ECLI:NL:RBSHE:2010:BM2901

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/997512-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met WAO-premieteruggave en computervredebreuk door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van grootschalige fraude met betrekking tot de terugbetaling van WAO-premies. De verdachte, geboren in 1962, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 mei 2007, samen met anderen, valse aanvragen tot terugbetaling van WAO-premies te hebben ingediend bij het UWV. Deze aanvragen waren gebaseerd op valse gegevens over werknemers die niet de status van arbeidsgehandicapte hadden, wat leidde tot onterecht uitgekeerde bedragen aan werkgevers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in strijd met de waarheid handelde door valse documenten op te stellen en in te dienen, en dat hij feitelijk leiding gaf aan deze verboden gedragingen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van computervredebreuk, omdat hij zonder toestemming toegang had verkregen tot de geautomatiseerde systemen van het UWV. Dit deed hij door gebruik te maken van inloggegevens van UWV-medewerkers, die niet meer werkzaam waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze delicten, en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de integriteit van de UWV-werkzaamheden.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de betrokken werknemers en werkgevers, evenals de noodzaak van een strenge normhandhaving in dergelijke gevallen van fraude.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/997512-07
Datum uitspraak: 29 april 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 14 januari 2009, 29 juni 2009, 14 april 2010 en 15 april 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 december 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 januari 2009, 29 juni 2009 en
14 april 2010 is gewijzigd, is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
[BV 1] en/of [BV 2] en/of [BV 3] en/of [BV 4] en/of [BV 5] (hierna te noemen de BV's) meermalen, althans eenmaal, in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans die BV('s), (telkens) opzettelijk (een) aanvraagformulier(en) (met (een) bijbehorende lijst(en) met namen en sofinummers) tot terugbetaling van door (een) werkgever(s)([bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8]) betaalde WAO-premie(s) (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001, zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft laten opmaken, althans heeft vervalst en/of heeft laten vervalsen, hebbende zij, die BV('s), en/of haar medeverdachte(n) alstoen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die/dat aanvraagformulier(en) voornoemd (een) na(a)m(en) van (een) werknemer(s) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [werknemer 3] ([bedrijf 1]) en/of [werknemer 4] en/of [werknemer 5] en/of [werknemer 6] en/of [werknemer 7] en/of [werknemer 8] en/of [werknemer 9] en/of [werknemer 10] en/of [werknemer 11] en/of [werknemer 12] ([bedrijf 2] en [bedrijf 3]) en/of [werknemer 13] en/of [werknemer 14] en/of [werknemer 15] en/of [werknemer 16] en/of [werknermer 17] en/of [werknemer 18] ([bedrijf 4]) en/of [werknemer 19] en/of [werknemer 20] ([bedrijf 7]) en/of [werknemer 21] en/of [werknemer 22] en/of [werknemer 23] en/of [werknemer 24] en/of [werknemer 25] en/of [werknemer 26] ([bedrijf 6]) en/of [werknemer 27] en/of [werknemer 28] en/of [werknemer 29] en/of [werknemer 30] ([bedrijf 5]) en/of [werknemer 31] en/of [werknemer 32] en/of [werknemer 33] ([bedrijf 8]) opgevoerd die niet (volledig) de status van arbeidsgehandicapte(n) (zogenaamde agh-status)in het/de betreffende (premie-)ja(a)r(en) in dienst zijnde bij genoemde werkgever(s) heeft/hebben bij het UWV en/of GAK, waardoor in zake die werknemer(s) ten onrechte WAO-premie(s) geheel en/of gedeeltelijk werd/werden terugbetaald (aan de werkgever(s)), met het oogmerk om voormelde aanvraagformulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[BV 1] en/of [BV 2] en/of [BV 3] en/of [BV 4] en/of [BV 5] (hierna te noemen de BV's) in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die BV('s), meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer aanvraagformulieren (met (een) bijbehorende lijst(en) met namen en sofinummers) tot terugbetaling van door (een) werkgever(s) ([bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8]) betaalde WAO-premie(s) (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001 - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die BV('s) en/of haar medeverdachte(n) op die/dat aanvraagformulier(en) voornoemd heeft opgesteld en/of heeft laten opstellen en/of heeft verstuurd en/of heeft laten versturen naar het UWV en/of GAK,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat die BV('s) en/of haar medeverdachte(n) op die aanvraagformulier(en) (een) na(a)m(en) van (een) werknemer(s) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [werknemer 3] ([bedrijf 1]) en/of [werknemer 4] en/of [werknemer 5] en/of [werknemer 6] en/of [werknemer 7] en/of [werknemer 8] en/of [werknemer 9] en/of [werknemer 10] en/of [werkneme[werknemer 11] en/of [werknemer 12] ([bedrijf 2] en [bedrijf 3]) en/of [werknemer 13] en/of [werknemer 14] en/of [werknemer 15] en/of [werknemer 16] en/of [werknermer 17] en/of [werknemer 18] ([bedrijf 4]) en/of [werknemer 19] en/of [werknemer 20] ([bedrijf 7]) en/of [werknemer 21] en/of [werknemer 22] en/of [werknemer 23] en/of [werknemer 24] en/of [werknemer 25] en/of [werknemer 26] ([bedrijf 6]) en/of [werknemer 27] en/of [werknemer 28] en/of [werknemer 29] en/of [werknemer 30] ([bedrijf 5]) en/of [werknemer 31] en/of [werknemer 32] en/of [werknemer 33] ([bedrijf 8]) opvoert en/of heeft
laten opvoeren die niet (volledig) de status van arbeidsgehandicapte(n) (zogenaamde agh-status) in het/de betreffende (premie-)ja(a)r(en) in dienst zijnde bij genoemde werkgever(s) heeft/hebben bij het UWV en/of GAK, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
2.
[BV 1] en/of [BV 2] en/of [BV 3] en/of [BV 4] en/of [BV 5] (hierna te noemen de BV's) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007 te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die BV('s), (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het UWV heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een totaal bedrag van ongeveer 4.4 miljoen euro, in elk geval van enig bedrag, hebbende die BV('s) en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aanvragen tot terugbetaling van door (een) werkgever(s) ([bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8]) betaalde WAO-premie(s) (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001 ingediend en/of laten indienen t.b.v. (een) werknemer(s) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [werknemer 3] ([bedrijf 1]) en/of [werknemer 4] en/of [werknemer 5] en/of [werknemer 6] en/of [werknemer 7] en/of [werknemer 8] en/of [werknemer 9] en/of [werknemer 10] en/of [werkneme[werknemer 11] en/of [werknemer 12] ([bedrijf 2] en [bedrijf 3]) en/of [werknemer 13] en/of [werknemer 14] en/of [werknemer 15] en/of [werknemer 16] en/of [werknermer 17] en/of [werknemer 18] ([bedrijf 4]) en/of [werknemer 19] en/of [werknemer 20] ([bedrijf 7]) en/of [werknemer 21] en/of [werknemer 22] en/of [werknemer 23] en/of [werknemer 24] en/of [werknemer 25] en/of [werknemer 26] ([bedrijf 6]) en/of [werknemer 27] en/of [werknemer 28] en/of [werknemer 29] en/of [werknemer 30] ([bedrijf 5]) en/of [werknemer 31] en/of [werknemer 32] en/of [werknemer 33] ([bedrijf 8]), waardoor het UWV (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
3.
Hij meermalen, althans eenmaal, in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk en/of in een deel daarvan, namelijk in de/het geautomatiseerde syste(e)m(en) (WEBBR en/of PVWG en/of in e-mailbestanden en/of Wordbestanden en/of in overige bestanden) van UWV en/of GAK, deel uitmakend van het (geautomatiseerde) netwerk van UWV en/of GAK, immers heeft hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), (telkens) zich met (een) niet voor hem bestemde accountna(a)m(en) en/of inlogna(a)m(en) (te weten van [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 3] en/of [medewerker UWV 4]) en met (een) niet voor hem bestemd(e) wachtwo(o)rd(en), toegang verschaft tot het voor [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 3] en/of [medewerker UWV 4] voornoemd gereserveerde deel van het geautomatiseerde netwerk van UWV en/of GAK, met behulp van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, en heeft hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), vervolgens gegevens (in het kader van de aanvraag cq restitutie van Korting-en Vrijstellingsgelden), te weten namen en/of sofinummers en/of burgerservicenummers en/of aansluitnummers en/of arbeidsgehandicaptenstatussen van werknemers en/of van werkgevers van verschillende bedrijven (te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2 en 3] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 10] en/of [bedrijf 6].en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 8]), die waren opgeslagen en verwerkt door middel van het geautomatiseerde werk, waarin hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf/henzelf en/of voor een ander, overgenomen en/of uitgeprint en/of afgetapt en/of gewijzigd en/of verwerkt en heeft hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), (vervolgens) voornoemde (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) gewijzigde) gegevens in dat/die geautomatiseerde syste(e)m(en) en/of geautomatiseerde bestand(en) (opnieuw) ingevoerd en/of geaccordeerd en/of laten invoeren en/of laten accorderen.
4.
Hij meermalen, althans eenmaal, in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) brie(f)(ven), al dan niet op briefpapier van UWV, zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft laten opmaken, althans heeft vervalst en/of heeft laten vervalsen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) alstoen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid die brie(f)(ven) geschreven in naam van [medewerker UWV 2] en/of op die brie(f)(ven) de handtekening/paraaf van die [medewerker UWV 2] geplaatst, met het oogmerk om voormelde brie(f)(ven) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken (D-094, DONA -006, DONA-009 en DONA-007).
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 mei 2007, te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse brieven- zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) die brie(f)(ven) heeft opgesteld en/of heeft laten opstellen en/of uitgeprint en/of laten uitprinten (op briefpapier van UWV) en/of heeft verstuurd en/of heeft laten versturen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) die brie(f)(ven) heeft geschreven in naam van mevrouw [medewerker UWV 2] en/of op die brie(f)(ven) de handtekening/paraaf van die [medewerker UWV 2] voornoemd heeft geplaatst (D-094, DONA -006, DONA-009 en DONA-007)
5.
Hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007 te Eindhoven en/of Venlo en/of Maastricht en/of Bunde en/of Voerendaal en/of Gemert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, telkens opzettelijk een ambtenaar, te weten [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 2] in hun hoedanigheid van teamleider polis en premie van het UWV en/of [medewerker UWV 5] in haar hoedanigheid van assistent-polisbeheerder van de afdeling polis en premie van het UWV, een gift en/of belofte heeft gedaan met het oogmerk om die ambtena(a)r(en) te bewegen in zijn/haar bediening, in strijd met zijn/haar plicht, iets te doen of na te laten en/of een gift en/of belofte heeft gedaan naar aanleiding van hetgeen door die ambtena(a)r(en) in zijn/haar (vroegere) bediening, in strijd met zijn/haar plicht, is gedaan of nagelaten, hebbende hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) die [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 5] voornoemd in voormelde periode de volgende giften gedaan:
- aan [medewerker UWV 2] op 20 januari 2007 een bedrag groot 7.821,52 euro, althans een bedrag; (D-100a en D-100b);
- aan [medewerker UWV 5] op 20 januari 2007 een bedrag groot 10.805,09 euro, althans een bedrag, (D-100c en D-100d);
- aan [medewerker UWV 1] op 29 december 2006 een bedrag groot 1.000,- euro, althans een bedrag, (D-90),
zijnde die gift(en) en/of belofte(n) telkens gedaan met het oogmerk om die [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 5] in zijn/haar bediening, in strijd met zijn/haar plicht te bewegen de toegang te verschaffen tot het gebouw van UWV te Eindhoven en/of tot de geautomatiseerde bestanden van UWV (met behulp van de inlognamen en wachtwoorden van [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 3] en/of [medewerker UWV 4] en/of anderen) en/of het verrichten van diverse werkzaamheden ten behoeve van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of naar aanleiding van het aan verdachte verschaffen van de toegang tot het gebouw van UWV te Eindhoven en/of tot de geautomatiseerde bestanden van het UWV (met behulp van inlognamen en wachtwoorden van [medewerker UWV 2] en/of [medewerker UWV 1] en/of [medewerker UWV 3] en/of [medewerker UWV 4] en/of anderen) en of het verrichten van diverse werkzaamheden ten behoeve van verdachte en/of zijn medeverdachte(n).
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is ten aanzien van het tweede feit na de met namen genoemde werknemers een stuk tekst weggevallen. Gelet op de samenhang met het eerste feit constateert de rechtbank dat het de tekst 'die niet de status van arbeidsgehandicapte (zogenaamde agh-status) in het betreffende (premie-)jaar in dienst zijnde bij genoemde werkgever had' betreft.
Het oplichtingsmiddel dat de officier van justitie heeft omschreven onder punt 2 in de dagvaarding heeft betrekking op exact dezelfde feitelijke handelingen als die onder punt 1 in de dagvaarding zijn omschreven, te weten kort gezegd en voor zover hier van belang het opzettelijk in strijd met de waarheid doen van een aanvraag die betrekking heeft op een aantal werknemers met een agh-status van een aantal nader in de dagvaarding opgesomde bedrijven, terwijl de werknemers (in werkelijkheid) niet de agh-status hadden. Om die reden ziet de rechtbank dat deel als kennelijk omissie in de tekst van de tenlastegelegde oplichting en voegt zij dit tekstdeel toe. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is primair van mening dat feit 5 van de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard. De omschrijving "het verrichten van diverse werkzaamheden" is zodanig vaag dat daartegen geen gericht verweer is te voeren.
Het standpunt van de officier van justitie.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De verdediging weet precies waartegen zij zich kan verweren. Het verweer van de raadsman dient te worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank.
De dagvaarding is, bezien tegen de achtergrond van het dossier (met name de verklaringen van de betrokken UWV medewerkers en uitleg over de werkwijze van het UWV met betrekking tot de AGH-aanvragen) voldoende helder om zich tegen te kunnen verweren. Dit is ook gebleken bij de inhoudelijke behandeling ter zitting, maar ook eerder bij gelegenheid van de getuigenverhoren door de rechter-commissaris waarbij de verdediging gericht vragen heeft gesteld en kunnen stellen, met als uitgangspunt deze tenlastelegging.
Ook overigens is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de integrale niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit op grond van (in onderlinge samenhang te bezien) het navolgende.
Er is volgens hem sprake van misbruik maken van het strafrecht en strafvorderlijke bevoegdheden. Het openbaar ministerie loopt in deze zaak aan de leiband van het UWV en de SIOD. Er is geen sprake geweest van een eerlijk onderzoek tegen zijn cliënt. Het onderzoek is volstrekt eenzijdig ten nadele van zijn cliënt verricht door de SIOD. Ook is er nauw samengewerkt tussen de SIOD, het UWV en het functioneel parket.
De aangifte tegen zijn cliënt is kennelijk gedaan om het falen van de UWV-organisatie te maskeren. In deze zaak is door verbalisanten opzettelijk een onjuist proces-verbaal opgemaakt in verband met de te late invrijheidstelling van de [medeverdachte 1]. Hij had op
3 september 2007 om uiterlijk 11.50 uur in vrijheid gesteld moeten zijn, maar dat is pas later gebeurd. Er is niet alleen sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving van de [medeverdachte 1], maar er is ook een vals ambtsedig proces-verbaal opgemaakt. Er ontstaat hierdoor twijfel aan de juistheid van alle processen-verbaal in deze zaak. Verder bevat het dossier lang niet alle relevante stukken.
In deze zaak ontbreekt het publiek belang om een strafvervolging in te stellen. Bovendien is bij de beslissing wie er dan wel vervolgd moet worden overduidelijk volstrekt willekeurig gehandeld. Een persoon als [getuige 1] had vervolgd moeten worden, indien het openbaar ministerie werkelijk meende dat er een strafrechtelijk optreden gewenst en noodzakelijk was.
De verhoren van verdachte en de medeverdachten tijdens het opsporingsonderzoek zijn zeer indringend gevoerd. Zij zijn gedurende enkele dagen zeer indringend gehoord. Cliënt en zijn medeverdachten zijn fatsoenlijke, normale burgers en waren nog nooit eerder in een politiecel opgesloten geweest. Er is met stemverheffing gesproken tegen cliënt en de medeverdachten. Er zijn nare opmerkingen gemaakt over verdachte en anderen. Er is een zodanige druk uitgeoefend op zijn cliënt en zijn medeverdachten dat er sprake is van schending van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering.
Het openbaar ministerie heeft bovendien alle onderzoeksgegevens beschikbaar gesteld aan het UWV, dat die gegevens heeft gebruikt in andere geschillen met een van zijn cliënten. Daarbij zijn ook gegevens gebruikt die thans geen deel uitmaken van het strafdossier, zoals in de zaak NH-Hotels.
Gelet op hetgeen hiervoor is aangevoerd ten aanzien van het optreden van de opsporingsambtenaren tijdens de verhoren bepleit de raadsman subsidiair dat de resultaten van deze verhoren niet gebruikt mogen worden als bewijsmiddel.
Indien de rechtbank twijfel mocht hebben aan hetgeen cliënt en de medeverdachten hebben verklaard, verzoekt de verdediging subsidiair om de zaak aan te houden, om alle verbalisanten in deze zaak bij de rechter-commissaris als getuige te kunnen horen.
In deze zaak is de redelijke termijn als bedoeld in art.6 EVRM geschonden. De zaak is begonnen met de doorzoekingen in mei 2007. Los van de lange (totaal)termijn van meer dan twee jaar is er ook sprake van een lange termijn van inactiviteit aan de zijde van het openbaar ministerie tussen 2007 en 14 januari 2009, de eerste zittingsdag in deze zaak.
Bij de procedures die zijn gevolgd op de herziening van de terugbetaling van de uitgekeerde WAO-restitutie door het UWV zijn de bedrijven in het gelijk gesteld. Het UWV kan dus niet terugvorderen.
Dit samenstel van onherstelbare vormverzuimen en schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde dient er toe te leiden dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard. Er is door en onder (eind)verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie opzettelijk en/of met grove veronachtzaming gehandeld in strijd met de belangen van zijn cliënt en de medeverdachten waardoor aan hun recht op een eerlijke behandeling van hun zaak op ernstige wijze tekort is gedaan.
Tenslotte wijst de raadsman op de grote impact die de strafzaak op zijn cliënt en diens gezin heeft gehad. De zaak loopt al drie jaar. Allereerst zijn er de sociale en psychische gevolgen. De media-aandacht blijft gericht op hem.
Maar ook zakelijk zijn de gevolgen groot. Door het conservatoir beslag kan zijn cliënt zakelijk niet verder met zijn ondernemingen, te weten [BV 2] en [BV 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de door de raadsman gevoerde verweren dienen te worden verworpen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt deze verweren, en zal deze hierna puntsgewijs bespreken.
In de aangifte geeft de vertegenwoordiger van het UWV nadrukkelijk aan dat er ook aan de zijde van (medewerkers van) de UWV-organisatie fouten zijn gemaakt aangaande, kort gezegd, de wijze waarop verdachte binnen de UWV-afdeling heeft kunnen en mogen werken met goedvinden van sommige leidinggevenden van het UWV. De aangifte strekt er echter (vooral) toe dat door [verdachte] buiten de afspraken (en gedoogd kopiëren en inzien van bestanden) verder strekkende handelingen heeft verricht, zoals het plegen van valsheid in geschrift, oplichting, computervredebreuk en omkoping van ambtenaren.
Van een eenzijdig onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Indien en voor zover het opsporingsonderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de aangifte een zekere kleuring had, heeft de verdediging de gelegenheid gekregen (en gebruikt) de tegen verdachte ingebrachte verklaringen te onderzoeken in een verhoor bij de rechter-commissaris. Ook heeft de verdediging alle gelegenheid gehad op andere wijze relevant geachte stukken in te brengen.
