ECLI:NL:RBSHE:2010:BM3138

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889107-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in omvangrijke ladingdiefstallen-zaak met meerdere verdachten en criminele organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in een omvangrijke ladingdiefstallen-zaak. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere diefstallen, pogingen tot diefstal, witwassen, het voorhanden hebben van een wapen en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van 2215 MP4-spelers, een trekker, een vrachtauto en diverse harddisks, gepleegd in Nederland en Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij hij in vereniging met anderen handelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op een uitgebreid dossier met bewijsmiddelen, waaronder observaties, tapgesprekken en DNA-onderzoek. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met schadevergoedingen aan verschillende benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en legde ook schadevergoedingsmaatregelen op. De zaak illustreert de georganiseerde criminaliteit rondom ladingdiefstallen en de rol van de verdachte binnen deze criminele organisatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889107-08
Datum uitspraak: 03 mei 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2009, 7 januari 2010, 26 maart 2010 en 19 april 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 september 2008. De tenlastelegging is op vorderingen van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 januari 2010 en 26 maart 2010 gewijzigd. Van deze vorderingen zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijzigingen is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2009 te Eersel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een) vrachtwagen(s) (op een terrein gelegen aan de [adres bedrijf 1]) heeft weggenomen 2215, althans een grote hoeveelheid, MP4-spelers (merk: Philips), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het openknippen en/of forceren van een hek en/of opensnijden en/of forceren van een of meerdere dekzeil(en) van (een) vrachtwagen(s);
(artikelen 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 9)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2009 tot en met 6 juli 2009 te Eersel en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, een grote partij, althans een aantal MP4-spelers heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die MP4-spelers wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2009 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres bedrijf 2] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,een hek heeft opengeknipt en/of (een) deur(en) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 310/311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 13)
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2009 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) loods(en) op de [adres bedrijf 3 en 4] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een alarmsensor heeft afgeplakt/bedekt en/of een of meerdere deur(en) heeft opengebroken/geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 310/311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 14)
4.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 januari 2009 tot en met 9 februari 2009 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres bedrijf 2] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,sneden/gaten in dakplaten heeft geslepen/gezaagd en/of een hek heeft opengeknipt/geforceerd en/of een of meerdere dekzeil(en) heeft open gesneden/geforceerd en/of een gat in het dak heeft gemaakt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 310/311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 3)
5.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 09 februari 2009 tot en met 11 februari 2009 te Frechen (Duitsland) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een trekker (merk: Man, type: T 60, voorzien van [kenteken trekker]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het forceren/vernielen van het (portier)slot en/of door het forceren/vernielen van het contactslot;
(artikelen 310/311 van het Wetboek Strafrecht)
(zaakdossier 4)
6.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 23 maart 2009 tot en met 24 maart 2009 te Mönchengladbach (Duitsland) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vrachtauto (merk: Man, voorzien van [kenteken vrachtwagen]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het forceren/vernielen van het slot van de deur en/of door het forceren/vernielen van het contactslot;
(artikelen 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 10 - incident 31)
7.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 23 maart 2009 tot en met 24 maart 2009 te Mönchengladbach (Duitsland) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (vracht)auto heeft weggenomen 80, althans een of meerdere externe harddisk(s) (type: Chroma 320 GB) en/of 1780, althans een of meerdere harddisk(s) (type: Studio 640 GB) en/of 640, althans een of meerdere harddisk(s) (type Silver 320 GB) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het doorknippen/vernielen van (zekerings)kabels en/of oprollen/wegtrekken van het dekzeil van die (vracht)auto;
(artikelen 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 10 - incident 33)
8.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2009 tot en met 19 april 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/ uit een bedrijfspand/bedrijfsterrein gelegen aan de [adres bedrijf 10] heeft weggenomen autosleutels en/of twee, althans een, (bedrijfs)auto('s)voozien van het/de kenteken(s) [kenteken auto 1] en/of [kenteken auto 2] en/of een grote hoeveelheid (consumenten)electronica (merk: Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 10]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming te weten door het vernielen en/of verwijderen van hekwerk en/of het opensnijden/vernielen van een wand/muur en/of het vernielen/onbruikbaar maken van een detectiesysteem/(een) bewegingsmelder(s) en/of het vernielen/verwijderen van twee, althans een, GPS-syste(e)m(en);
(artikelen 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 11)
9.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 06 juli 2009, te Eindhoven en/of een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Turkije en/of Mexico, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld en/of (een) hoeveelheid/hoeveelheden geld ten behoeve van de aanschaf en/of de betaling van:
- bouwmaterialen en/of (andere) bouwkosten en/of inventaris, al dan niet bestemd voor de (ver)bouw en/of aankleding en/of inrichting van een woonwagen, althans woonverblijf, gelegen aan de [adres verdachte] te Eindhoven en/of
- een of meer personenauto('s) te weten een Rover 75 Tourer ([kenteken Rover]) en/of een Audi A4 ([kenteken audi A4]) en/of een Audi S4 ([kenteken audi S4]) en/of een Volkswagen Beetle ([kenteken volkswagen]) en/of
- een of meer vakantierei(s)/(zen) en/of uitstapje(s) naar (onder meer) Euro Disney Parijs en/of Mexico en/of Turkije en/of
- een borstvergroting ten behoeve van zijn partner [medeverdachte 1] en/of een of meer goederen/voorwerpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die (een) voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht)
(zaakdossier 16A)
10.
hij op of omstreeks 6 juli 2009 te Eindhoven, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een dubbelloops hagelgeweer, merk: Mercury, type: 16), en/of munitie (twee patronen 9 mm Luger) van categorie III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie)
(zaaknummer 18)
11.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 06 juli 2009 te Eindhoven en/of op een of meerdere plaatsen in Nederland en/of Duitsland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een of meerdere natuurlijke perso(o)n(en), bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstallen (310/311 Wetboek van Strafrecht) en/of heling (416/417bis Wetboek van Strafrecht) en/of witwassen (420bis Wetboek van Strafrecht).
(artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
De door rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Projectteam Ladingdiefstallen, met dossiernummer 228D08876 (BRZ076), afgesloten op 16 november 2009, bestaande uit 1 algemeen dossier, 11 persoonsdossiers en 25 zaaksdossiers, in totaal 23 ordners, in totaal 8.817 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: dossier). Voorts heeft de rechtbank als bewijsmiddelen gebezigd een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 2 februari 2010 door [verbalisant 1], met een vijftal bijlagen, waaronder een deskundigenrapportage van het NFI, opgemaakt en ondertekend d.d. 15 januari 2010 door dr. A.G.M. van Dorp, alsmede twee processen-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 3 februari 2010 door [verbalisant 2].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Overwegingen ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair (zaaksdossier 9).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak (feit 1 primair).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat dat verdachte in verband brengt met deze inbraak. Het enkele feit dat één mp4-speler is aangetroffen betekent niet dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak. De op de plaatsdelict aangetroffen schoen- en bandensporen zijn nimmer onderzocht. Ook de aanname van de officier van justitie dat verdachte in 14 minuten van de plaatsdelict in Eersel naar Eindhoven heeft kunnen rijden, is onjuist. Nu in de woning van verdachte slechts één mp4-speler zonder serienummer is aangetroffen kan er evenmin sprake zijn geweest van opzet- of schuldheling.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 19 maart 2009 werd door [aangever 1] aangifte gedaan van diefstal door middel van braak uit het bedrijfspand van [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres bedrijf 1] in Eersel. Het feit was gepleegd op 17 maart 2009 tussen 01.55 en 05.00 uur. Bij deze inbraak werd een partij van in totaal 2215 mp4-spelers (419 dozen x 5 mp4-spelers + 24 dozen x 5 mp4-spelers) van het merk Philips weggenomen. Bij het bedrijf [naam bedrijf], gelegen naast [bedrijf 1], werd door de dader(s) een toegangshek doorgeknipt, waardoor zij toegang verkregen tot het bedrijfsterrein van [bedrijf 1] Op dit terrein is vervolgens het zeil van een oplegger opengesneden en zijn de zich daarin bevindende staalkabels doorgeknipt.1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte ] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest bij deze inbraak en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de periode van 18 december 2008 tot 5 mei 2009 gebruik heeft gemaakt van een personenauto, merk Rover, type 75 Tourer met [kenteken Rover]. Deze auto stond op naam van zijn echtgenote [medeverdachte 1].2
Uit de gegevens van het baken dat onder genoemde Rover is geplaatst is gebleken dat de Rover op 16 maart 2009 tussen 18.07 uur en 20.31 uur onder meer op de [adressen nabij bedrijf 1] in Eindhoven heeft gereden. Van 22.20 uur tot omstreeks 22.31 uur was de auto op de [adres] en van 22.53 uur tot 01.20 uur was de auto in de omgeving van het industriegebied in Eersel,3 alwaar zich genoemd bedrijf [bedrijf 1] gevestigd is. Om 01.34 heeft de Rover wederom op de [adres verdachte] gereden en vertrok daar om 01.48 uur. Vervolgens is de Rover om 01.56 uur bij [tankstation] in Veldhoven geweest. Vanaf 02.04 uur tot ongeveer 06.16 uur was de Rover op [adres] in Eersel en van 06.21 uur tot 06.32 uur op de [adres] in Eersel. Om 06.32 uur vertrok de Rover vanuit Eersel en was omstreeks 6:53 uur op de [adres verdachte].4 Tussen 07.21 uur en 07.29 uur was de Rover weer op de [adres] in Eersel en reed daarna weer naar de [adres verdachte].5
Uit genoemde bakengegevens is gebleken dat de auto van [verdachte] in de avond van 16 maart 2009 en de nacht van 17 maart 2009 verschillende malen in de nabijheid van het [bedrijf 1] in Eersel is geweest. Verdachte heeft geen redelijke verklaring afgelegd voor het feit dat zijn auto nabij de plaatsdelict is geweest en heeft de aanwezigheid van zijn auto aldaar ook niet weersproken.
