ECLI:NL:RBSHE:2010:BM3226

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
199433 - HA ZA 09-2149
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex art. 843a Rv. Geschil over de hoogte van de kosten van het maken van kopieën en voorschot op die kosten

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een incident op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De curatoren, Geurt te Biesebeek en Stijn Harry Frans Hoppenbrouwers, hebben [H] als formeel of feitelijk bestuurder aansprakelijk gesteld voor de schulden van failliete vennootschappen. De curatoren vorderen van [H] een voorschot op de kosten van het maken van kopieën van documenten die relevant zijn voor de faillissementen. De curatoren hebben een bedrag van EUR 1.000,00 voorgesteld als voorschot, terwijl [H] bezwaar maakt tegen de hoogte van deze kosten en stelt dat het hoofdzakelijk om kopieerwerk gaat dat door een secretaresse kan worden verricht.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat [H] de kosten van het maken van kopieën moet vergoeden, maar dat er onenigheid bestaat over de hoogte van deze kosten. De rechtbank heeft de curatoren veroordeeld om aan [H] afschriften te verstrekken van bepaalde bescheiden, waaronder grootboekrekeningen en bankafschriften van de failliete vennootschappen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat [H] een voorschot van EUR 350,00 moet betalen voordat de afschriften worden verstrekt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het redelijk is dat de curatoren een faillissementsmedewerker inschakelen voor het selecteren van de stukken, maar niet voor het kopieerwerk dat ook door goedkopere medewerkers kan worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan [H] opgelegd, omdat hij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door pas in dit incident om afschriften te verzoeken. Het vonnis is uitgesproken op 28 april 2010 door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199433 / HA ZA 09-2149
Vonnis in incident van 28 april 2010
in de zaak van
1. GEURT TE BIESEBEEK,
wonende te Budel (gemeente Cranendonck),
2. STIJN HARRY FRANS HOPPENBROUWERS,
wonende te Eindhoven,
in hun hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid:,
FAM BEHEER II B.V.,
GROEN INVEST NEDERLAND (GIN) B.V.,
GIN VASTGOED B.V.,
GIN RESEARCH & DEVELOPMENT B.V.,
GIN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
GIN BOMENEXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
GIN GRONDEXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. G. te Biesebeek te Budel, gemeente Cranendonck,
tegen
[H],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. F.C.H.M. van der Stap te Breda.
Partijen zullen hierna mr. Te Biesebeek, mr. Hoppenbrouwers en [H] genoemd worden. Mrs. Te Biesebeek en Hoppenbrouwers zullen gezamenlijk de curatoren worden genoemd. De door de curatoren vertegenwoordigde vennootschappen zullen de failliete vennootschappen worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie ex art. 843a Rv
- de incidentele conclusie van antwoord van mr. Te Biesebeek
- de akte in het incident van [H]
- de antwoordakte in het incident van mr. Te Biesebeek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3. De rechtbank constateert dat mr. Te Biesebeek in punt 2 van zijn incidentele conclusie van antwoord heeft opgemerkt dat de rechtbank mr. Hoppenbrouwers op eigen verzoek per 15 december 2009 heeft laten defungeren als curator in de onderhavige faillissementen. De rechtbank vat die in een conclusie verborgen opmerking niet op als een akte in de zin van art. 225 lid 2 Rv, zodat de procedure niet is geschorst maar op naam van beide curatoren wordt voortgeprocedeerd.
2. De beoordeling in het incident
2.1. In de hoofdzaak stellen de curatoren [H] als formeel dan wel feitelijk bestuurder aansprakelijk voor de schulden van de failliete vennootschappen.