Het opsporingsonderzoek is ingesteld naar aanleiding van een intern vooronderzoek binnen het UWV en daaruit kon in redelijkheid het vermoeden ontstaan dat verdachte en/of (een van) zijn rechtsperso(o)n(en) zich, al dan niet met een of meer derden, mogelijk schuldig had(den) gemaakt aan grootschalig geknoei met aanvragen teruggaaf WAO-premie en een aantal daarmee in meer of mindere mate samenhangende delicten als computervredebreuk en omkoping. Mede gelet op de omvang van de verdenking is inzet van strafrechtelijke middelen, waaronder bijzondere opsporingsmiddelen (zoals telefoontap) en vrijheidsbenemende dwangmiddelen (aanhouding, inverzekeringstelling en bewaring) toegelaten en ook anderszins niet onbegrijpelijk.
De verwijzing van de verdediging naar [getuige 1] mist elke grondslag. Op geen enkele wijze is uit het onderzoek gebleken dat deze UWV-medewerker een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen, terwijl het onderzoek evenmin aanleiding gaf daar onderzoek naar te doen. Bovendien geldt dat beslissingen van het openbaar ministerie (g)een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en/of een beslissing iemand wel of niet te vervolgen door de rechtbank slechts beperkt kunnen worden getoetst.
Uit niets is gebleken dat ter zake de invrijheidstelling van [medeverdachte 1] opzettelijk een onjuist proces-verbaal is opgemaakt. De enkele indruk bij [medeverdachte 2] dat zij (erg) lang heeft moeten wachten op de vrijlating van haar broer is daartoe onvoldoende. Er bestaat geen noodzaak op dit punt aanvullend onderzoek te doen.
Hierboven is al aangegeven dat (en waarom) de rechtbank de inzet van vrijheidsbenemende dwangmiddelen gerechtvaardigd acht. Een verhoorsituatie is naar zijn aard voor een gehoorde persoon een ingrijpende gebeurtenis. Zo iemand is de vrijheid ontnomen en de verhorende opsporingsambtenaren bepalen in overwegende mate de onderwerpen die in het verhoor aan de orde komen. Een zekere mate van verdergaande druk, bijvoorbeeld door verhoortechniek, stemverheffing, vormen van confrontatie met andere aangehouden personen in het onderzoek en/of vergelijkingen of andere minder prettige opmerkingen over de persoon van de verdachte en/of medeverdachten kunnen daarbij voorkomen. Daarbij geldt dat de mate van druk niet zodanig groot mag worden dat verdachte gedwongen wordt een verklaring af te leggen.
Hetgeen door de verdediging is geschetst levert, ook in onderling verband bezien, geen zodanige ontoelaatbare vorm van druk op. De enkele omstandigheid dat een aantal medeverdachten ondanks afspraak met hun raadsman toch een verklaring heeft afgelegd kan niet gelden als aanwijzing dat er wel sprake is geweest van een zodanige druk. Onderzoek naar de juistheid van hetgeen door de verdediging is gesteld over de wijze van verhoren kan daarom achterwege blijven. Er is dus geen noodzaak aanwezig voor nader onderzoek op dit punt.
De juridische basis voor het verstrekken van een kopie van het opsporingsonderzoek aan het UWV door het openbaar ministerie ligt in artikel 51d van het Wetboek van Strafvordering. De verstrekking geschiedt primair met het doel om de benadeelde partij zich te (kunnen) laten voegen in het strafproces en de vordering te onderbouwen met stukken uit het opsporingsonderzoek. Het Wetboek van Strafvordering sluit echter ander gebruik niet uit en geeft evenmin aan dat alleen die stukken verstrekt mogen worden die betrekking hebben op feiten die staan vermeld op de dagvaarding. Van een onherstelbaar vormverzuim kan daarom geen sprake zijn. Evenmin is op dit punt gebleken van enig ander handelen in strijd met de regels van strafvordering of de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM niet geschonden. Als aanvangstijdstip voor verdachten kan worden aangeknoopt bij de datum van de aanhouding eind augustus 2007. Het betreft een zeer omvangrijk dossier. De eerste zittingsdatum was in januari 2009. Daarna zijn door de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging getuigen gehoord. Onder deze omstandigheden is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen of schendingen van een behoorlijke procesorde. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
De officier van justitie kan aldus in zijn vervolging worden ontvangen.
De schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 primair en feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat gelet op de onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in het standpunt ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie, subsidiair, bewijsuitsluiting moet volgen.
Daarnaast hebben de lijnmanager en de teamleiding van het UWV ingestemd met de gehanteerde werkwijze van verdachte met betrekking tot de zogenaamde 1 dags meldingen. Voorts zijn ten aanzien van de feiten 1 en 2 de originele K&V aanvragen van de tenlastegelegde werkgevers niet meer te achterhalen, waardoor niet meer kan worden gesproken van een geschrift als bedoeld bij valsheid in geschrift.
Ook heeft het mogelijk onjuist opvoeren van werknemers op de K&V aanvragen geen bewijsbestemming omdat het UWV deze aanvragen beoordeelt en bij de toekenning van de K&V-gelden geen rekening houdt met de werknemers waarvan het UWV van oordeel is dat deze ten onrechte zijn opgevoerd. De verdediging benoemt dit als 'vragen staat vrij'.
Vervolgens is aangevoerd dat verdachte een zogenaamd pleitbaar standpunt heeft. Hij mocht menen dat hij niet onjuist heeft gehandeld en hooguit een onschuldige fout heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat het UWV niet is bewogen tot afgifte van K&V-gelden.
Ten aanzien van feit 3 bepleit de verdediging dat verdachte niet wederrechtelijk in de systemen van het UWV is binnengedrongen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte toestemming had om de systemen van het UWV in te zien. Daarnaast werd het maken van printjes uit deze systemen gedoogd, evenals het gebruik van een user account van een UWV-medewerk(st)er die afwezig was.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging aangevoerd dat de UWV-medewerkers niet in strijd met hun plicht werkzaamheden voor verdachte hebben verricht.
Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de betaling aan de dames [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] niet als gift kan worden gezien.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel het volgende.
Op 3 mei 2007 heeft [getuige 2], voorzitter van de Raad van Bestuur van Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangifte gedaan van onder meer oplichting, valsheid in geschrift en computervredebreuk.1
Vervolgens heeft [getuige 3], plaatsvervangend voorzitter Raad van Bestuur van UWV op 21 augustus 2007 een (aanvullende) aangifte gedaan terzake onder meer oplichting, valsheid in geschrift en computervredebreuk.2
Ten aanzien van feit 1.
De aanvragen korting en vrijstelling (K&V) ingediend bij het UWV op basis waarvan de premierestitutie is uitgekeerd. Het gaat om de volgende aansluitnummers.
Aansluitnummer 010-100.725.25-01-01 [bedrijf 1] (=[bedrijf 1]).
Aanvraag K&V d.d. 16 november 2006 (premiejaren 1998 + 1999) op naam van [getuige 4]. Dit betreft D-032a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [medewerker 1] (pagina 2440 en 2463), [medewerker 2] (pagina 2440 en 2463) en [werknemer 3] (pagina 2440 en 2463) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.3
[getuige 4] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij de betreffende aanvraag K&V niet heeft gezien en dat hij zijn handschrift op dit formulier niet herkent.4
De overeenkomst tussen [BV 2] en [bedrijf 1] d.d.
13 november 2006 ten behoeve van het indienen van een verzoek tot WAO-premierestitutie bij het UWV is ondertekend door verdachte en [medeverdachte 1] en een niet bij naam genoemde persoon namens [bedrijf 1]. Dit betreft document
D-033h.5
Aansluitnummer 025-103.892.43-03-01 [bedrijf 2].
Aanvraag K&V d.d. 14 december 2006 (premiejaren 2000 + 2001) op naam van [medewerker BV], [BV 3]. Dit betreft D-026a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 4] (pagina 2352 en 2358), [werknemer 5] (pagina 2352 en 2358), [werknemer 6] (pagina 2353 en 2359), [werknemer 6] (pagina 2353 en 2359), [werknemer 7] (pagina 2355), [werknemer 8] (pagina 2356 en 2361) en [werknemer 9] (pagina 2356 en 2361) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.6
Aansluitnummer 025-103-993.62-03-01 [bedrijf 3].
Aanvraag K&V d.d. 13 december 2006 (premiejaren 2000 + 2001) op naam van [medewerker BV], [BV 3]. Dit betreft D-029a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 10], [medewerker 11] en [werknemer 12] (allen op pagina 2398) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.7
De brief van verdachte, namens [BV 2], van januari 2007 en gericht aan [bedrijf 3], ter attentie van [medewerker bedrijf 3]. In deze brief geeft verdachte aan dat [BV 2] in samenwerking met [BV 3] in 2006 voor [bedrijf 3] al een opmerkelijk resultaat heeft geboekt in het kader van de regeling K&V.8
Aansluitnummer 010.146.501.67-01-01 [bedrijf 4] BV.
Aanvraag K&V d.d. 12 december 2006 (premiejaren 1998 en 1999) op naam van [bedrijf 9] p.o. [medewerker bedrijf 9]. Dit betreft D-038a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 13], [werknemer 14], [werknemer 15], [werknemer 16] (allen pagina 2548 en 2549), [medewerker 17] (pagina 2549) en [werknemer 18] (pagina 2548 en 2549) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.9
De overeenkomst tussen [BV 2] en [bedrijf 4] BV d.d.
4 december 2006 ten behoeve van het indienen van een verzoek tot WAO-premierestitutie bij het UWV is ondertekend door verdachte en [medeverdachte 1] en A. [werknemer 15]. Dit betreft document D-039a.10
Aansluitnummer 022-106.929.49-01-01 [bedrijf 5].