Tijdens een doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres verdachte] in Eindhoven is één Philips mp4-speler aangetroffen. Ofschoon van deze mp4-speler het serienummer was verwijderd acht de rechtbank het aannemelijk geworden dat deze mp4-speler afkomstig was van de gestolen partij mp4-spelers. De rechtbank heeft geconstateerd dat de aangetroffen mp4-speler nagenoeg identiek is aan de bij de inbraak weggenomen mp4-spelers.6 Daarbij komt nog dat uit een op 17 maart 2009 opgenomen telefoongesprek tussen [verdachte] en zijn partner [medeverdachte 1] is gebleken dat zij die dag een grote partij goederen in bezit hebben gehad. [verdachte] vroeg in dat telefoongesprek aan [medeverdachte 1] bijv. hoeveel dozen ze hadden staan, waarop [medeverdachte 1] 24 dozen noemde. De rechtbank constateert dat de door [medeverdachte 1] genoemde aantallen overeenkomen met de in de aangifte genoemde aantallen.7
De rechtbank stelt voorts vast dat een op de plaatsdelict aangetroffen schoenspoor overeen komt met de maat en profilering van een Bata-schoen die bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] is aangetroffen.8
Van de stop van de auto van [verdachte] bij het [tankstation] in Veldhoven zijn videobeelden door bewakingscamera's vastgelegd. Op de beelden kan worden waargenomen dat een persoon vanaf de bijrijdersstoel de auto van [verdachte] uitstapt en de winkel van het tankstation inloopt.9 De persoon op de videobeelden is door [verbalisant 3] herkend als [medeverdachte 4].10
Op 17 maart 2009 om 01.47:36 uur is met de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] een sms-bericht gestuurd naar de mobiele telefoon van [vriendin van medeverdachte 4].11 De tekst van dit bericht luidt: "Ik kom niet thuis ben laat terug ha maar slapen tot morgen jou van je kom morgen vroeg na jou".12 De rechtbank acht gelet op de inhoud van dit sms-bericht aannemelijk dat [medeverdachte 4] dit bericht naar zijn [vriendin] heeft verstuurd en dat hieruit kan worden afgeleid dat hij die nacht niet thuis zou komen. De telefoon waarmee het sms-bericht is verstuurd straalde op het moment van versturen aan op een zendmast in de buurt van de [adres verdachte].13 Hiervoor is al overwogen dat de auto van [verdachte] om 01.48 uur de [adres verdachte] heeft verlaten.
Nadat de Rover bij [tankstation] in Veldhoven is geweest is deze vervolgens direct doorgereden naar [adres] in Eersel (de plaatsdelict) gereden. De auto heeft in totaal ongeveer 4,5 uur stilgestaan op de [adres] te Eersel, de straat waar volgens (de tekening bij) de aangifte een hekwerk was opengeknipt.14
Overwegingen ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier 13).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot diefstal in vereniging door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de enige herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden op 9 juni 2009 om 22.59 uur. Verdachte is op latere tijdstippen niet meer herkend. Uit de peilbakens is gebleken dat de Audi kennelijk regelmatig in de buurt van de [bedrijf 2] is geweest, maar daaruit kan de betrokkenheid van verdachte bij dit feit niet worden afgeleid. Technische sporen die naar verdachte zouden kunnen leiden zijn evenmin aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 10 juni 2009 tussen 00.15 uur en 01.15 uur vond een poging tot inbraak plaats in het distributiecentrum van [bedrijf 2], gevestigd aan [adres bedrijf 2] in Best. In deze nacht werd respectievelijk om 00.29 uur en 00.34 uur een inbraakalarm geregistreerd in dit bedrijfspand. Bij het distributiecentrum werd door de daders een gat in de omheining geknipt aan de zijde van de [adres]. Hierdoor hadden de daders toegang tot het bedrijfsterrein van de [bedrijf 2]. Van het magazijn van het distributiecentrum werden twee stalen draaideuren geforceerd. Er werden geen goederen vanuit het bedrijfspand van de [bedrijf 2] weggenomen.15
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest bij deze poging tot inbraak en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de periode van 5 mei 2009 tot 1 juli 2009 gebruik heeft gemaakt van een personenauto, merk Audi, type 8E met [kenteken audi S4]. Deze auto stond op naam van zijn echtgenote [medeverdachte 1].16
Op 9 juni 2009 om 22.54 uur werd door een medewerker van het observatieteam [verdachte] herkend als bestuurder van genoemde Audi. Om 02.27 uur die nacht werd geconstateerd dat vier personen in de Audi zaten. Achter de bestuurder zat een persoon die door de verbalisanten van het observatieteam werd herkend als [medeverdachte 4]. Op de passagiersstoel zat een persoon met een pet. Deze persoon werd door de observanten om 03.17 uur herkend als [medeverdachte 2].17
De rechtbank stelt uit de gegevens van het peilbaken dat onder Audi is geplaatst het volgende vast. De auto heeft tussen 9 juni 2009 23.33 uur en 10 juni 2009 0.45 uur onafgebroken heeft stilgestaan op de [adres omgeving bedrijf 2] in Best.18 De [adres omgeving bedrijf 2] is gelegen op het [industrieterrein], op korte afstand van het distributiecentrum van [bedrijf 2]19 Om 0.34 uur gaat het inbraakalarm af en ongeveer tien minuten later verlaat de auto van [verdachte] de [adres omgeving bedrijf 2]. Op 10 juni 2009 om 02.45 uur werd door een medewerker van het observatieteam met behulp van een technisch hulpmiddel waargenomen dat de door [verdachte] bestuurde Audi snelheid verminderde ter hoogte van de woning aan de [verblijfadres medeverdachte 4] in Best.20 Dit betreft een van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 4].21 Vervolgens werd met behulp van een technisch hulpmiddel waargenomen dat de Audi vanaf 03.19 uur stilstond op de [adres verdachte] in Eindhoven, alwaar verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] woonachtig zijn.22
Overwegingen ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier 14).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot diefstal in vereniging door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat de herkenning van verdachte onbetrouwbaar moet worden geacht. In eerste instantie wordt gerelateerd dat de bestuurder van de Audi op 14 juni 2009 om 04.56 uur een lichtgekleurd shirt droeg en vervolgens wordt gerelateerd dat verdachte om 05.39 een donkerkleurig shirt droeg met een blauw cijfer '4' erop. Het proces-verbaal van bevindingen van de observanten kan niet als bewijsmiddel worden gebezigd. De bakengegevens vormen onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op donderdag 15 juni 2009 werd door [aangever 2] aangifte gedaan van een poging tot inbraak in de loodsen van de firma [bedrijf 3] en de firma [bedrijf 4], beiden gevestigd [adres bedrijf 3 en 4] in Gilze, gemeente Gilze Rijen. Deze inbraak had plaatsgevonden op 14 juni 2009 om 04.48 uur, omdat op dat moment bij deze loodsen een inbraakalarm was afgegaan. Door de daders werd een alarmsensor met tape afgeplakt en is een schuifdeur opengebroken. Er werd uiteindelijk niets weggenomen.23
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest bij deze poging tot inbraak en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bakengegevens van de Audi van [verdachte] is gebleken dat deze auto op 13 juni 2009 vanaf 23.31 uur aanwezig was in de nabijheid van [industrieterrein] in Gilze, alwaar genoemde bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn gevestigd.24 De genoemde auto stond tot 14 juni 2009 om 04.57 uur geparkeerd op de [adres] te Gilze en reed vervolgens terug naar Eindhoven.25 Ook tussen 12 juni 2009 om 22.44 uur en 13 juni 2009 om 04.25 uur is de Audi van [verdachte] op genoemde [adres] aanwezig geweest.26 Op 12 juni 2009 om 22.01 uur werd door een verbalisant van het observatieteam gezien dat er vier inzittenden in de Audi zaten. Eén van deze personen werd herkend als [medeverdachte 3]. Om 22.20 uur werd door het observatieteam gezien dat een persoon bij [tankstation] de Audi aftankte. Deze persoon werd herkend als [verdachte].27
Op 14 juni 2009 om 23.34 uur werd de Audi geparkeerd op de [adres] in Gilze. Om 02.00 uur werd waargenomen dat vier in het donker geklede personen over het [adres] liepen, welke een zijstraat van de [adres] is en in de nabijheid van de loodsen ligt28. Gedurende de observatie zijn deze personen meerdere malen via genoemd [adres] in de richting van de loodsen gelopen. Om 04.48 uur, het moment waarop het alarm afging, werd door een observatieteam waargenomen dat drie personen in donkere kleding over het [adres] liepen in de richting van de [adres] in Gilze. De rechtbank stelt vast dat dit in de tegenovergestelde richting is als de plaats waar de Audi stond geparkeerd.29 Om 04.56 uur zien de observanten een persoon met een licht gekleurd shirt naar de Audi toe rennen en als bestuurder instappen en wegrijden. De Audi staat vervolgens van 05.00 uur tot 05.01 uur stil op de [adres] in Gilze. De rechtbank stelt vast dat de [adres] in het verlengde ligt van het [adres] in de richting van de [adres].30 De rechtbank houdt het ervoor dat de overige drie personen op dat moment in de auto zijn gestapt, omdat vervolgens door een verbalisant van het observatieteam werd waargenomen dat op dat moment weer vier personen in de Audi zaten. Omstreeks 05.22 uur werd waargenomen dat de Audi stopte op de [adres] in Best, ter hoogte van het perceel [verblijfadres medeverdachte 4] in Best en dat de persoon met het lichtgekleurde shirt genoemde woning binnenging. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat deze persoon [medeverdachte 4] betrof, omdat hij in genoemde woning verblijft. Vervolgens stopt de Audi om 05.39 ter hoogte van de [adres] in Eindhoven. Aldaar stapt een persoon uit de Audi die wordt herkend als [medeverdachte 3]. Ook stapte een tweede persoon uit de Audi die werd herkend als [verdachte]. [verdachte] droeg een donkerkleurige broek en trui waarop het blauwkleurige cijfer '4' stond. Door verbalisanten van het observatieteam werd waargenomen dat [medeverdachte 3] laatstgenoemde woning betrad. Omstreeks 05.44 uur stopte de Audi op het woonwagenkamp aan de [adres verdachte] in Eindhoven. Aldaar werd de bijrijder van de Audi herkend als [medeverdachte 2].31