2.2. [H] vordert - samengevat - dat de rechtbank de curatoren beveelt om op kosten van [H] afschriften te verstrekken van stukken uit de administratie van de failliete vennootschappen. Mr. Te Biesebeek voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3. De curatoren betwisten niet dat [H] een rechtmatig belang heeft bij afgifte van afschriften van de door hem gevraagde bescheiden. Mr. Te Biesebeek is ook bereid die afschriften aan [H] te verstrekken. Hij heeft een index overgelegd van bescheiden waarover hij beschikt in vier categorieën (grootboekrekeningen, bankafschriften, prospectussen en overeenkomst met Zeeman). [H] reageert dat hij ook een rechtmatig belang heeft bij afgifte van bescheiden uit twee andere categorieën die op deze index ontbreken (de door de curatoren gesloten overeenkomst met betrekking tot bospercelen en de met de AFM gevoerde correspondentie). Mr. Te Biesebeek reageert dat deze twee categorieën ontbreken in het petitum van de incidentele conclusie van [H], maar dat hij bereid is ook deze stukken te verstrekken voor zover deze stukken aanwezig zijn in de administratie. Mr. Te Biesebeek merkt daarbij op dat stukken die in het bezit zijn van mr. Hoppenbrouwers in zijn hoedanigheid van stille curator, niet kunnen worden verstrekt omdat mr. Te Biesebeek daarover niet beschikt.
2.4. De rechtbank constateert dat [H] in het petitum van zijn incidentele conclusie (althans in het exemplaar dat zich in het griffiedossier bevindt) wel degelijk afschriften van bescheiden in zes categorieën heeft gevorderd. Mr. Te Biesebeek betwist niet dat [H] een rechtmatig belang in de zin van art. 843a Rv heeft bij de gevorderde bescheiden omtrent de overeenkomst met betrekking tot de bospercelen en de correspondentie met de AFM, zodat ook die bescheiden aan [H] dienen te worden verstrekt. Daarbij is niet van belang of die bescheiden zich feitelijk in handen van mr. Te Biesebeek dan wel mr. Hoppenbrouwers bevinden. Bij gebreke van schorsing in de zin van art. 225 Rv geldt mr. Hoppenbrouwers nog steeds als partij in dit geding, zodat hij in dit incident kan worden veroordeeld tot afgifte van afschriften van bescheiden die hij onder zich heeft. Bovendien geldt dat een aftredende curator de stukken van een failliete vennootschap moet afgeven aan de opvolgende curator (dan wel in dit geval de resterende curator), zodat bescheiden die feitelijk nog steeds in handen zijn van mr. Hoppenbrouwers, moeten worden aangemerkt als bescheiden die ter beschikking staan van mr. Te Biesebeek als bedoeld in art. 843a Rv. De incidentele vordering is derhalve volledig toewijsbaar. De rechtbank zal het dictum baseren op de vordering en niet op de door mr. Te Biesebeek verschafte index. De curatoren voldoen aan de veroordeling indien zij de op de index vermelde bescheiden aan [H] verschaffen, alsmede eventuele gevorderde bescheiden die nog in handen zijn van mr. Hoppenbrouwers.
2.5. Partijen zijn het erover eens dat [H] aan de curatoren de kosten van het maken van kopieën moet vergoeden (transportkosten zijn niet aan de orde omdat [H] heeft aangegeven dat hij de stukken zelf zal ophalen). Partijen zijn het echter niet eens over de hoogte van die kosten. Mr. Te Biesebeek verlangt dat [H] een voorschot van EUR 1.000, op een door mr. Te Biesebeek aan te geven bankrekening stort. Mr. Te Biesebeek schat zijn kosten op:
- 4 uren arbeid faillissementsmedewerker à EUR 116,40 is EUR 456,60
- 7 ordners à EUR 2,50 EUR 17,50
- kopieën à EUR 0,05 per vel en overig materiaal P.M.
[H] maakt bezwaar tegen de kosten van de faillissementsmedewerker, omdat het hoofdzakelijk gaat om kopieerwerk dat door een secretaresse kan worden verricht. Hij betwist dat voor het maken van kopieën vier uur nodig zijn. Hij betwist dat hij gehouden is tot betaling van een voorschot, althans tot een voorschot van EUR 1.000, .
Mr. Te Biesebeek wijst erop dat het werk niet behoort tot de werkzaamheden van een secretaresse, omdat diverse administratie moet worden uitgezocht en aansluitend moet worden gekopieerd. Hij stelt dat hij belang heeft bij een voorschot om zeker te stellen dat de kosten worden voldaan.