Aanvraag K&V d.d. 15 november 2006 (premiejaren 2000 + 2001) op naam van [BV 3], [medewerker BV]. Dit betreft D-050a (2000) en D-050j (2001). Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 27], [werknemer 28], [werknemer 29] (allen op pagina 2713 en 2722) en [werknemer 30] (op pagina 2713 en 2723) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.11
Aansluitnummer 010-100.665.84-01-01 [bedrijf 6].
Aanvraag K&V d.d. 25 februari 2006 (premiejaren 1998 tot en met 2001) op naam van [BV 5], [medeverdachte 3]. Dit betreft D-047a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 21] (pagina 2660, [werknemer 22] (pagina 2652, 2660, 2668 en 2676), [werknemer 23] (pagina 2652, 2660, 2668 en 2676), [werknemer 24] (pagina 2660), [werknemer 25] (pagina 2668 en 2676) en [werknemer 26] (pagina 2676) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.12
Tijdens de doorzoeking op 8 mei 2007 wordt bij verdachte een klantencontactformulier aangetroffen waarop als klantnaam '[bedrijf 6]' en als contactpersoon [BV 5] staat vermeld en het onderwerp 'K&V' is. Bij de omschrijving staat vermeld: 'verwerkt, gefactureerd en betaald'.13
Aansluitnummer 025-112.939.67-01-01 [bedrijf 7].
Aanvraag K&V d.d. 29 november 2006 (premiejaren 2000 en 2001) op naam van
[medewerker BV], [BV 3]. Dit betreft D-041a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 19] (pagina 2606 en 2608 achterzijde) en [werknemer 20] (pagina 2604 achterzijde en 2607) en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden.14
Bij de doorzoeking op 8 mei 2007 is in de computer van [medeverdachte 1] een e-mailbericht aangetroffen waarin verdachte zijn compagnon [medeverdachte 1]) vraagt om aan [medeverdachte 4]) te vragen wanneer het contract van [bedrijf 7] is getekend. Hij geeft aan dat de aanvraag van [bedrijf 7] op 20 december 2006 door het UWV is verwerkt en dat de datum van de aanvraag voor deze periode moet liggen.15
Aansluitnummer 010-100.754.51-01-01 [bedrijf 8] ([bedrijf 10]).
Aanvraag K&V d.d. 18 december 2006 (1999) op naam van [medewerker BV], [BV 3]. Dit betreft D-035a. Op deze aanvraag staan de namen van de in de tenlastelegging genoemde werknemers [werknemer 31], [werknemer 32] en [werknemer 33] en in het aanvullend proces-verbaal van de SIOD is verwoord waarom deze niet opgevoerd hadden mogen worden. (D-035a-1, p2531-2533).16
In het aanvullende proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2010 wordt uiteengezet welke van de in de tenlastelegging genoemde werknemers ten onrechte door verdachte zijn opgevoerd en waarom. Het betreft alle tenlastegelegde werknemers van de hiervoor genoemde werkgevers, met dien verstande dat ten aanzien van de werknemer [medewerker 17] ([bedrijf 4]) geldt dat deze voor het jaar 1998 wel opgevoerd mocht worden.
Tijdens de doorzoeking op 8 mei 2007 worden bij verdachte twee e-mails in zijn computer aangetroffen. Deze e-mails zijn afkomstig van twee dames, te weten [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] en bevatten aansluitnummers van ondernemingen waarvoor zij werkzaamheden hebben uitgevoerd voor verdachte. Op deze lijsten komt onder meer een aantal van de tenlastegelegde ondernemingen voor, te weten [bedrijf 1] (pagina 3955 en 3962), [bedrijf 5] (pagina 3961), [bedrijf 4] (pagina 3951) en [bedrijf 7] (pagina 3962).17
Het verhoor van [medewerker UWV 2].
Zij heeft verklaard dat ze in november 2006 aan de afdeling ICT van het UWV heeft verzocht om alle inlogcodes van de medewerkers van haar afdeling te blokkeren, behalve de inlogcodes van haarzelf en van [medewerker UWV 1].
Ze is na 14 december 2006 alleen op 19 december 2006 nog even op kantoor geweest om te controleren of haar afwezigheidassistent werkte. Zij zag toen dat verdachte en [medewerker UWV 1] op kantoor aanwezig waren. In de periode na 14 december 2006 is er met haar inlogcode in het systeem van het UWV ingelogd en zijn op deze wijze K&V aanvragen ingediend. Zij heeft ook verklaard dat haar inlogcode bij veel medewerkers op haar afdeling bekend was. Op haar bureau stond ook een extra computer. Als ze er zelf niet was konden de collega's van die computer gebruik maken. De inlogcode voor die computer was dezelfde als die van haar gewone computer. Als er onder haar code is ingelogd, dan is dat volgens haar zonder haar uitdrukkelijke toestemming en buiten haar medeweten geweest. Ze geeft aan dat zij zelf nooit een K&V aanvraag heeft ingediend of gecontroleerd.
Verdachte heeft een opleiding met betrekking tot de K&V regeling verzorgd op haar afdeling Polis en Premie van het UWV. [getuige 1] heeft haar verteld dat verdachte toestemming had om de systemen van het UWV te raadplegen om de arbeidsgehandicapte-statussen van werknemers na te kijken. Dat deed hij niet voor het UWV maar voor zijn eigen onderneming. Zij heeft gezien dat verdachte printjes heeft gemaakt uit het systeem van het UWV. Ze heeft ook gezien dat hij printjes mee naar huis nam. Soms betrof het hele stapels met printjes. Verdachte heeft geen eigen account gekregen, maar heeft volgens haar permanent op het account van [medewerker UWV 3] gewerkt, die het hele jaar afwezig was. Ze gebruikte haar user account van PVWG nauwelijks of niet. Ze kan zelf geen aanvraag K&V invoeren.
Eind oktober 2006 zijn er problemen geweest. [getuige 1] heeft toen tegen verdachte gezegd dat hij maar even thuis moest blijven. Ze weet dat verdachte na een week met medeweten van [getuige 1] weer op haar afdeling op het kantoor in Eindhoven kwam en weer aan het werk is gegaan voor zijn onderneming.18
Het verhoor van [getuige 5].
Ze verkaart dat [medewerker UWV 6] uit principe niet voor verdachte wilde werken. Zij was het niet eens met de gang van zaken en ook niet dat hij uit dienst was en toch op de afdeling werkte. In mei 2006 heeft ze samen met anderen van verdachte een uitleg gekregen over de beoordeling van aanvragen in het kader van de K&V regeling. Verdachte zat achter de computer en liet zien hoe gegevens in het PVWG systeem verwerkt diende te worden.
Op een gegeven moment was verdachte dagelijks aan het werk op de afdeling. Hij wist de inlognaam en het password van [medewerker UWV 2]. In de periode dat verdachte op de afdeling waar zij werkte aanwezig was, heeft hij vele uitdraaien gemaakt uit de UWV systemen. Ze moest soms na het printen wel een halfuur wachten omdat hij printopdrachten had gegeven. Ze heeft gezien dat verdachte in WeBBR en in PVWG werkte. Ze zag dat op zijn scherm. Hij heeft op een gegeven moment aan alle medewerkers op de afdeling gevraagd of ze de door hem aangegeven WEBBR printjes alvast wilden uitdraaien, zodat hij deze in PVWG kon verwerken.19
Het verhoor van [medewerker UWV 6].
Ze heeft verklaard dat het proces van de regeling K&V officieel volgens de instructie/richtlijn als volgt verloopt:
De aanvraag komt binnen bij het UWV. De datum van ontvangst wordt gestempeld, omdat dit van belang is voor het tijding indienen van de aanvraag. Daarna wordt de aanvraag beoordeeld. In het systeem WEBBR en BRDV controleerde ze of de opgevoerde werknemers de status van arbeidsgehandicapte had en ook of deze werknemer in dienst was of was geweest bij de werkgever die de aanvraag deed. Ze maakte van deze gegevens elk een print uit het systeem. Van belang was de datum van indiensttreding en de datum waarop iemand AGH was of was geworden.
Ze verwijst voor de procedure K&V naar de instructie zoals door haar aan de verbalisanten wordt getoond. Dit betreft document D-28 (pagina 1923 tot en met 1934).
In de jaren voor 2006 werd in Eindhoven conform deze instructie gewerkt. Dat was veel werk omdat veel navraag gedaan moest worden bij uitkeringsafdelingen en bij andere uitvoeringsinstellingen.20
Het verhoor van [getuige 6].
Ze is werkzaam op de afdeling BPO UGD op het hoofdkantoor van het UWV in Amsterdam. Deze afdeling draagt zorg voor onder andere de uitleg van wet- en regelgeving op het gebied van premieheffing, waartoe ook de K&V-regeling valt. De aansturing van mensen die deze regeling toepasten was eerste verantwoordelijkheid van de lijnmanager van de afdeling Polis en Premie van het UWV. Haar afdeling kan niet afdwingen dat de mensen in het land de leidraad (document D-054 op de pagina's 2791 tot en met 2825) volgen.
Ik sluit niet uit dat de leidraad regeling K&V binnen de afdelingen Polis en Premie uit praktische overwegingen niet altijd werd gevolgd. De regeling K&V is per 1 januari 2002 afgeschaft. Wordt de leidraad K&V niet gevolgd dan is dat in principe buitenwettelijk.
Het is mogelijk dat een persoon die vanaf 2000 een WAO-uitkering van het UWV ontvangt, in het jaar 1999 (gedurende het jaar Ziektewet) de status arbeidsgehandicapte krijgt, maar dat kan alleen als er een medisch/arbeidsdeskundig onderzoek plaats had gehad, waarbij deze status werd aangenomen. In zo'n geval is een verklaring van de Arbodienst onvoldoende.21
Het verhoor van [getuige 7].
Hij heeft verklaard dat er na 2002 door de afdeling AG van het UWV per werknemer werd beoordeeld of deze de arbeidsgehandicaptestatus kreeg. Indien de status nog niet bekend was, diende een individuele beoordeling plaats te vinden door een verzekeringsarts, al dan niet in combinatie met een onderzoek door een arbeidsdeskundige. Als de AGH-status werd vastgesteld, werd dit middels een beschikking van het UWV bevestigd.