De rechtbank overweegt dat de vier verdachten allen zijn herkend in de loop van de avond, de daaropvolgende nacht en vroege ochtend. Deze herkenningen acht de rechtbank betrouwbaar. De herkenningen zijn gedaan door gespecialiseerde opsporingsambtenaren die reeds eerder in contact hadden gestaan met de verdachten. Bovendien is een wezenlijk deel van de herkenningen gedaan in de directe woon- en/of leefomgeving van verdachten. Daarnaast hecht de rechtbank waarde aan de samenhang tussen de deze waarnemingen en andere, eerdere, waarnemingen van het observatieteam rond strafbare feiten, waaruit blijkt dat verdachten of tenminste een aantal van hen samen in de auto van [verdachte] 'op pad' was.
Overwegingen ten aanzien van feit 4 (zaaksdossier 3).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. Ten aanzien van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op [bedrijf 5] heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat het door [getuige 1] opgegeven signalement van de persoon die bij hem een Dewalt slijptol heeft gekocht niet overeenkomt met het signalement van verdachte. Het feit dat verdachte eenzelfde slijptol in zijn woning heeft liggen en bij de onderhavige inbraak mogelijk gebruik is gemaakt van een dergelijke slijptol, betekent niet dat verdachte betrokken is geweest bij deze zaak.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 4 februari 2009 werd door [aangever 3] aangifte gedaan van poging tot inbraak bij de [bedrijf 2], gevestigd aan [adres bedrijf 2] in Best, gepleegd op 2 februari 2009 tussen 17.15 uur en 23.50 uur. Het dak van het magazijn was op meerdere plaatsen ingesneden en weer dicht gekit. Er was niets weggenomen.32
Op 9 februari 2009 werd door [aangever 4] aangifte gedaan van poging tot inbraak bij genoemde [bedrijf 2], gepleegd tussen 7 februari 2009 te 09.45 uur en 9 februari 2009 te 07.30 uur. Het plafond van het voorraadhok was naar beneden getrapt. Er was niets weggenomen.33
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken zijn geweest bij deze pogingen tot inbraak bij [bedrijf 2] en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode van 26 januari 2009 tot en met 7 februari 2009 veelvuldig met de Rover 75 Tourer van [verdachte] in de nabijheid zijn geweest van het distributiecentrum van de [bedrijf 2] in Best ([industrieterrein]). Zij zijn immers op 27 en 28 januari34 en op 3, 4 en 6 februari 200935 herkend door leden van het observatieteam. Uit het dossier is gebleken dat de Rover op verschillende data gedurende een lange tijd aanwezig is geweest in de nabijheid van de [bedrijf 2]; zo heeft de Rover op 28 januari 2009 ongeveer 3 uren geparkeerd gestaan op de [adres], in de nabijheid van het industrieterrein.36
Uit meerdere tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 2] in genoemde periode (met uitzondering van 30 januari 200937) 's avonds vaak weg was of weg zou gaan.38
Uit de bakengegevens is gebleken dat de Rover van [verdachte] op 2 februari 2009 tussen 22.08 uur en 01.40 uur aanwezig is geweest op de [adres], in de nabijheid van het [bedrijf 2] distributiecentrum.39 Op 2 februari 2009 om 23.43 uur is bij de [bedrijf 2] het inbraakalarm afgegaan. Op 7 februari 2009 is de Rover waargenomen bij de [adres omgeving bedrijf 2] in Best, in de nabijheid van genoemde [adres] en het industrieterrein.40
Voorts is uit onderzoek van de Forensisch Technische Ondersteuning (FTO) gebleken dat het gat in het dak van het distributiecentrum met een slijptol moet zijn gemaakt.41 Uit observaties en tapgesprekken is gebleken dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] op 27 januari 2009 bij [ijzerwarenhandel] in Eindhoven een slijptol hebben gekocht.42 De verkoper heeft later verklaard dat het ging om een Dewalt slijptol, met een slijpschijf van het merk Kelfort. Het bijzondere aan deze slijptol was, buiten het feit dat deze op een accu werkte, dat het een slijptol betrof met een slijpschijf met een dikte van slechts één millimeter.43
De FTO heeft op het dak van genoemd voorraadhok tevens twee schoensporen aangetroffen, die door haar als mogelijke dadersporen zijn geïnterpreteerd.44 Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] zijn diverse schoenen in beslag genomen. Uit onderzoek van de FTO is gebleken dat twee op de plaatsdelict aangetroffen schoensporen voor wat betreft maat en profilering overeenkomen met een linker- en rechterschoen die bij [verdachte] in beslag zijn genomen.45
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben getracht om bij [bedrijf 5] in Best in te breken. De rechtbank zal de verdachten van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Overwegingen ten aanzien van feit 5 (zaaksdossier 4).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar op 10 februari 2009 om 18.39 uur is herkend als bestuurder van de Rover, maar dat verdachte zich toen nog in Nederland bevond. Deze observatie kan derhalve niet als bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraak gepleegd in Duitsland in de nacht van 11 februari 2009 worden gebezigd. De NFI rapportage met betrekking tot het DNA-onderzoek heeft betrekking op geheel andere feiten en om die reden kan deze rapportage evenmin als bewijs worden gebezigd.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 17 februari 2009 werd door [aangever 5] aangifte gedaan van diefstal van een trekker, merk MAN, type T 60, kleur wit, voorzien van het [kenteken trekker]. Deze diefstal had plaatsgevonden op de openbare weg, de [adres] te Frechen (Duitsland) tussen 9 februari 2009 te 15.30 uur en 14 februari 2009 te 00.20 uur. De trekker was eigendom van de firma [bedrijf 6]. Bij het aantreffen van de trekker bleken het slot van het rechterportier vernield en de stuurkolom verwijderd te zijn.46
Op 10 februari 2009 om 19.28 uur zagen medewerkers van het Nederlandse observatieteam dat [verdachte] als bestuurder van de Rover optrad en dat er drie andere personen bij hem in de auto zaten. Om 20.10 uur zagen de observanten dat de auto de Nederlands-Duitse grens passeerde.47
Uit gegevens van het baken onder de Rover van [verdachte] blijkt dat deze in de nacht van 10 op 11 februari 2009 van 01.56 uur tot 04.00 uur op de [adres] in Frechen en van 04.39 uur tot 05.23 uur in Wickrath-Mönchengladbach is geweest.48 Dit komt overeen met de waarnemingen van het Duitse observatieteam. Het Duitse observatieteam zag twee personen over de [adres] naar de Rover van [verdachte] lopen, de kofferbak openen en vervolgens in de richting van een bedrijventerrein van de [autofirma] lopen. Tussen 03.41 uur en 03.53 uur werd gezien dat de Rover over de [adres] reed. Om 04.00 uur namen de Duitse observanten waar dat de Rover wederom over de [adres] reed, ditmaal voorafgegaan door genoemde witte trekker met het [kenteken trekker]. Op de [adres] werd de witte trekker door de Rover ingehaald en gezamenlijk reden beide voertuigen over de BAB61 in de richting van Köln-West. Om 04.33 uur werd de Rover gezien op het terrein van [restaurant] in Mönchengladbach-Wickrath. Om 04.48 uur werd de trekker met genoemde braaksporen aangetroffen in Mönchengladbach-Wickrathberg.49 Om 06.23 uur werd [verdachte] nogmaals herkend door het observatieteam.50
Tijdens het technisch onderzoek aan de gestolen trekker zijn in totaal negen DNA sporen veilig gesteld welke afkomstig zijn uit het Duitse sporenonderzoek KTU 0316/09. Het NFI heeft deze sporen onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat bij twee sporen, te weten een bemonstering aan de onderzijde van het stuur (door het NFI gekenmerkt AABS0899NL) en een bemonstering aan de bovenzijde van het stuur (door het NFI gekenmerkt AABS0900NL) DNA-materiaal is aangetroffen dat voor wat betreft de onderzochte markers overeenkomt met dat van [verdachte]. Bij genoemd spoor AABS0899NL is de berekende frequentie dat een willekeurig ander persoon een gelijk markerprofiel heeft één op een miljard en bij het spoor AABS0900NL één op 12 miljoen.51
De rechtbank overweegt ten aanzien van het vorengestelde het navolgende.
