreekt, bestaat er geen reden tot handhavend optreden tegen vergunninghoudster, dan wel bestaan er bijzondere redenen om van handhaving af te zien, aldus verweerder 2.
6. Verzoeker heeft - kort weergegeven - gesteld dat de bij de bestreden besluiten behorende voorschriften onvoldoende waarborgen dat geen sprake zal zijn van overlast. Het beoogde parkeerterrein is gelegen tegenover de woning van verzoeker en heeft een oppervlakte van circa vier hectare. Dit is te veel te klein om de naar zijn verwachting maximaal 4000 auto’s van bezoekers te kunnen plaatsen. Ook de voorschriften ter voorkoming van geluidshinder zijn onvoldoende. Verzoeker vraagt zich af hoe het voorschrift dat muziek niet op een voor omwonenden hinderlijke wijze mag geschieden, zich verhoudt tot de verleende ontheffing. In de ontheffing is aangegeven dat juist wel geluidshinder voor omwonenden mag worden veroorzaakt. Voorts is verzoeker van mening dat in de voorschriften ten onrechte is bepaald dat geluidsbelasting van - na rectificatie - 70 dB(A) is toegestaan op 1,5 meter hoogte. Blijkens de toegestane tijden zal ook in de avond- en nachtperiode geluidshinder worden veroorzaakt. Voor die perioden moet de geluidsbelasting worden gemeten op 5 meter hoogte. Tot slot stelt verzoeker dat in de bestreden besluiten ten onrechte voorbij is gegaan aan de reguliere openingstijden van de recreatieplas die ter bescherming van natuur en milieu, ter voorkoming van overlast en in het belang van de openbare orde zijn ingesteld.
7. Met betrekking tot de weigering om handhavend op te treden stelt verzoeker dat er (wel) sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Het standpunt van verweerder dat het festival niet strijdig is met het bestemmingsplan omdat sprake is van ruimtelijk niet relevant kortdurend en incidenteel gebruik is in tegenspraak met de jurisprudentie. Het is verweerder bekend dat evenementen op het terrein van de Berkendonk aan het bestemmingsplan moeten voldoen. Er is geen ontheffing verleend in de zin van artikel 3.23 van de Wro, juncto 4.1.1., eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro en deze ontheffing kan ook niet meer tijdig worden verleend. De vergunning op grond van artikel 2.2.1.2a, eerste lid, van de APV en de ontheffing op grond van artikel 4.1.5., tweede lid, van de APV zijn volgens verzoeker ten onrechte verleend. Gelet op het in de geluidsadvies berekende geluidsniveau zal de norm die gesteld is voor de woningen aan de Zeelandhof ruim worden overschreden.
Voorts gaat verweerder uit van een beschikbaar parkeerterrein van 4.900 m2 ter hoogte van de inrit van de Raktweg. Op de tekening bij de vergunning en ontheffing is dit parkeerterrein echter niet aangegeven zodat het niet als parkeerterrein mag worden gebruikt. Verder zal de maximale bezoekersstroom niet kunnen worden opgevangen. Het tekort aan parkeerplaatsen zal volgens verzoeker 600 tot 700 auto’s bedragen.
Tot slot wijst verzoeker erop dat het festival midden in het broedseizoen voor vogels wordt gehouden. Er heeft geen flora- en faunaonderzoek plaatsgevonden. Ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is niet aangevraagd en zou ook overigens niet kunnen worden verleend aangezien die wet niet voorzien in een ontheffingsmogelijkheid voor het verstoren van broedvogels.
8. Vergunninghouders hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen in de plannen altijd uitgaan van het hoogste aantal bezoekers. In de vergunning is ook aangegeven dat het maximale aantal bezoekers per dag 6000 bedraagt. Vergunninghouders gaan echter - mede op basis van hun ervaringen - uit van 3000 bezoekers per dag. Bovendien komen bezoekers van een festival lang niet allemaal met de auto, omdat zij graag wat willen kunnen drinken. Veel bezoekers zullen dan ook met de fiets, te voet of met het openbaar vervoer komen of zij zullen carpoolen. Met het vereiste minimum aantal van 1800 zijn derhalve ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig.