De verwijzing met dezelfde begin- en einddatum WAO in het systeem Webbr betekent dat de wachttijd vervuld is en dat er een aanvraag WAO is gedaan. In Webbr kun je niet zien of zo iemand daadwerkelijk AGH'er is of niet. Hij kan zich niet voorstellen dat er een afspraak is gemaakt dat personen met dezelfde begin- en einddatum in Webbr mochten worden aangemerkt als AGH-er. Hij heeft telefonisch contact opgenomen met [medewerker UWV 7] en uit dat gesprek bleek dat de afspraken die [medewerker UWV 1] in de e-mail (zie document D-025 op de pagina's 2343 tot en met 2349) aanhaalt nooit zijn gemaakt.22
Het verhoor van [getuige 8].
Hij is tot eind 2006 teammanager van de afdeling Polis en Premie bij het UWV in Haarlem.
Het beleid ten aanzien van de beoordeling van K&V aanvragen lag er al voor 2006. De werkinstructies werden gemaakt door de afdeling CPB in Amsterdam, een centrale club die het beleid uitzette. Inzage in de UWV-systemen door derden, ook al was het een oud-werknemer werd niet toegestaan.
In het managementteam zijn maatregelen besproken in verband met efficiënter werken. Het document DONA-001 (p3881) is in Haarlem nooit gehanteerd. Hij liet altijd een controle uitvoeren en in de genoemde situatie liet hij navraag doen bij de afdeling AG.
De werkinstructie (document D-067 op de pagina's 2956 tot en met 2964) herkent hij. Deze stond op het polisnet van het UWV en deze werd in Haarlem ook in 2006 gehanteerd. In het geval dat het vaststellen van de AGH-status erg lang op zich liet wachten, werd de betreffende werknemer niet meegenomen bij toekenning van de premieteruggave. Dat werd door het kantoor in Haarlem ook bekend gemaakt aan de werkgever.23
Meest subsidiair is ten aanzien van dit feit op de dagvaarding aangevoerd dat alleen de namen van de in de dagvaarding genoemde werknemers in geval van een bewezen- verklaring en het daarmee samenhangende bedrag aan premierestitutie in beschouwing mogen worden genomen bij de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het onderzoek ter zitting is niet gebleken dat de door de officier van justitie in samenspraak met de SIOD gekozen werkwijze, waarbij telkens een onderzoek is verricht op basis van steekproefsgewijs onderzoek van een aantal werknemers per aanvraag premierestitutie, heeft bestaan uit een voor de verdachte negatieve steekproef. Dat dit niet het geval is geweest blijkt uit het feit dat tijdens het latere heronderzoek van het UWV is vastgesteld dat veel andere medewerkers per aanvraag eveneens ten onrechte zijn opgevoerd als arbeidsgehandicapte. Ten aanzien van dit punt merkt de rechtbank op dat de uiteindelijke bestuursrechtelijke uitspraken aangaande de (on)mogelijkheid om te komen tot een herziening er in deze strafzaak niet toe doen, omdat deze herzieningsbeslissingen zijn vernietigd op grond van omstandigheden die niet de materiële inhoud raken van de bestreden beschikking tot herziening.
Ten aanzien van feit 2.
De onder 1 tenlastegelegde valsheid in geschrift, voor zover dit betreft het onterecht opvoeren van een werknemer met een status van arbeidsgehandicapte, is zodanig nauw verweven met feit 2 dat de aangehaalde feiten en omstandigheden onder feit 1 als hier herhaald en ingelast kunnen worden beschouwd.
Voorts is uit het procesdossier naar voren gekomen dat ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde werkgevers de onterecht verleende WAO-premierestitutie is teruggevorderd.
Ten aanzien van [bedrijf 1].
De onderneming [bedrijf 1] (hierna [andere naam bedrijf 1] te noemen) heeft bij het UWV een aanvraagformulier voor de uitbetaling van K&V-gelden ingediend. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werden voor de premiejaren 1998 en 1999 twee beschikkingen opgesteld door het UWV waarin een uitkering van in totaal € 3.651.328,44 aan [andere naam bedrijf 1] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor de premiejaren 1998 respectievelijk 1999 aan [andere naam bedrijf 1] herzien.
Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag waren opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status.
Over het premiejaar 1998 werd de uitkering met een bedrag van € 1.094.525,14 verlaagd. Over het premiejaar 1999 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 967.859,20.
Het totaalbedrag van € 2.062.384,34 wordt door het UWV van [andere naam bedrijf 1] teruggevorderd.24
Ten aanzien van [bedrijf 2] en [bedrijf 3].
De ondernemingen [bedrijf 3] en [bedrijf 2] (hierna samen [bedrijf 2 en 3] te noemen) hebben samen bij het UWV 4 aanvraagformulieren ingediend voor de uitbetaling van K&V-gelden. Door de twee genoemde ondernemingen zijn elk twee aanvraagformulieren ingediend. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werd door het UWV een uitkering van in totaal
€ 1.379.056,67 aan [bedrijf 2 en 3] toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor de premiejaren 1998, 2000 en 2001 respectievelijk 1999, 2000 en 2001 aan [bedrijf 2 en 3] herzien. Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag
waren opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status.
[bedrijf 2 en 3] Nederland:
Over het premiejaar 1998 werd de uitkering met een bedrag van € 33.850,64 verlaagd. Over het premiejaar 2000 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 98.905,94. Over het premiejaar 2001 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 86.731,46.
[bedrijf 2]:
Over het premiejaar 1999 werd de uitkering met een bedrag van € 312.757,12 verlaagd. Over het premiejaar 2000 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 341.681,53. Over het premiejaar 2001 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 271.730,85.
Het totaalbedrag van € 1.145.657,54 wordt door het UWV van [bedrijf 2 en 3] teruggevorderd.25
Ten aanzien van [bedrijf 4].
De onderneming [bedrijf 4] (hierna [bedrijf 4] te noemen) heeft bij het UWV een aanvraagformulier voor de uitbetaling van K&V-gelden ingediend. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werd voor de premiejaren 1998 en 1999 twee beschikkingen opgesteld door het UWV waarin een uitkering van in totaal € 68.518,99 aan [bedrijf 4] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor de premiejaren 1998/1999 aan [bedrijf 4] herzien. Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag waren opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status. Over de premiejaren 1998 en 1999 werd de uitkering in zijn geheel teruggedraaid. Er bestond geen recht op uitkering.
Het gehele bedrag van € 68.518,99 wordt door het UWV van [bedrijf 4] teruggevorderd.26
Ten aanzien van [bedrijf 8].
De onderneming [bedrijf 4] (hierna [bedrijf 8] te noemen) heeft bij het UWV een aanvraagformulier voor de uitbetaling van K&V-gelden ingediend. De bedrijfsnaam van [bedrijf 4] werd later gewijzigd in [bedrijf 8]. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werd voor het premiejaar 1999 een beschikking opgesteld door het UWV waarin een uitkering van € 121.202.88 aan [bedrijf 8] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor het premiejaar 1999 aan [bedrijf 8] herzien. Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag was opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status. Over dit premiejaar werd de uitkering met een bedrag van € 39.692,61 verlaagd. Het bedrag wordt door het UWV van [bedrijf 8] teruggevorderd.27
Ten aanzien van [bedrijf 7].
De onderneming [bedrijf 7] heeft bij het UWV een aanvraagformulier voor uitbetaling van K&V-gelden ingediend. De onderzochte aanvraag had betrekking op de premiejaren 2000 en 2001. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werden voor de premiejaren 2000 en 2001 twee beschikkingen opgesteld door het UWV waarin een uitkering van in totaal € 784.636,82 aan [bedrijf 7] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor de premiejaren 2000 en 2001 aan [bedrijf 7] herzien. Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag was opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status. Over het premiejaar 2000 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 135.106,71. Over het premiejaar 2001 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 146.398,57. Het totaalbedrag van € 281.505,28 wordt door het UWV van [bedrijf 7] teruggevorderd.28
Ten aanzien van [bedrijf 6].
De onderneming [bedrijf 6] (hierna Habets te noemen) heeft bij het UWV een aanvraagformulier ingediend voor de uitbetaling van K&V-gelden. Het aanvraagformulier had blijkens een handmatig geplaatste notitie betrekking op de premiejaren 1998 tot en met 2001. Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werden voor de premiejaren 1998 tot en met 2001 vier beschikkingen opgesteld door het UWV waarin een uitkering van in totaal € 57.659,13 aan [bedrijf 6] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de reeds genoemde hercontrole de toekenning van K&V-gelden voor de premiejaren 1998 tot en met 2001 aan [bedrijf 6] herzien. Hierbij werd geconstateerd dat een deal van de werknemers ten onrechte op de aanvraag was opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status. Over het premiejaar 1998 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 13.263,54. Over het premiejaar 1999 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 12.615,54. Over het premiejaar 2000 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 11.476,10. Over het premiejaar 2001 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 14.304,97. Het totaalbedrag van € 51.660,15 wordt door het UWV van [bedrijf 6] teruggevorderd.29
Ten aanzien van [bedrijf 5].
De onderneming [bedrijf 5] heeft bij het UWV twee aanvraagformulieren voor uitbetaling van K&V-gelden ingediend. De onderzochte aanvraag had betrekking op de premiejaren 2000 en 2001. Op de aanvraagformulieren was niet ingevuld op welk premiejaar de aanvragen betrekking hadden.
Op basis van de aangeleverde informatie in het aanvraagformulier met bijlagen werden voor de premiejaren 2000 en 2001 twee beschikkingen opgesteld door het UWV waarin een uitkering van in totaal € 56.249,23 aan [bedrijf 5] werd toegekend en uitgekeerd.
Door het UWV werd in het kader van de reeds genoemde hercontrole de toekenning van K&Vgelden voor de premiejaren 2000 en 2001 aan [bedrijf 5] herzien.