DNA-bewijs, zeker indien de rapportage - zoals in deze zaak ten aanzien van een van de sporen - aangeeft dat de kans op een gelijk profiel minder dan een op een miljard is, levert in beginsel wettig en overtuigend bewijs op van een strafbaar feit indien het aangetroffen spoor in min of meer rechtstreeks verband met het gepleegde delict kan worden gebracht. In deze zaak betreft het twee sporendragers die op zodanige plaatsen zijn aangetroffen (beide op het stuur van de vrachtwagen) dat er een rechtstreeks causaal verband is te leggen tussen het delict en de sporendragers.
De bewijskracht zou anders dienen te worden gewogen indien de verdediging aannemelijk had gemaakt dat het aangetroffen sporenmateriaal om een andere reden op die plaats is aangetroffen. Dergelijke feiten en omstandigheden niet aangevoerd, noch zijn deze anderszins aannemelijk geworden.
[verdachte] is bovendien eerder die dag herkend door het observatieteam en de bakengegevens van zijn auto geven precies aan dat de auto van verdachte in de nabijheid van de plaats delict in Duitsland is geweest.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van genoemde trekker.
Overwegingen ten aanzien van feit 6 en feit 7 (zaaksdossier 10 - incident 10.31 en 10.33).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is de foto gemaakt door een flitskast in Duitsland dermate onduidelijk, dat op basis daarvan niet kan worden gezegd dat verdachte de persoon is geweest die de (geflitste) auto heeft bestuurd. Voorts hebben de resultaten van het DNA-onderzoek niet geleid naar verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 24 maart 2009 werd door [aangever 6] aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, merk Man, type TGL03, kleur wit, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken vrachtwagen]. De diefstal had plaatsgevonden tussen 23 maart 2009 tussen 17.00 uur en 24 maart 2009 te 10.00 uur, vanaf de openbare weg de [adres] in Mönchengladbach (Duitsland). De vrachtwagen was eigendom van [bedrijf 7] en was ten tijde van de diefstal verhuurd aan de firma [bedrijf 11].52 In de vrachtauto was de handgreep van het portier geforceerd en het stuurslot afgebroken.53
Op 24 maart 2009 werd door [aangever 7] aangifte gedaan van diefstal van computerelektronica vanaf de aanhangwagen met Tsjechisch [kenteken aanhanger]. De diefstal had plaatsgevonden tussen 23 maart 2009 tussen 23.00 en 24 maart 2009 te 06.40 uur, vanaf de openbare weg de [adres] te Mönchengladbach (Duitsland) op de parkeerplaats van de autosnelweg A61. Zowel van de vrachtauto als de aanhangwagen was het zeil aan de achterzijde gedeeltelijk omhoog gerold. Ook waren beide zekeringskabels doorgeknipt. Van de kabel van de aanhangwagen ontbrak een gedeelte.54
De weggenomen goederen betroffen:
- 80 hard disks, merk Packard Bell (Acer), type Chroma;
- 1780 hard disks, merk Packard Bell (Acer), type Studio;
- 640 hard disks, merk Packard Bell (Acer), type Silver.55
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het onderzoek van de tachograafschijf van de gestolen vrachtauto in combinatie met de bakengegevens van de Rover is het volgende gebleken.
De gestolen vrachtauto is om 00.19 uur gaan rijden. De rechtbank leidt hieruit af dat de diefstal van deze vrachtauto op dit tijdstip moet hebben plaatsgevonden. Op hetzelfde moment verplaatst de Rover zich van de [adres] naar de [adres] in Mönchengladbach. Gebleken is dat deze weg in de nabijheid ligt van de [adres] en de [adres], waar de parkeerplaats is gelegen waar de ladingdiefstal is gepleegd. Volgens de tachograafschijf van de vrachtauto is deze daar tussen 0.24 uur en 3.48 uur geweest. Tevens is gebleken dat de vrachtauto tussen 01.21 uur en 01.22 uur ook een stuk heeft gereden. Dit wordt bevestigd door de beelden van de observatiecamera van de Duitse politie op de parkeerplaats. Uit deze beelden is gebleken dat de vrachtauto om 01.22 uur de parkeerplaats kwam opgereden en om 3.49 uur weer van de parkeerplaats af reed.56
De Rover verliet vervolgens om 03.59 uur de [adres] en arriveerde om 05.18 uur op [adres] in Bergeijk. Het aankomsttijdstip van de vrachtauto in Bergeijk is gelegen tussen 05.19 uur en 05.22 uur. Om 07.18 uur vertrok de vrachtauto daar weer. De Rover is omstreeks 07.10 uur vanaf [adres] in Bergeijk vertrokken en reed omstreeks 07.20 uur over [adres] in Luyksgestel in de richting van [adres] in Luyksgestel.57 De gestolen vrachtauto is op 30 maart 2009 aangetroffen op [adres] in Luyksgestel.58
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de daders eerst de vrachtauto hebben gestolen op de [adres] in Mönchengladbach en vervolgens op de parkeerplaats aan de A61 in Mönchengladbach vanuit een aanhangwagen de Acer computerapparatuur hebben weggenomen. Deze lading is vervolgens met de gestolen vrachtauto naar Bergeijk in Nederland gebracht. De vrachtwagen is vervolgens naar [adres] in Luyksgestel gebracht en daar achtergelaten.
[verdachte] is op 23 maart 2009 tussen 16.51 uur en 16.55 uur met genoemde Rover bij [tankstation] gelegen naast de autosnelweg A2 in Maarheeze geweest. Op videobeelden van de bewakingscamera's aldaar is hij herkend.59
Tijdens een doorzoeking van de woning van [verdachte] is een formulier aangetroffen van een gemaakte snelheidsovertreding in Duitsland met de Rover van [verdachte]. Dit formulier was gericht aan [medeverdachte 1], onder wier naam de Rover stond geregistreerd. Uit dit formulier blijkt dat de auto op 24 maart 2009 om 04.21 uur is geflitst in Nettetal-Leuth. Op het formulier staat een foto afgedrukt.60 Op de originele foto wordt [verdachte] herkend.61 De raadman stelt dat verdachte niet degene is die staat afgebeeld op de foto die is gemaakt bij gelegenheid van de vaststelling van een snelheidsovertreding in de nacht van 23 op 24 maart 2009 in Duitsland. Door de verdediging is ter onderbouwing van deze stelling gewezen op genoemde foto in het dossier, waarbij de persoon in de auto niet beschikt over een tatoeage in de nek, terwijl verdachte al jaren beschikt over een prominent zichtbare tatoeage aan de linkerzijde van de hals- en nekstreek. De rechtbank verwerpt dit verweer. In het dossier wordt duidelijk uitgelegd dat de foto waaraan de raadsman heeft gerefereerd gespiegeld is afgedrukt, waardoor het alleen maar zo lijkt alsof de zijde van de hals-/ nekstreek wordt getoond waar zich bij verdachte de grote tatoeage bevindt.