2.6. Ingevolge art. 843a Rv bepaalt de rechter zo nodig de wijze waarop afschrift zal worden verschaft. Dat biedt de rechter de vrijheid om te bepalen dat afschriften pas hoeven te worden afgegeven nadat de opvragende partij een voorschot heeft betaald op de kosten van het maken van die afschriften. Omdat de afschriften moeten worden gemaakt door een curator in een faillissement, bestaat in het onderhavige geval ook een genoegzame reden voor het opleggen van een voorschot.
2.7. De kosten van het verstrekken van afschriften kunnen alleen bij de wederpartij in rekening worden gebracht, voor zover het maken van deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk was en de omvang van de kosten redelijk is. De rechtbank acht het op zichzelf redelijk dat curatoren een faillissementsmedewerker inschakelen voor het selecteren van de stukken waarvan kopieën moeten worden gemaakt, maar niet dat zij diezelfde faillissementsmedewerker inschakelen voor kopieerwerk dat ook door een goedkopere medewerker kan worden verricht. Dat zou anders kunnen zijn indien het slechts gaat om enkele kopieën en het de faillissementsmedewerker meer tijd zou kosten om een andere medewerker te instrueren dan om het kopieerwerk zelf te doen. Gelet op de eigen inschatting van mr. Te Biesebeek, dat het uitzoekwerk en het kopieerwerk samen vier uren zullen kosten, mag echter in redelijkheid inschakeling van een goedkopere medewerker worden verlangd. De rechtbank zal daarom het voorschot beperken tot EUR 350, .
2.8. [H] zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Mr. Te Biesebeek heeft gesteld dat [H] op eenvoudige wijze om afschriften van gespecificeerde stukken had kunnen verzoeken en dat mr. Te Biesebeek dat verzoek zou hebben gehonoreerd, maar dat [H] pas in dit incident voor het eerst heeft gevraagd om afschriften van bescheiden. [H] heeft dat niet betwist. De kosten van het onderhavige incident moeten daarom worden aangemerkt als nodeloos door [H] veroorzaakte kosten.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. veroordeelt de curatoren om aan [H] afschriften te verstrekken van de navolgende bescheiden, voor zover deze bescheiden ter beschikking staan van (een van) de curatoren of onder (een van) de curatoren berusten:
- de grootboekrekeningen met betrekking tot de onroerende zaken van de failliete vennootschappen en de grootboekrekeningen van de rekening-courant verhoudingen tussen de failliete vennootschappen onderling en met [H],
- de bankafschriften van de diverse door de failliete vennootschappen aangehouden rekeningen met betrekking tot de periode vanaf 1 januari 2005 tot datum faillissement,
- de door Groen Invest B.V. uitgegeven prospectussen,
- de overeenkomst met de onroerend goed vennootschap van Zeeman zoals gesloten in 2007 alsmede de daarop betrekkende hebbende correspondentie,
- de door de curatoren gesloten overeenkomst met betrekking tot de bospercelen van de failliete vennootschappen,
- de met de AFM gevoerde correspondentie vanaf 2006 en in het bijzonder de correspondentie en stukken in verband met de aanstelling van de stille curator in 2008 en de in verband daarmee gemaakte adviseringskosten,
3.2. bepaalt dat [H] aan de curatoren de kosten van het maken van de afschriften dient te vergoeden, voor zover het maken van deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk was en de omvang van de kosten redelijk is,
3.3. bepaalt dat de curatoren de afschriften aan [H] dienen af te geven binnen veertien dagen nadat [H] aan de curatoren een voorschot op de kosten van EUR 350, heeft betaald door dat bedrag over te maken op een door de curatoren te noemen bankrekening, en nadat dit vonnis aan de curatoren is betekend,
3.4. bepaalt dat de curatoren binnen veertien dagen na afgifte van de afschriften een eindafrekening aan [H] dienen te verschaffen en binnen die termijn een eventueel overschot van het voorschot aan [H] dienen terug te betalen,
3.5. bepaalt dat, indien het voorschot niet toereikend blijkt, [H] binnen veertien dagen na ontvangst van de eindafrekening het tekort aan de curatoren dient bij te betalen,
3.6. veroordeelt [H] in de kosten van het incident, aan de zijde van mr. Te Biesebeek tot op heden begroot op EUR 452,00 en aan de zijde van mr. Hoppenbrouwers tot op heden begroot op nihil,
3.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.8. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 juni 2010 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.