Hierbij werd geconstateerd dat een deel van de werknemers ten onrechte op de aanvraag was opgevoerd als zijnde werknemers met de AGH-status. Over het premiejaar 2000 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 16.327,46. Over het premiejaar 2001 werd de uitkering verlaagd met een bedrag van € 16.819,36. Het totaalbedrag van € 33.146,82 wordt door het UWV van [bedrijf 5] teruggevorderd.30
Ten aanzien van feit 3.
Het verhoor van [getuige 1].
Verdachte was in 2006 niet meer in dienst van het UWV. [medewerker UWV 1] kwam rond februari 2006 bij hem met het voorstel om verdachte een instructie op de afdeling Polis en Premie van het UWV in Eindhoven te laten verzorgen. Hij heeft hier toen mee ingestemd. Hij vindt het stom van zichzelf dat hij verdachte toen toestond om als externe gegevens uit het UWV systeem op te kunnen vragen. Hij wist dat verdachte in het systeem een aantal zaken bekeek in het kader van de aanvragen K&V voor zijn eigen bedrijf. Hij besefte dat dit eigenlijk niet kon en dat het UWV dit verbood.
Uiteraard wist verdachte zelf ook wel dat hij van de organisatie UWV nimmer toestemming gekregen zou hebben om in en/of met hun systemen te werken. Het verbaasde hem dat de user gegevens van [medewerker UWV 1] en [medewerker UWV 2] na 15 december 2006 niet geblokkeerd waren. Met het toelaten van verdachte in de systemen heeft hij bedoeld dat verdachte de UWV systemen kon raadplegen en dat verdachte hiervan gebruik mocht maken om daarmee AGH statussen vast te stellen. Het is algemeen gebruik dat geen printjes uit het systeem van UWV mee naar huis mogen worden genomen; dat was ook bekend bij [medewerker UWV 1] en bij [medewerker UWV 2].31
Het verhoor van [medewerker UWV 2].
Toen duidelijk werd dat de afdeling zou worden gesloten heeft zij in november 2006, door middel van een aanvraagformulier verzocht aan de afdeling ICT om alle inlogcodes van de medewerkers van mijn afdeling te blokkeren, behalve mijn inlogcode en die van [medewerker UWV 1].
Op donderdag 14 december 2006 was haar laatste werkdag. Op 19 december 2006 is zij nog even op kantoor geweest voor een gesprek met de afdeling mobiliteit. Zij trof toen [medewerker UWV 1] en verdachte op haar afdeling aan. Ze heeft in haar computer ingelogd om te kijken of haar afwezigheidassistent aanstond. Daarna heeft ze weer uitgelogd.
Op 20 en 21 december 2006 is zij niet op kantoor geweest. Tussen 22 december 2006 en 31 december 2006 is ze ook niet meer op kantoor geweest. In de periode dat ze niet op kantoor was is er met haar computer in het systeem van het UWV ingelogd en zijn daarmee K&V aanvragen ingediend. Zij verklaart dat haar inlogcode bij veel medewerkers op haar afdeling bekend was. Op haar bureau stond een extra computer met dezelfde inlogcode als voor haar eigen computer. Als ze er niet was konden ook andere medewerkers van die computer gebruik maken. Na 15 december 2006 kan alleen ingelogd zijn op haar inlogcode of op die van [medewerker UWV 1]. Dit is dan zonder haar uitdrukkelijke toestemming en buiten haar medeweten geweest. Ze heeft zelf nooit een K&V aanvraag ingediend of gecontroleerd.32
Het verhoor van [getuige 9].
Aan de hand van de lograpporten uit PVWG heeft zij gezien dat er in korte tijd veel sofinummers zijn ingebracht. Bij elke inbreng wordt de tijd geregistreerd. Er zijn eind december 2006 heel veel sofinummers ingebracht met name van werkgever [bedrijf 2 en 3] (aansluitnummer 025-103.892.43-03-01) over het premiejaar 1999. De teamleiders moesten ervoor zorgen dat de users voor Outlook, BRD, EAED, PVWG, BRW en WeBBR van hun medewerkers per 15-12-2006 werden beëindigd. Voor enkele van deze systemen had je een apart wachtwoord. Ze heeft bij de hercontrole ontdekt dat er na 15 december 2006 in PVWG is ingelogd met onder andere de user '[medewerker UWV 2]'. 33
Het verhoor van [getuige 10].
Het systeem PVWG moet je altijd op dezelfde wijze raadplegen en daarna gegevens inbrengen. Bij het doordrukken van een berekening K&V binnen PVWG wordt de lognaam vastgelegd plus de datum. Bij een eerste aanvraag K&V kan iedereen invoeren en toevoegen. Dan worden geen log-gegevens vastgelegd door het systeem. Bij het wijzigen of toevoegen van een sofinummer wordt de lognaam wel vastgelegd.
Binnen PVWG is het mogelijk om een lijst met REA-personen te openen. Deze zijn handmatig ingebracht in PVWG.
In het scherm 'behandelen aanvraag kortingstoets' binnen PVWG, kun je via de toets 'F1' een sofinummer invoeren. Om PVWG op te starten moet je een inlognaam en password inbrengen.34
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek inlognamen UWV. P2140-2142.
Op 3 mei 2007 werd uit handen van het UWV in Amsterdam een hardcopy overhandigd. Deze hardcopy bestond onder andere uit een Microsoft Excel bestand met de naam: REA_TOTAAL. Verbalisant heeft dit bestand op inlognaam en datum gefilterd en zag dat er op:
- 18 december 2006, 96 x ingelogd was met de inlognaam '[medewerker UWV 2]';
- 20 december 2006, 2139 x ingelogd was met de inlognaam '[medewerker UWV 2]';
- 22 december 2006, 797 x ingelogd was met de inlognaam '[medewerker UWV 2]'.35
Het afgeluisterde en opgenomen telefoongesprek tussen verdachte en [medewerker UWV 1] op 7 mei 2007.
In dit afgetapte telefoongesprek spreekt verdachte met [medewerker UWV 1] over de aanvraag inzake [bedrijf 2 en 3]. [medewerker UWV 1] vraagt welke hij hiermee bedoelt, waarop verdachte antwoordt dat het de aanvraag van [bedrijf 2 en 3] betreft waaraan hij op tweeëntwintig december 2006 op de afdeling Polis en Premie van het UWV te Eindhoven heeft gewerkt.36
Ten aanzien van feit 4.
De brief van 28 december 2006 aan [bedrijf 12] met betrekking tot K&V aanvragen voor [andere naam bedrijf 1]. Deze brief is ondertekend met een paraaf van [medewerker UWV 2].37 Van deze brief is het brondocument bij het onderzoek in de woning van verdachte ook aangetroffen op de computer van verdachte.38
De paraaf op document D-094 is door het NFI onderzocht. Ing. C.H.W. ten Camp van het NFI heeft hierover een rapport opgemaakt gedateerd 7 november 2007 met het zaaknummer 2007.09.06.019.
Conclusies van ing. C.H.W. ten Camp (pagina 5/5 van het rapport):
'De resultaten van dit onderzoek leiden tot de conclusie dat er geen steun is voor de stelling dat de betwiste paraaf op de brief [D-094] door [medewerker UWV 2] is vervaardigd.'39
De e-mail van verdachte aan [getuige 12] van 24 januari 2007, waarbij hij een kopie van twee beschikkingen van naar zijn zeggen van het UWV heeft gevoegd. Eén bijlage is van 15 december 2006 van [medewerker UWV 2], gericht aan [BV 2], ter attentie van verdachte en gaat over de toekenning van gelden met betrekking tot de K&V aanvraag van [andere naam bedrijf 1] over de jaren 1998 en 1999. De andere bijlage is van 23 november 2006 van [medewerker UWV 2], gericht aan [BV 2], ter attentie van verdachte en gaat over de toekenning van gelden met betrekking tot de K&V aanvraag van [andere naam bedrijf 1] over de jaren 2000 en 2001.40
Het opgenomen en uitgeluisterde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] op 8 mei 2007. In dit gesprek heeft [medeverdachte 2] het erover dat verdachte haar die ochtend alles van het UWV in een zak mee naar haar werk heeft gegeven. Zij geeft aan dat zij alles op 8 mei 2007 om half acht door de vernietiger heeft gegooid.41
In de zak met versnipperd papier bij haar werkgever is blanco papier met het UWV logo van de locatie Eindhoven aangetroffen.42
Het verhoor van [medewerker UWV 2].
Ze heeft verklaard dat ze na 15 december 2006 geen gebruik meer heeft gemaakt van haar user account. Ze heeft toen ook geen e-mail geopend of verzonden. Ze heeft op 19 december 2006 alleen nog de afwezigheidassistent op haar computer op kantoor gecheckt. De extra computer die door ICT op haar bureau was gezet, stond altijd aan. Deze computer stond op haar naam en er moest met haar gegevens worden ingelogd. Deze computer is kennelijk nog door anderen gebruikt, ook haar user account waaronder haar outlook.43
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 in de tenlastelegging aangeduide brieven heeft opgesteld en verzonden.
De brontekst van deze brieven is aangetroffen in de computer van verdachte als document DONA-003 (pagina 3884 tot en met 3887) en DONA-007 (pagina 3894 en 3895). Bovendien bleek verdachte in het bezit te zijn geweest van blanco briefpapier van het UWV. Dit blijkt uit het onderzoek naar de documenten en andere papieren die de echtgenote van verdachte op haar werk in de documentenvernietiger heeft gedaan. Zie hiervoor met name document D-119 (pagina 3088), in combinatie met de tap waaruit blijkt dat verdachte aan zijn vrouw aangeeft dat zij documenten dient te vernietigen. Dit gesprek, dat is vastgelegd kort na de doorzoeking in mei 2007, vormde de link naar de vernietigde documenten (zie noot 41).