Op basis van de beschreven bakengegevens, de gegevens van de onderzochte tachograafschijf uit de gestolen vrachtauto en de herkenningen van [verdachte] is naar het oordeel van rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij in vereniging met andere personen deze vrachtauto heeft gestolen (feit 6) en vervolgens de ladingdiefstal van de Acer computeronderdelen heeft gepleegd (feit 7).
Overwegingen ten aanzien van feit 8 (zaaksdossier 11).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte als bestuurder van de auto onvoldoende bewijs vormt voor een bewezenverklaring van dit feit. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat door de poetsploeg bij [bedrijf10] de sleutelprocedure niet goed is uitgevoerd en het om die reden heel wel mogelijk kan zijn dat andere personen betrokken zijn geweest bij dit delict, mede vanwege het feit dat de daders kennelijk de beschikking hebben gehad over de sleutels van de twee weggenomen bedrijfsvoertuigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 24 april 2009 werd door [aangever 8] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [bedrijf 10]., gelegen aan [adres bedrijf 10] te Eindhoven. Bij de bedrijfsinbraak was een grote hoeveelheid consumentenelektronica van het merk Apple weggenomen. Voorts werden twee bedrijfsvoertuigen van [bedrijf10] voorzien van de kentekens [kenteken auto 1] en [kenteken auto 2] vanaf het aldaar gelegen bedrijfsterrein gestolen. De inbraak in het pand en de diefstal van de bedrijfsvoertuigen hadden plaatsgevonden tussen 18 april 2009 te 23.10 uur en 19 april 2009 te 06.00 uur. Bij de inbraak werden een hekwerk en een wand vernield en werden de GPS-systemen van de bedrijfsvoertuigen vernield/verwijderd.62
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken is geweest bij de inbraak bij [bedrijf 10]. en de diefstal van twee [bedrijf10] bedrijfsvoertuigen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In deze zaak geven de bakengegevens aan dat de auto van [verdachte] zowel in de nacht van 12 op 13 april 2009 als in de nacht van 18 op 19 april 2009 zich heeft bevonden in de onmiddellijke nabijheid van de plaatsdelict.63 Bij de eerstgenoemde gelegenheid zijn er beelden opgenomen van een man die een bivakmuts, grijze jas en handschoenen droeg. Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is identieke kleding aangetroffen.64 Tijdens de inbraak is gebruik gemaakt van een (accu)slijpmachine,65 die uiterlijk overeenkomt met de Dewalt slijpmachine die bij verdachte is aangetroffen.66 Tenslotte heeft de rechtbank bewijswaarde toegekend aan de omstandigheid dat op de avond na de inbraak de auto van verdachte ter plaatse was in Son op het tijdstip dat een van de twee bakwagens in brand werd gestoken67 en deze auto korte tijd daarna langs de plaats reed waar de andere bakwagen uiteindelijk is teruggevonden.68 De [getuige 2], min of meer direct ooggetuige van het voorval in Son, geeft een signalement dat past op [verdachte].69 Van [verdachte] is bij observaties vastgesteld dat hij nagenoeg altijd de bestuurder is van de bebakende auto. Voor de overtuiging dat verdachte het feit heeft gepleegd heeft de rechtbank nog acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte zich ten aanzien van alle concrete bevindingen, die minst genomen vragen om enige toelichting, heeft beroepen op zijn zwijgrecht en reeds eerder is veroordeeld voor gekwalificeerde vermogensmisdrijven.
Overwegingen ten aanzien van feit 9 (zaaksdossier 16A).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen in vereniging. In zijn requisitoir wijst hij m.n. op het aangetroffen geld (inclusief de details ten aanzien van de vindplaats), de inhoud van de tapgesprekken tussen verdachten onderling en de verklaringen van de (schoon)ouders van verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht het feit niet bewezen. Hij wijst er op dat de uitgaven in 2009 verklaarbaar zijn op basis van het feit dat zijn cliënt een bedrag van 13.500 euro heeft ontvangen van een verzekeraar. Ook zouden er inkomsten zijn gegenereerd uit een kleine nevenhandel in auto's.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging ter zitting geen stukken heeft overgelegd waaruit zelfs maar een begin van onderbouwing van de ter zitting aangevoerde stellingen kan blijken. Zo zijn er geen bescheiden overgelegd ter zake een schade-uitkering door een verzekeraar, terwijl evenmin (bijvoorbeeld uit bewijzen van overschrijving van een kenteken) blijkt van handel in auto's. Verdachte heeft bovendien tijdens het politieonderzoek zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft daardoor ook zelf geen inzicht verschaft in zijn inkomsten en uitgaven.
De rechtbank stelt vast dat bij de doorzoeking in de woning van de vader van verdachte, de [adres vader van verdachte] te Eindhoven een geldbedrag van ruim 29.000 euro werd aangetroffen waarvan het merendeel was gebundeld in bedragen van 1000 euro. In een safeloket bij de ING-bank, gelegen aan de [adres bank] te Eindhoven, werd een bedrag van 28.000 euro aangetroffen, eveneens gebundeld per 1000 euro.70
De vader van verdachte, [vader van verdachte], heeft verklaard dat hij van zijn zoon een bedrag van 40.000 euro heeft ontvangen, te weten een bedrag van 15.000 euro en enige tijd later 25.000 euro. Dit bedrag is door hem enige tijd later overgebracht naar de kluis bij de ING-bank.
[vader van verdachte] heeft verder verklaard dat indien er werd gesproken over een 'steen', het dan gaat om 1000 euro. Ook heeft hij verklaard dat hij tot 23 juni 2009 het gehele geldbedrag van 40.000 euro in delen heeft teruggegeven aan verdachte.71
De moeder van verdachte, [moeder van verdachte] heeft (zakelijk weergegeven) op 30 juli 2009 verklaard dat zij wel zag dat haar zoon een verbouwing had en op vakantie ging, maar dat zij niet weet en ook niet heeft willen weten hoe haar zoon aan het geld daarvoor kwam.72
Uit de tapgesprekken vanaf februari 2009 blijkt dat verdachte aan zijn vader vroeg om een aantal maal één of meer stenen aan hem, verdachte, beschikbaar te stellen. Het ging daarbij om onder meer:
- twee stenen (2000 euro) op 22 april 2004;73
- drie stenen (3000 euro) op 24 april 2009;74
- tien stenen (10.000 euro) op 29 april 2009;75,
- een onbekend bedrag van een aantal 'stenen' op 5 en/of 6 mei 2009;76
- een steen (1000 euro) op 6 juni 2009;77
- een steen (1000 euro) op 10 juni 2009; in dit tapgesprek zegt de vader tegen verdachte tevens "dat [verdachte] dan nog maar 10 stenen heeft".78
Uit het hiervoor als eerste genoemde gesprek volgt tevens dat de vader van verdachte thuis geld heeft liggen, maar ook dat hij in april 2009 nog een aanzienlijk geldbedrag weg moest brengen (zie noot 73).
Dat verdachte op 10 juni 2009 nog geld in het kluisje heeft liggen acht de rechtbank bewezen op grond van de combinatie van het kluisoverzicht79 waaruit blijkt dat de vader van verdachte op 10 juni 2009 omstreeks 09.22 uur de kluisruimte heeft bezocht en de inhoud van genoemd tapgesprek van 10 juni 2009 te 09.26 uur80, waarin verdachte aan zijn vader vroeg wanneer hij kwam, terwijl verdachte in het tapgesprek van eerder die dag (08.18 uur) om geld had gevraagd (zie noot 78).
Het dossier bevat verder een groot aantal bewijsmiddelen die wijzen op bestedingen, die veelal contant werden betaald.