Met betrekking tot de geluidsoverlast geven vergunninghouders aan dat zij speciale geluidsapparatuur hebben, die de geluidsoverlast beperkt. Bovendien wordt op de dagen van het festival het geluidsniveau ter hoogte van de woning van verzoeker gemeten. Indien mocht blijken dat het geluidsniveau boven de gestelde norm komt, zal de muziek direct worden bijgesteld. Vergunninghouders stellen zonder problemen aan de geluidsnormen van 70 rsp. 79 dB(A) te kunnen voldoen.
9. Het wettelijk kader luidt als volgt.
10. Ingevolge artikel 2.2.1.2a, eerste lid van de APV is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een groot evenement te organiseren.
Ingevolge het tweede lid is de organisator van een groot evenement verplicht om middels een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier, ten minste zes weken voor de datum waarop het groot evenement plaats zal vinden, een aanvraag voor vergunning bij de burgemeester in te dienen.
Ingevolge het derde lid kan de vergunning worden geweigerd:
a. in het belang van openbare orde en veiligheid;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. in het belang van de zedelijkheid of gezondheid;
e. indien niet voldoende politiecapaciteit beschikbaar is, mede gelet op andere evenementen
dan wel op calamiteiten elders in de regio.
11. Ingevolge artikel 4.1.5, eerste lid, van de APV is het verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid kan het college van het verbod ontheffing verlenen.
Ingevolge het derde lid geldt het verbod niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wetgeluidhinder, de Zondagswet, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
12. Ingevolge artikel 125, eerste lid van de Gemeentewet, is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Krachtens het tweede lid van dit artikel wordt de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Ingevolge het derde lid wordt de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang evenwel uitgeoefend door de burgemeester, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
13. Blijkens artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan: het feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gesteld verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
14. Ingevolge artikel 3.23, eerste lid van de Wro kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
15. Ingevolge artikel 4.1.1., eerste lid, aanhef en onder h van het Bro komen voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de wet in aanmerking:
het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen
16. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
17. Ter zake de bestreden besluiten van 11 maart 2010 stelt de voorzieningenrechter voorop dat verweerder 1 bij zijn besluitvorming inzake het verlenen van een evenementenvergunning zich dient te richten naar de belangen genoemd in artikel 2.2.1.2.a, derde lid, van de APV. Daarbij stelt de voorzieningenrechter vast dat het hier in het bijzonder gaat om het belang van het voorkomen of beperken van overlast, nu verzoeker heeft aangegeven geluids- en parkeeroverlast te verwachten. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de belangafweging die in dat verband is gemaakt, terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met de wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder 1 niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
18. Tussen partijen is niet in geschil en ook de voorzieningenrechter onderkent dat sprake zal zijn van geluidoverlast als gevolg van een evenement als het onderhavige. Om deze geluidoverlast te beperken heeft verweerder metingen laten verrichten door een deskundige. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat op voorhand niet voldoende aannemelijk is dat het resultaat van de metingen die verweerder heeft laten verrichten onjuist is. Aan de zijde van verzoeker is weliswaar een rapport van Amitec ingebracht waarin een aantal tekortkomingen zijn geconstateerd met betrekking tot voornoemde resultaten, maar deze zijn ter zitting vooralsnog voldoende weerlegd door [medewerker] medewerker van de SRE milieudienst. Tevens is aangegeven dat tijdens het evenement van gemeentewege op het naleven van deze voorwaarden controle zal plaatsvinden. Zo zullen ter hoogte van de woning van verzoeker geluidsmeters worden opgesteld, waarvan de gegevens in het kader van de handhaving doorlopend beschikbaar zullen zijn voor zowel de organisatie als de politie. Een overschrijding zal direct per mail of sms worden gemeld aan een piketmedewerker van het team- handhaving en bij overschrijding zal onmiddellijk het geluidsniveau binnen de normen dienen te worden gebracht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is derhalve niet gebleken dat naar objectieve maatstaven bezien, mede gelet op het incidentele karakter van het evenement, sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidoverlast voor verzoeker.