De persoon die in de brief staat vermeld als ondertekenaar, [medewerker UWV 2], heeft verklaard dat zij deze brieven niet heeft verzonden. Verder is in dit verband van belang dat deze brieven/documenten bij onderzoek niet bleken voor te komen in de archiefbestanden van het UWV. Bovendien hebben de brieven een inhoud die niet voorkomt binnen de normale administratieve processen van het UWV. Er is namelijk op dit punt door medewerkers van de afdeling Polis en Premie verklaard dat er over de beoordeling van een aanvraag premierestitutie niet door hen met de betrokken werkgever werd gecorrespondeerd.
Ten aanzien van feit 5.
De verklaring van [medewerker UWV 2].
Ze heeft verklaard dat zij vanaf september 2006 werkzaamheden voor verdachte heeft verricht. Ze heeft voor hem arbeidsgehandicapten-statussen bekeken binnen de UWV systemen. Ze heeft daar ook geld voor gekregen. Dat geld heeft ze van verdachte ontvangen.44
Ze heeft haar vriendin [medewerker UWV 5] verteld dat ze werkzaamheden ging verrichten voor verdachte en dat ze daarvoor betaald zou worden. Ze heeft [medewerker UWV 5] vervolgens gevraagd of zij ook interesse had om voor verdachte werkzaamheden tegen betaling te verrichten. Dit hield in dat zij printwerk zou doen en/of AGH-statussen na zou kijken. Verdachte heeft haar medegedeeld dat voor [medewerker UWV 5], qua betaling van de door haar verrichte werkzaamheden, dezelfde afspraken zouden worden gemaakt als de afspraken die hij met haar (mw. [medewerker UWV 2]) daarover zou maken. Ze heeft voorts verklaard dat zij en [medewerker UWV 5] er uiteraard over spraken dat zij deze werkzaamheden voor verdachte niet kenbaar zouden maken aan het UWV. Ze wist namelijk dat het verplicht was om nevenwerkzaamheden bij je werkgever te melden. Dat was niet de enige reden. Het was hen ook bekend dat zij geen gegevens vanuit de UWV systemen aan derden mochten verstrekken. Dat deden zij dus wel. Ze wist dat het niet zuiver op de graat was dat zij en ook [medewerker UWV 5] voor verdachte zijn gaan werken en hem gegevens en inlichtingen zijn gaan verstrekken die hij gebruikte bij het indienen van K&V-aanvragen.
Ze verklaarde verder dat het haar en [medewerker UWV 5] duidelijk was dat ze deze werkzaamheden niet mochten doen. Ook wisten ze dat als zij verdiensten hieruit zouden krijgen, zij deze eigenlijk op zouden moeten geven bij het UWV en bij de Belastingdienst. Zij en [medewerker UWV 5] hebben hierover met verdachte gesproken. Hij deelde hen mede dat er een constructie was waarin hij hen als niet op naam aangeduide werknemers in zijn administratie kon opnemen tegen het zogenaamde anoniementarief.
Ze vonden dit goed en zo werd het bij buitenstaanders niet bekend dat zij de betalingen van verdachte zouden krijgen.45
De verklaring van [medewerker UWV 5]:
Zij heeft onder meer verklaard dat zij en [medewe[medewerker UWV 2] 3 of 5 % van het factuurbedrag dat verdachte na aftrek van kosten zou overhouden voor hun werkzaamheden zouden ontvangen.
Ze heeft op enig moment een aanvraag van verdachte waar ze mee bezig was gecontroleerd. Ze constateerde toen dat bij die aanvraag sofi-nummers werden opgevoerd waaraan geen agh-status was gekoppeld. [medewerker UWV 2] heeft dit volgens haar ook meegekregen.
Verdachte heeft haar gezegd dat er wel een constructie zou worden bedacht waarbij de betaling van de werkzaamheden verantwoord zou zijn. Hij heeft dit naderhand zelf herroepen omdat dat zou betekenen dat hij personeel in dienst had. Dat wilde hij niet. Ze heeft tijdens een etentje met [medeverdachte 1] en [medewerker UWV 2] en hun partners begin 2007 in restaurant 'Kastanjehof' het geldbedrag voor haar werkzaamheden ontvangen. Ze heeft toen ook een verklaring getekend dat ze na ontvangst van het geld niets meer van verdachte en [medeverdachte 1] te vorderen had. Het was haar wel bekend dat ze feitelijk geen UWV gegevens aan verdachte had mogen verstrekken en ook geen werkzaamheden voor hem had mogen verrichten, bestaande uit het invoeren van gegevens in UWV-systemen, het controleren van agh-statussen ten behoeve van de aanvragen K&V van verdachte, het maken van uitdraaien uit de systemen en die door verdachte en haarzelf mee naar huis werden genomen.
Verdachte heeft haar voorgehouden dat hij 7,5% of 5% kon factureren van de uitgekeerde subsidie. Zij zou daarvan 3% krijgen.46
De op 20 januari 2007 door [medeverdachte 1] en [medewerker UWV 2] getekende verklaring. Hierop staat dat [medewerker UWV 2] het bedrag van € 7.821,52 van verdachte en [medeverdachte 1] heeft ontvangen en dat zij van hen geen bedrag meer te vorderen heeft.47
Een pro-forma loonstrook van [BV 1] over de periode december 2006 met een uit te betalen bedrag van € 7.821,52.48
De op 20 januari 2007 door [medeverdachte 1] en [medewerker UWV 5] getekende verklaring. Hierop staat dat [medewerker UWV 5] het bedrag van € 10.805,09 van verdachte en [medeverdachte 1] heeft ontvangen en dat zij van hen geen bedrag meer te vorderen heeft.49
Een pro-forma loonstrook van [BV 1] over de periode december 2006 met een uit te betalen bedrag van € 10.805,09.50
Een document met daarin de berekening van de twee eenmalige beloningen aan de dames [medewerker UWV 5] en [medewerker UWV 2]. Dit document is ook op de computer van de [medeverdachte 1] aangetroffen. De bedragen daarop ten aanzien van de fee voor [medewerker UWV 5] en de fee voor [medewerker UWV 2] komen overeen met de bruto-bedragen op de pro-forma loonstroken van [BV 1] over de periode december 2006.51
De bespreking van de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.
Gelet op de verwerping van het verweer ter zake de wijze van verhoor van verdachte en zijn medeverdachten - hiervoor reeds besproken bij de ontvankelijkheid van de officier van justitie - wordt ook het aldaar beschreven subsidiaire verweer dat strekte tot bewijsuitsluiting verworpen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdediging aangevoerd dat [getuige 1] heeft ingestemd met de 1 dags meldingen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van document D-071 niet kan worden gesteld dat [getuige 1] heeft ingestemd met de toekenning zonder meer van de agh-status met betrekking tot zogenaamde 1 dags meldingen. Hij heeft te verstaan gegeven dat de agh-status aan deze gevallen niet zonder nader onderzoek of zonder onderbouwing kan worden toegekend.
De verdediging heeft ook aangevoerd dat de originele K&V aanvragen van de in de tenlastelegging genoemde werkgevers niet meer zijn te achterhalen en dat het bestanddeel geschrift als bedoeld in valsheid in geschrift niet kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Of bekend is of de originele aanvragen K&V zijn te achterhalen doet niet af aan het gegeven dat de premierestitutie met de door de SIOD genoemde aanvragen is aangevraagd. Datzelfde geldt ten aanzien van de aanvragen genoemd bij de tenlastegelegde oplichting van het UWV. Een dergelijke aanvraag in de vorm van een formulier met bijbehorende lijsten met namen van werknemers en hun sofinummers is een geschrift in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht omdat hiermee de WAO-premierestitutie bij het UWV is aangevraagd. Deze geschriften zijn door of namens verdachte ingediend.
De verdediging heeft aangevoerd dat aan het opgeven van werknemers die (gedeeltelijk) geen agh-status hadden of (gedeeltelijk) geen dienstverband met de werkgever hadden geen bewijsbestemming toekomt omdat zij zich op het standpunt stelt van 'vragen staat vrij'.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging miskent dat de onderbouwing ten aanzien van de opgevoerde werknemers met een agh-status bij de werkgever/aanvrager van de WAO-premierestitutie ligt. De stelling 'vragen staat vrij' gaat daarbij niet op. Dat er bij het UWV een situatie is ontstaan dat deze onderbouwing van de arbeidsgehandicaptestatus achterwege gelaten kon worden doet hier niets aan af, omdat in dat geval de aanvrager/werkgever nog steeds zal moeten instaan voor de juistheid van de status van de door hem opgevoerde werknemer in de aanvraag K&V.
Het door de verdediging aangevoerde pleitbaar standpunt gaat niet op. Uit het feit dat de lokale UWV-afdeling in strijd handelde met de officiële (beoordelings-)regels voor deze soort aanvragen kon verdachte niet menen juist te handelen. Ook anderszins is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit verdachte dat zou kunnen concluderen. Verdachte was er zich - zeker als oud-UWV-medewerker - terdege van bewust dat hij niet conform de instructies van de K&V regeling handelde, hetgeen op zich reeds buitenwettelijk is. Hij kon aan zijn wetenschap van het ontbreken van controle en het achterwege laten van controle dus geen recht ontlenen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging voorts aangevoerd dat het UWV niet is bewogen tot de afgifte van de betaalde WAO-premie aan de in de tenlastelegging genoemde opdrachtgevers van verdachte.
Verdachte was bekend met het gegeven dat er op de afdeling Polis en Premie bij het UWV in Eindhoven feitelijk géén controle meer plaatsvond. Daarnaast was hij bekend met de onjuistheid van het aanbrengen van werknemers als arbeidsgehandicapte(n) waarvan geen stukken ter onderbouwing voorhanden waren. Hij wist ook dat door het indienen van de lijsten met daarop de namen en sofinummers van werknemers aan de werkgever één op één de premierestitutie werd toegekend. Gelet hierop werd het UWV bewogen tot de afgifte middels het indienen van (deels) onjuiste lijsten met namen van werknemers door of namens verdachte.
Ten aanzien van feit 3.
Ten aanzien van computervredebreuk heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte toestemming had om in de systemen van het UWV te kijken, waardoor er geen sprake is van een wederrechtelijk binnendringen.