Het dossier vermeldt onder meer:
- de contante aankoop van een auto, merk Rover, [kenteken Rover] voor een bedrag van 7500 euro. Genoemd bedrag is betaald op 3 februari 2009;81
- een vakantie naar Euro Disney in Parijs (Frankrijk), begin 2009, totaalbedrag meer dan 2000 euro;82
- een reis naar Mexico tussen 28 februari 2009 en 15 maart 2009;83
- de contante aankoop van een auto, merk Volkswagen, type New Beetle, [kenteken volkswagen]), inruil met contante bijbetaling van 6200 euro;84
- de contante aankoop van een auto op 4/5 mei 2009, te weten een Audi S4 Avant, [kenteken audi S4]), inruil Rover met contante bijbetaling van 14.500 euro;85
- een reis naar Turkije en een borstvergroting voor de partner van verdachte;86
- kosten in verband met een verbouwing van de woning van verdachte. Verdachte heeft in een tapgesprek met een zekere [persoon] op 11 februari 2009 gezegd dat hij zijn woning "nu laatst nog" had verbouwd voor 15.000 euro.87
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat partijen gestolen goederen contant verder worden verhandeld, veelal tegen een significant lagere prijs dan de normale inkoopprijs in het economisch verkeer. Dat verdachte uit dergelijke handel verkregen inkomsten moet hebben gegenereerd volgt uit de bewezen verklaarde voltooide gekwalificeerde diefstallen van partijen goederen in combinatie met het ontbreken van voldoende officiële inkomsten tegenover de hiervoor aangegeven uitgaven.
In het onderzoek zijn verder de officiële inkomsten van verdachte en zijn partner inzichtelijk gemaakt, bestaande uit gegevens van de Belastingdienst.88 Uit deze opgave blijkt dat verdachte over de jaren 2006 tot en met 2008 een totaalbedrag van 257 euro als arbeidsinkomen heeft genoten. In 2005 bedroeg dit bedrag 18.009 euro. Zijn partner had een bruto inkomen van resp. 5467 euro (in 2008), 4279 euro (in 2007), 19.344 euro (in 2006) en 17.739 euro (in 2005). Voor [medeverdachte 1] gold dat genoemde inkomsten over 2005 en 2006 voor een aanzienlijk gedeelte bestonden uit een bijstandsuitkering. Deze inkomsten zijn absoluut onvoldoende om de vastgestelde bestedingen te kunnen doen, nog daargelaten dat van bovengenoemde legale inkomsten de normale kosten van levensonderhoud van vijf personen (verdachte, diens partner en hun kinderen) betaald moesten worden.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen geld heeft witgewassen door dit geld te besteden aan verbouwing van zijn woning, de aankoop van een drietal auto's, een aantal vakantiereizen en een borstvergroting van zijn partner.
Overwegingen ten aanzien van feit 10 (zaaksdossier 18).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat de wetenschap bij verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in zijn schuur op grond van de inhoud van het dossier niet bewezen kan worden. De schuur stond bijna altijd open en was voor iedereen toegankelijk. Het is aldus mogelijk dat een ander persoon genoemd vuurwapen en munitie daar neergelegd heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 6 juli 2009 vond een doorzoeking ter inbeslagname plaats in de woning van verdachte aan de [adres verdachte] in Eindhoven. De woning bleek te bestaan uit een woonwagen met bijbehorende schuur. In de schuur werden onder meer aangetroffen een dubbelloops hagelgeweer, merk Mercury, type 16, en een patroon van het kaliber 9 mm Luger. In de woning werd een identiek patroon aangetroffen.89 Uit onderzoek is gebleken dat genoemd dubbelloops hagelgeweer een vuurwapen is de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III, van de Wet wapens en munitie. De aangetroffen patronen zijn munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie III van deze Wet.90
Naast het in de schuur en woning van verdachte aangetroffen vuurwapen en munitie, zijn in de woning van verdachte ook twee andere wapens en eens schouderholster aangetroffen.91
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft aanvankelijk geen verklaring afgelegd, en heeft ter zitting aangegeven dat een onbekende andere persoon dat vuurwapen in zijn schuur moet hebben neergelegd. Verder heeft hij gesteld dat iedereen vrij toegang heeft tot die schuur en dus in de gelegenheid is geweest dat wapen daar neer te zetten.
In beginsel wordt de bewoner van een woning geacht te weten wat er zich in zijn woning en daar bij behorende schuur bevindt. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat een derde het jachtgeweer in de schuur heeft neergelegd. In de schuur en in de woning zijn identieke patronen aangetroffen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wijst op een verband tussen wapens in huis en het wapen in de schuur. De omstandigheid dat het andere munitie betreft dan de munitie voor het jachtgeweer doet daar niet aan af. Voor de overtuiging dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen heeft de rechtbank mede acht geslagen op het late moment van afleggen van een verklaring omtrent het wapen. Hij heeft pas ter zitting, dus ruim nadat het gehele onderzoek op dit punt afgerond was en hem alle details van het politieonderzoek bekend waren, een verklaring afgelegd.
Overwegingen ten aanzien van feit 11.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van alle aan verdachte tenlastegelegde vermogensdelicten vrijspraak bepleit en om die reden kan er in zijn optiek niet worden gesproken van deelneming van verdachte aan een criminele organisatie. De raadsman heeft ook voor dit feit vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van deelname aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en een deelnemer (tenminste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar hij of zij deel van uitmaakt. Daarbij geldt dat om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer die (rechts)persoon tenminste hetzij een aandeel heeft in, hetzij ondersteunt, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie. Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen/rechtspersonen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen o.a. kan blijken uit een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband.
In deze strafzaak is te zien dat sprake is van een beperkte groep kennelijk goed op elkaar ingespeelde personen die in de ten laste gelegde periode in wisselende samenstellingen bedrijfsinbraken en andere gekwalificeerde vermogensmisdrijven plegen in Nederland zowel als in Duitsland, en tevens pogingen daartoe ondernomen hebben. Uit het politieonderzoek blijkt, m.n. uit bakengegevens, deels aangevuld met observaties, taps en andere bewijsmiddelen zoals hiervoor reeds uitgebreider beschreven, dat de groep voorgenomen bedrijfsinbraken steeds goed voorbereidde, onder andere door vooraf grondig voor te verkennen. Indien de groep bevreesd was dat zich na het plegen van een delict in een gestolen voertuig mogelijk sporen bevonden, dan schroomde men niet een dergelijk voertuig in brand te steken om (eventuele) sporen uit te wissen. Ten aanzien van de groepering staat vast dat er een aanzienlijke opbrengst moet zijn gegenereerd uit de (per feit bezien) tegen een of meer deelnemers bewezen verklaarde, voltooide, vermogensmisdrijven.
[verdachte] had in het geheel aan strafbare gedragingen een centrale rol. Zijn auto werd steeds gebruikt en bij observaties bleek hij er (bijna) altijd de bestuurder van te zijn. Uit een telefoongesprek kort na de bedrijfsinbraak in Eersel blijkt hij bovendien - in elk geval tijdelijk - te beschikken over de buit. De andere twee deelnemers die thans worden veroordeeld deden meer dan eens mee in de voorbereiding en uiteindelijke uitvoering van de pogingen tot bedrijfsinbraak. Gelet op de observaties moeten er echter meer personen bij de uitvoering van de gekwalificeerde diefstallen zijn geweest, zij het dat de identiteit van deze persoon of personen niet bewezen kan worden verklaard op basis van dit dossier
De rol van de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte] geeft alles overziend een voldoende mate van onderlinge verwevenheid en bestendigheid te zien bij het plegen van de vermogensdelicten en pogingen daartoe. Van andere personen, van wie de dagvaarding met name noemt de partners van [verdachte] en [medeverdachte 2], kan minst genomen worden gezegd dat zij, gelet op de inhoud van de afgeluisterde tapgesprekken, op de hoogte waren van de deelname van verdachte aan het samenwerkingsverband en dat zij als partner deel hebben genomen aan het witwassen van de opbrengst van het criminele handelen van hun respectieve partner.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt daardoor - voor zover thans van belang - bij de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in voldoende mate voldaan aan de voorwaarden om het totaal van handelen te kunnen kwalificeren als het handelen binnen een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meer in het bijzonder het plegen van diefstallen, heling en witwassen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1 (primair).
op 17 maart 2009 te Eersel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een vrachtwagen op een terrein gelegen aan de [adres bedrijf 1] heeft weggenomen 2215 MP4-spelers (merk: Philips), toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door het openknippen van een hek en opensnijden van een dekzeil van een vrachtwagen;
2.