19. Met betrekking tot de door verzoeker voorziene parkeeroverlast oordeelt de voorzieningenrechter dat op voorhand niet aannemelijk is dat daadwerkelijk parkeeroverlast zal ontstaan. Zoals vergunninghouders reeds hebben aangegeven is niet te verwachten dat het maximale aantal bezoekers op het festival zal afkomen. Bovendien zullen bezoekers gelet op de aard van het festival niet allemaal met de auto komen, maar ook veel met de fiets of het openbaar vervoer. Bovendien is, naar ter zitting is gebleken, het parkeerterrein aan de Raktweg inmiddels uitgebreid van 0,5 hectare naar 1,8 hectare zodat dit een aanzienlijker aantal parkeerplaatsen zal oplevert. Ook in het aan de zijde van verzoeker overgelegde rapport wordt uitgegaan van maximaal 1860 parkeerplaatsen op het grote parkeerterrein. Echter ook indien uit zal worden gegaan van een gestelde reëlere berekening van 1560 parkeerplaatsen zal met het inmiddels uitgebreide tweede parkeerterrein aan de Raktweg naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate in parkeerplaatsen kunnen worden voorzien.
20. Voor zover er toch een situatie mocht optreden waarbij parkeeroverlast zal ontstaan heeft verweerder ter zitting aangegeven dat indien auto’s langs de Raktweg worden geparkeerd er een voertuig paraat staat om deze af te slepen. Voorts zijn vergunninghouders bereid twee extra verkeersregelaars ter hoogte van het perceel van verzoeker te posten, ter voorkoming van welke hinder dan ook. Gelet op het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook hier niet gebleken dat naar objectieve maatstaven bezien, mede gelet op het incidentele karakter van het evenement, sprake zal zijn van (een onaanvaardbare) parkeeroverlast voor verzoeker.
21. Ter zake van de weigering om preventief handhavend op te treden overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op de lijn in de jurisprudentie stelt de voorzieningenrechter vast dat er - mede gelet op de tijd die gemoeid is met de op- en afbouw van het evenement – geen sprake is van een kortdurend evenement. In dat licht is er sprake van strijd met het bestemmingsplan. Verweerder 2 heeft dan echter een mogelijkheid om ontheffing te verlenen in de zin van artikel 3.23 van de Wro, juncto 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro. De stelling van verzoeker dat deze ontheffing niet meer tijdig kan worden verleend, treft geen doel. Van belang is de vraag (vergelijk de uitspraak van de rechtbank Almelo van 7 augustus 2009, LJN BJ5292 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 3 maart 2010, LJN BL6212) of er ten tijde van het primaire bestreden besluit concreet zicht was op legalisatie. Deze vraag dient in het onderhavige geval bevestigend te worden beantwoord.
22. Verzoekers stelt terecht dat geen vrijstelling/ontheffing kan worden verleend indien en voor zover op voorhand al moet worden ingezien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van de betreffende activiteit in de weg staat, maar in dit geval staat dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer vast. In tegenstelling tot de door verzoeker aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2008 (zaaknummer 200800767/1) is in het onderhavige geschil niet met een recent en op de situatie toegespitst onderzoeksrapport aangetoond dat er inderdaad verstorende effecten zullen optreden die in strijd zijn met de Flora- en faunawet. De door verzoeker in het geding gebrachte inventarisatie dateert van 2004/2005 en is van meer algemene aard. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat verweerder 2 niet op voorhand had moeten voorzien dat de Flora- en Faunawet aan het LEUK! festival in de weg staat.
23. Op grond van vorenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan de besluitvorming ter zake van het onderhavige evenement en ter zake de weigering om preventief handhaven op te treden geen zodanige gebreken kleven, dat de heroverweging van de bestreden besluiten in bezwaar tot een wezenlijk andere uitkomst zal dienen te leiden.
24. Daarenboven is de voorzieningenrechter in het licht van vorenstaande van oordeel dat het belang van de vergunninghouder bij de doorgang van het evenement in dit stadium zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij een eventuele afgelasting van het evenement.
In dit verband geeft de voorzieningenrechter verweerder en vergunningenhouders - ten overvloede - wel in overweging om in de toekomst in soortgelijke gevallen eerder tot aanvraag rsp afgifte van vergunningen te komen. Daarmee wordt voor alle bij dit soort evenementen betrokken belanghebbenden de noodzaak tot het (waar nodig) moeten nemen van last-minute beslissingen voorkomen.
25. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding tot het treffen van de voorlopige voorzieningen zoals door verzoeker verzocht.
26. Van omstandigheden op grond waarvan één van partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partijen gemaakt proceskosten is niet gebleken.
27. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Kosman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2010.
De griffier is buiten staat te tekenen.