op 10 juni 2009 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres bedrijf 2] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [bedrijf 2] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders een hek heeft opengeknipt en deuren heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op omstreeks 14 juni 2009 te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit loodsen op de [adres bedrijf 3 en 4] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders, een alarmsensor heeft afgeplakt/bedekt en een deur heeft opengebroken/geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
in de periode van 26 januari 2009 tot en met 9 februari 2009 te Best ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres bedrijf 2] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [bedrijf 2] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders sneden/gaten in dakplaten heeft geslepen/gezaagd en een hek heeft opengeknipt/geforceerd en een gat in het dak heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
in de periode van 9 februari 2009 tot en met 11 februari 2009 te Frechen (Duitsland) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een trekker (merk: Man, type: T 60, voorzien van [kenteken trekker]), toebehorende aan [bedrijf 6], waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door het forceren/vernielen van het portierslot en door het forceren/vernielen van het contactslot;
6.
in de periode van 23 maart 2009 tot en met 24 maart 2009 te Mönchengladbach (Duitsland) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vrachtauto (merk: Man, voorzien van [kenteken vrachtwagen]), toebehorende aan [bedrijf 7], waarbij verdachte en zijn mededaders zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door het forceren/vernielen van het slot van de deur en door het forceren/vernielen van het contactslot;
7.
in de periode van 23 maart 2009 tot en met 24 maart 2009 te Mönchengladbach (Duitsland) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een vrachtauto heeft weggenomen 80 externe harddisks (type: Chroma 320 GB) en 1780 harddisks (type: Studio 640 GB) en 640 harddisks (type Silver 320 GB) toebehorende aan [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door het doorknippen/vernielen van zekeringskabels en oprollen/wegtrekken van het dekzeil van die vrachtauto;
8.
in de periode van 18 april 2009 tot en met 19 april 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit/van een bedrijfspand/bedrijfsterrein gelegen aan [adres bedrijf 10] heeft weggenomen autosleutels en twee bedrijfsauto's voorzien van de kentekens [kenteken auto 1] of [kenteken auto 2] en een grote hoeveelheid consumentenelektronica (merk: Apple), toebehorende aan [bedrijf 10]., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door het vernielen en verwijderen van hekwerk en het opensnijden/vernielen van een wand en het vernielen/onbruikbaar maken van een detectiesysteem/(een) bewegingsmelder(s) en het vernielen/verwijderen van twee GPS-systemen;
9.
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 juli 2009, te Eindhoven en meer plaatsen in Nederland en Frankrijk en Turkije en Mexico, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, voorwerpen, te weten hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld en hoeveelheden geld ten behoeve van de aanschaf en/of de betaling van:
- bouwmaterialen en/of andere bouwkosten en inventaris, al dan niet bestemd voor de (ver)bouw(ing) en aankleding en inrichting van een woonwagen, althans woonverblijf, gelegen aan de [adres verdachte] te Eindhoven en
- personenauto's te weten een Rover 75 Tourer ([kenteken Rover]) en een Audi A4 ([kenteken audi A4]) en een Audi S4 ([kenteken audi S4]) en een Volkswagen Beetle ([kenteken volkswagen]) en
- vakantiereizen naar (onder meer) Euro Disney Parijs en Mexico en Turkije en
- een borstvergroting ten behoeve van zijn partner [medeverdachte 1] en goederen/voorwerpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die (een) voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
10.
op 6 juli 2009 te Eindhoven, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een dubbelloops hagelgeweer, merk: Mercury, type: 16) en munitie (twee patronen 9 mm Luger) van categorie III, voorhanden heeft gehad;
11.
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 juli 2009 te Eindhoven en/of op plaatsen in Nederland en/of Duitsland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen, bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstallen (310/311 Wetboek van Strafrecht) en/of heling (416/417bis Wetboek van Strafrecht) en/of witwassen (420bis Wetboek van Strafrecht).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De oplegging van de straffen en de maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de door hem bewezen geachte feiten een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 3 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een eventuele bewezenverklaring van één of meer tenlastegelegde feiten de door de officier van justitie gevorderde straf gematigd dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft schuldig gemaakt aan een aantal gekwalificeerde diefstallen en pogingen daartoe. Daarnaast is bewezen verklaard dat hij deze delicten heeft gepleegd binnen het raamwerk van een criminele organisatie. Binnen deze structuur was verdachte een centrale figuur: steeds werd zijn auto gebruikt en bij observaties door de politie bleek hij in nagenoeg alle gevallen de bestuurder van die auto te zijn. Ook uit andere, hierboven per delict aangegeven bewijsmiddelen, blijkt hij een wezenlijk aandeel te hebben in de uitvoering van de bewezen verklaarde delicten. Bovendien had verdachte een dubbelloops jachtgeweer en munitie voorhanden. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke vermogensmisdrijven. Uit de bewezen verklaarde feiten en recidive van verdachte volgt dat hij er zich kennelijk niets aan gelegen laat liggen dat zijn handelen zorgt voor een grote materiële schade en voor veel hinder en overlast bij de directe slachtoffers en derden. Ladingdiefstallen vormen voor de transportsector een ernstige bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Uit het bewezen verklaarde witwassen blijkt verder dat verdachte er geen moeite mee heeft om de opbrengst van crimineel handelen, een veelvoud van het legaal besteedbare inkomen, te gebruiken als 'normale' inkomsten. Verdachte heeft het geld onder meer gebruikt voor allerlei luxe bestedingen en het opknappen van zijn woning.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van verdachte kennelijk uitsluitend een forse strafrechtelijke reactie per bewezen verklaard feit ertoe leiden dat hij na deze bestraffing af zal zien van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie opleggen, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] ([bedrijf 1]) (t.a.v. feit 1).
[benadeelde partij] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van 25.000,00 euro.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van 25.000,00 euro met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 5000,00 euro, zijnde het verschil tussen het in de vordering opgenomen schadebedrag ten gevolge van de diefstal van mp4-spelers (66.032,10 euro) en de daadwerkelijk door de verzekering vergoede schade (61.032,10 euro).
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering, omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd en daarmee niet van eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (t.a.v. feit 4).
[bedrijf 2] heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van 1.818,93 euro, voor dakreparaties.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en eenvoudig van aard. De rechtbank acht de gehele vordering toewijsbaar. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 11] (t.a.v. feit 6).
[bedrijf 11] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van 2.124,79 euro, voor materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en eenvoudig van aard. De rechtbank acht de gehele vordering toewijsbaar. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 10]. (t.a.v. feit 8).
[bedrijf 10]. heeft een civiele vordering ingediend ten bedrag van 231.089,82 euro, bestaande uit 226.327,18 euro voor schade door ontvreemding, en 4.762,64 euro voor schade aan bedrijfswagens, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit, omdat verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft dient te worden vrijgesproken en de vordering niet eenvoudig van aard is.
De rechtbank acht de vordering mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting voldoende onderbouwd en eenvoudig van aard. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 231.089,82 euro, vermeerderd met de wettelijke over het bedrag van 226.327,18 euro vanaf de dag van betaling van dit bedrag aan Apple, zijnde 30 juli 2009 voor het (deel)bedrag van 195.000,00 euro en 27 augustus 2009 voor het (deel)bedrag van 31.327,18 euro, alsmede de wettelijke rente over het bedrag van 4.762,64 euro vanaf de datum van de schade, zijnde 18 april 2009.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde kosten van rechtsbijstand merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank heeft acht geslagen op het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven en acht een vergoeding op basis van 1 punt van het toepasselijke tarief redelijk en billijk. Zij zal derhalve een bedrag ad 2.000,00 euro toewijzen.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Motivering t.a.v. de inbeslaggenomen goederen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen gevorderd conform de hierna door de rechtbank genomen beslissingen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen vermeld onder de nrs. 37, 39 en 40 van de als bijlage 4 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat gebleken is dat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van deze feiten aan de verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen vermeld onder de nrs. 47 tot en met 51 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat is gebleken dat dit voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de goederen vermeld onder de nrs. 38, 43, 44, 45 en 46 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt, en de goederen onder de nrs. 41 en 42 aan verdachte, omdat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 140, 57, 60a, 63, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
t.a.v. feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
t.a.v. feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
t.a.v. feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 9:
witwassen, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 10:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
t.a.v. feit 11:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregelen:
t.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9, feit 10, feit 11:
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht;
t.a.v. feit 1 primair:
maatregel van schadevergoeding van EUR 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is, omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd en daarmee niet eenvoudig van aard is;
bepaalt dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem
opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
t.a.v. feit 4:
maatregel van schadevergoeding van EUR 1.818,93 subsidiair 28 dagen hechtenis
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2],van een bedrag van EUR 1.818,93 (zegge: achttienhonderdachttien euro en drieënnegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis, voor dakreparaties;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van een bedrag van EUR 1.818,93 (zegge: achttienhonderdachttien euro en drieënnegentig eurocent),voor dakreparaties;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
t.a.v. feit 6:
maatregel van schadevergoeding van EUR 2.124,79 subsidiair 31 dagen hechtenis
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 11], van een bedrag van EUR 2.124,79 (zegge: tweeduizendhonderdvierentwintig euro en negenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis, voor materiële schade;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 11], van een bedrag van EUR 2.124,79 (zegge: tweeduizendhonderdvierentwintig euro en negenenzeventig eurocent), voor materiële schade;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade;
t.a.v. feit 8:
maatregel van schadevergoeding van EUR 231.089,82 subsidiair 246 dagen hechtenis
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 10]., van een bedrag van EUR 231.089,82 (zegge: tweehonderdeenendertigduizendnegenentachtig euro en tweeëntachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 246 dagen hechtenis, bestaande uit EUR 226.327,18 voor schade door ontvreemding goederen, en EUR 4.762,64 voor schade aan bedrijfswagens;
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald;
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op;
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke over het bedrag van EUR 226.327,18 vanaf de dag van betaling van dit bedrag aan Apple, zijnde 30 juli 2009 voor het (deel)bedrag van EUR 195.000,00 en 27 augustus 2009 voor het (deel)bedrag van EUR 31.327,18, alsmede de wettelijke rente over het bedrag van EUR 4.762,64 vanaf de datum van de schade, zijnde 18 april 2009;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 10]. van een bedrag van EUR 231.089,82 (zegge: tweehonderdeenendertigduizendnegenentachtig euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit EUR 226.327,18 voor schade door ontvreemding goederen, en EUR 4.762,64 voor schade aan bedrijfswagens;
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke over het bedrag van EUR 226.327,18 vanaf de dag van betaling van dit bedrag aan Apple, zijnde 30 juli 2009 voor het (deel)bedrag van EUR 195.000,00 en 27 augustus 2009 voor het (deel)bedrag van EUR 31.327,18, alsmede de wettelijke rente over het bedrag van EUR 4.762,64 vanaf de datum van de schade, zijnde 18 april 2009.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op EUR 2.000,00;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat verdachte niet is gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen vermeld onder de nrs. 37, 39 en 40 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen vermeld onder de nrs. 38, 43, 44, 45 en 46 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen
voorwerpen, aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen
worden aangemerkt;
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen vermeld onder de nrs. 41 en 42 van de lijst van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen
voorwerpen, aan veroordeelde;
verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen goederen, te weten de
goederen vermeld onder de nrs. 47 tot en met 51 op de aan dit vonnis gehechte
lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 3 mei 2010.
1 Verklaring [aangever 1], blz. 3252-3254 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 3295.
2 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 25.
3 Bakengegevens, blz. 3346 en 3348.
4 Bakengegevens, blz. 3348 en 3350.
5 Bakengegevens, blz. 3350.
6 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3400-3401.
7 Tapgesprek met nr. 275297365, blz. 3331-3332.
8 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3289-2390 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 3 februari 2010 door [verbalisant 2].
9 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3313.
10 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3310.
11 Verklaring [vriendin van medeverdachte 4], blz. 3435.
12 Tapgesprek met nr. 275286281, blz. 3329.
13 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3227.
14 Verklaring [aangever 1], blz. 3261.
15 Verklaring [getuige], blz. 4406-4407.
16 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 25.
17 Proces-verbaal van observatie, blz. 4409, 4410 en 4411.
18 Bakengegevens, blz. 4419.
19 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4389.
20 Proces-verbaal van observatie, blz. 4411.
21 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1195.
22 Proces-verbaal van observatie, blz. 4399.
23 Verklaring [aangever 2], blz. 4487-4488.
24 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4481.
25 Bakengegevens, blz. 4543.
26 Bakengegevens, blz. 4539.
27 Proces-verbaal van observatie, blz. 4516.
28 Proces-verbaal van observatie, blz. 4523.
29 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4473.
30 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4473.
31 Proces-verbaal van observatie, blz. 4522-4525
32 Verklaring [aangever 3], blz. 2352-2353.
33 Verklaring [aangever 4], blz. 2355-2356.
34 Processen-verbaal van observatie, blz. 2444 en 2445, 2469.
35 Processen-verbaal van observatie, blz. 2480 en 2481, 2483 en 2484, 2503 en 2504.
36 Bakengegevens, blz. 2552.
37 Tapgesprek met nr. 272696762, blz. 2526.
38 Bijv. tapgesprekken met nrs. 272686794, blz. 2512, 272687956, blz. 2521, 272691965, blz. 2525, 273426885, blz. 2533, 273426708, blz. 2534 en 273426713, blz. 2535.
39 Bakengegevens, blz. 2564
40 Proces-verbaal van observatie, blz. 2508.
41 Proces-verbaal van sporenonderzoek, blz. 2335.
42 Proces-verbaal observatie, blz. 2443 en tapgesprek nr. 272687441, blz. 2517
43 Verklaring [getuige 1], blz. 2437.
44 Proces-verbaal van technisch onderzoek, blz. 2363.
45 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 2373-2374 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 3 februari 2010 door [verbalisant 2].
46 Strafanzeige [aangever 5], blz. 2604-2605.
47 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 2647.
48 Bakengegevens, blz. 2666.
49 Proces-verbaal van observatie van het Duitse observatieteam, blz. 2625-2627.
50 Proces-verbaal van observatie, blz. 2648.
51 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 2 februari 2010 door [verbalisant 1], met een vijftal bijlagen, waaronder een deskundigenrapportage van het NFI, opgemaakt en ondertekend d.d. 15 januari 2010 door dr. A.G.M. van Dorp.
52 Aktenvermerk en Strafanzeige, blz. 3251-3525 en Mietvertrag, blz. 3534-3536.
53 Processen-verbaal van bevindingen, blz. 3545-3551.
54 Strafanzeige [aangever 7], blz. 3673-3674 en proces-verbaal van bevindingen Duitse politie (Sachverhalt), blz. 3676-3678.
55 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3700-3701.
56 Proces-verbaal van bevindingen onderzoek tachograafschijf, blz. 3625, 3628 en 3632, plattegronden, blz. 3585 en 3586, bakengegevens, blz. 3584 en proces-verbaal van bevindingen blz. 3659-3660.
57 Bakengegevens, blz. 3584 en 3587 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek tachograafschijf, blz. 3649.
58 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3545.
59 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3572.
60 Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage Zeugenfragebogen - Erinnerung, blz. 3810.
61 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3513.
62 Verklaring [aangever 8] 3876-3884.
63 Bakengegevens, blz. 4120 (t.a.v. 12 en 13 april 2009) en 4123 (t.a.v. 18 en 19 april 2009).
64 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 3553.
65 Foto beveiligingscamera 15, blz. 4032.
66 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4254-4256.
67 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4094-4095 en bakengegevens, blz. 4126.
68 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4099-4100 en bakengegevens, blz. 4126.
69 Verklaring [getuige 2], blz. 4102-4103.
70 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 4693.
71 Verklaring [vader van verdachte], blz. 4925-4930.
72 Verklaring [moeder van verdachte], blz. 4964.
73 Tapgesprek met nr. 275451201, blz. 4726
74 Tapgesprek met nr. 275461579, blz. 4727.
75 Tapgesprek met nr. 275478183, blz. 4728.
76 Tapgesprek met nr. 275496394, blz. 4729-4730 en tapgesprek met nr. 275500995, blz. 4731.
77 Tapgesprek met nr. 275619305, blz. 4732.
78 Tapgesprek met nr. 275634508, blz. 4733.
79 Kluisoverzicht, blz. 4735.
80 Tapgesprek met nr. 275634513, blz. 4734.
81 Tapgesprek met nr. 270695228 en verklaring [getuige] met bijlagen, blz. 4737-4741.
82 Tapgesprekken met nrs. 270716541, 270716682 en 720725381, blz. 4744-4746.
83 Tapgesprek met nr. 273442247, blz. 4748.
84 Tapgesprek met nr. 275396105, blz. 4753 en verklaring [getuige], blz. 4756-4757 met bijlagen blz. 4758 en 4759.
85 Tapgesprek met nr. 275494094, blz. 4763-4764 en uitdraai kentekenregister RDW, blz. 4765.
86 Tapgesprek met nr. 245471187, blz. 4766 en tapgesprekken met nrs. 275299814, 275533678 en 275536891, blz. 4771-4774.
87 Tapgesprek met nr. 273447241, blz. 4751.
88 Proces-verbaal Belastingdienst, blz. 4831-4832 met bijlagen blz. 4883 t/m 4841.
89 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 5403/5405 en proces-verbaal omschrijving wapens en munitie, blz. 5407 en 5408.
90 Proces-verbaal omschrijving wapens en munitie, blz. 5407 en 5408.
91 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 5403/5405
2
Parketnummer: 01/889107-08
[verdachte]