De rechtbank onderschrijft het verhaal van de verdediging ten aanzien van de periode tot en met
15 december 2006. Verdachte had toestemming om op de afdeling Polis en Premie van het UWV in Eindhoven in de systemen te kijken. Er werd blijkbaar gedoogd dat hij dit deed op een user account van personen werkzaam op de afdeling Polis en Premie die op dat moment afwezig waren. Daarnaast werd kennelijk gedoogd dat hij printte vanuit dit systeem, alsmede dat hij deze printjes mee naar huis nam. Voor dit deel van de tenlastegelegde periode zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Uit het procesdossier blijkt wel dat verdachte als buitenstaander nooit een eigen user account van het UWV kon hebben. Na 15 december 2006 moesten alle user accounts zijn afgesloten, omdat de afdeling Polis en Premie ophield te bestaan.
Uit de bewijsmiddelen is genoegzaam gebleken dat na 15 december 2006 nog met de user account '[medewerker UWV 2]' gegevens in het PVWG systeem zijn ingevoerd op de afdeling Polis en Premie, terwijl de account-houdster, mw. [medewerker UWV 2], niet op kantoor aanwezig was en ook niet kon zijn vanwege een verblijf in Disneyland Parijs. Voor het invoeren van gegevens in PVWG moest verdachte met een account van een ander inloggen in het systeem. Door aldus te handelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het systeem van het UWV wederrechtelijk is binnengedrongen.
Ten aanzien van feit 5.
In strijd met de plicht.
Ten aanzien van het geldbedrag.
Verdachte heeft op 20 januari 2007 een contant geldbedrag betaald aan [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] voor het verrichten van werkzaamheden. Hij heeft toen een formulier voor de ontvangst van dit geldbedrag ondertekend en door hen laten ondertekenen.52
Ten aanzien van het bestanddeel 'ambtenaar'.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is een ambtenaar degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd teneinde een deel van de taak voor de Staat of zijn organen te verrichten.53
Mw. [medewerker UWV 2] was in de tenlastegelegde periode werkzaam als teamleider van de afdeling Polis en Premie van het UWV. [medewerker UWV5] was in diezelfde periode werkzaam als assistent-polisbeheerder op de afdeling Polis en Premie van het UWV. Het UWV is een uitvoeringsorgaan waaraan - onder verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid - een deel van de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving is opgedragen.54 De afdeling waar zij werkten was belast met de behandeling van aanvragen op grond van de Regeling Korting en Vrijstelling (hierna K&V). Deze aanvragen worden ingediend door of namens werkgevers die voldoen aan de in de K&V-regeling gestelde criteria ten aanzien van het in loondienst hebben van een bepaald percentage werknemers met de status van arbeidsgehandicapte. Door middel van genoemde aanvragen kunnen deze werkgevers een deel van de door hen afgedragen WAO-premie voor voornoemde werknemers terugvorderen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] op grond van hun werkzaamheden bij het UWV en meer in het bijzonder voor de afdeling Polis en Premie als ambtenaren in de zin van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt.
Ten aanzien van het bestanddeel 'gift'.
De rechtbank stelt vast dat de omstandigheid dat een overeenkomst wordt nagekomen niet meebrengt dat in het onderhavige geval geen sprake was van een gift, aangezien een gift in de zin van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht iedere overdracht aan een ander van iets dat voor die ander waarde heeft omvat.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat er in dit geval sprake is geweest van een gift.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend het volgende is bewezen.
Ten aanzien van feit 1 primair:
[BV 1] en/of [BV 2] (hierna te noemen de BV's) meermalen, in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven, telkens opzettelijk een aanvraagformulier met een bijbehorende lijst met namen en sofinummers tot terugbetaling van door werkgevers [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en
[bedrijf 3] en [bedrijf 4] en [bedrijf 5] en
[bedrijf 6] en [bedrijf 7] en [bedrijf 8] betaalde WAO-premie (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over de jaren 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001, zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en heeft laten opmaken, hebbende die BV alstoen aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op dat aanvraagformulier voornoemd namen van werknemers [medewerker 1] en [medewerker 2] en [werknemer 3] ([bedrijf 1]) en [werknemer 4] en [werknemer 5] en [werknemer 6] en [werknemer 7] en [werknemer 8] en [werknemer 9] en [werknemer 10] en [werknemer 11] en [werknemer 12] ([bedrijf 2] en [bedrijf 3]) en [werknemer 13] en [werknemer 14] en [werknemer 15] en [werknemer 16] en [werknermer 17] en [werknemer 18] ([bedrijf 4]) en [werknemer 19] en [werknemer 20] ([bedrijf 7]) en [werknemer 21] en [werknemer 22] en [werknemer 23] en [werknemer 24] en [werknemer 25] en [werknemer 26] ([bedrijf 6]) en [werknemer 27] en [werknemer 28] en [werknemer 29] en [werknemer 30] ([bedrijf 5]) en [werknemer 31] en [werknemer 32] en [werknemer 33] ([bedrijf 8]) opgevoerd bij het UWV en/of GAK die niet de status van arbeidsgehandicapte (zogenaamde agh-status)in het/de betreffende (premie-)ja(a)r(en) in dienst zijnde bij genoemde werkgever(s) heeft, waardoor in zake die werknemers ten onrechte WAO-premie geheel en/of gedeeltelijk werd terugbetaald aan de werkgever(s), met het oogmerk om voormelde aanvraagformulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 2:
[BV 1] en/of [BV 2] (hierna te noemen de BV's) in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007 te Eindhoven althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep het UWV heeft bewogen tot de afgifte van enig bedrag, hebbende die BV('s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid aanvragen tot terugbetaling van door werkgevers )[bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en [bedrijf 5] en [bedrijf 6] en [bedrijf 7] en [bedrijf 8]) betaalde WAO-premie (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001 ingediend ten behoeve van (een) werknemer(s) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [werknemer 3] ([bedrijf 1]) en/of [werknemer 4] en/of [werknemer 5] en/of [werknemer 6] en/of [werknemer 8] en/of [werknemer 10] en/of [werknemer 11] en/of [werknemer 12] ([bedrijf 2] en [bedrijf 3]) en/of [werknemer 13] en/of [werknemer 14] en/of [werknemer 15] en/of [werknemer 16] en/of [werknermer 17] en/of [werknemer 18] ([bedrijf 4]) en/of [werknemer 19] en/of [werknemer 20] ([bedrijf 7]) en/of [werknemer 21] en/of [werknemer 22] en/of [werknemer 23] en/of [werknemer 25] en/of [werknemer 26] ([bedrijf 6]) en/of [werknemer 27] en/of [werknemer 28] en/of [werknemer 29] en/of [werknemer 30] ([bedrijf 5]) en/of [werknemer 32] en/of [werknemer 33] ([bedrijf 8]) die niet de status van arbeidsgehandicapte (zogenaamde agh-status) in het betreffende (premie-)jaar in dienst zijnde bij genoemde werkgever had, waardoor het UWV (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 3:
hij meermalen in de periode van 15 december 2006 tot en met 31 december 2006, te Eindhoven telkens opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk en/of in een deel daarvan, namelijk in het geautomatiseerde systeem (PVWG) van UWV, deel uitmakend van het (geautomatiseerde) netwerk van UWV, immers heeft hij, verdachte, telkens zich met een niet voor hem bestemde accountnaam en inlognaam (te
weten van [medewerker UWV 2]) en met niet voor hem bestemde wachtwoorden, toegang
verschaft tot het voor [medewerker UWV 2] voornoemd gereserveerde deel van het geautomatiseerde netwerk van UWV met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid,
en heeft hij, verdachte, vervolgens gegevens (in het kader van de aanvraag c.q. restitutie van Korting-en Vrijstellingsgelden), te weten namen en sofinummers van werknemers en
aansluitnummers van verschillende bedrijven (te weten [bedrijf 2 en 3]), die waren opgeslagen en verwerkt door middel van het geautomatiseerde werk, waarin hij, verdachte, zich
wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en voor [bedrijf 2 en 3] voornoemd, gewijzigd en verwerkt en
heeft hij, verdachte, (vervolgens) voornoemde door verdachte gewijzigde gegevens in dat
geautomatiseerde systeem ingevoerd en geaccordeerd;
Ten aanzien van feit 4:
hij meermalen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Bunde, telkens opzettelijk een brief op briefpapier van UWV, zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hebbende hij, verdachte, alstoen
aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid die brief geschreven in naam van [medewerker UWV 2] en/of op die brief de handtekening/paraaf van die [medewerker UWV 2] geplaatst, met het oogmerk om voormelde brieven als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
Ten aanzien van feit 5:
hij in de periode van 01 september 2006 tot en met 31 januari 2007 in Nederland telkens opzettelijk een ambtenaar, te weten [medewerker UWV 2] in haar hoedanigheid van teamleider polis en premie van het UWV en [medewerker UWV 5] in haar hoedanigheid van assistent-polisbeheerder van de afdeling polis en premie van het UWV, een gift heeft gedaan met het oogmerk om die ambtenaren te bewegen in hun bediening, in strijd met hun plicht, iets te doen,
hebbende hij, verdachte die [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] voornoemd in voormelde periode de volgende giften gedaan:
- aan [medewerker UWV 2] op 20 januari 2007 een bedrag groot 7.821,52 euro;
- aan [medewerker UWV 5] op 20 januari 2007 een bedrag groot 10.805,09 euro,
zijnde die giften telkens gedaan met het oogmerk om die [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] in hun bediening, in strijd met hun plicht, te bewegen tot het verrichten van diverse werkzaamheden ten behoeve van verdachte.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De strafmotivering.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 primair en feit 5 een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is primair van mening dat indien verdachte schuldig wordt bevonden hij geen straf meer behoeft te ondergaan, althans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan het reeds ondergane voorarrest. Subsidiair is de verdediging van mening dat aan verdachte geen vrijheidsstraf die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt dient te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft op zeer ruime schaal valsheid in geschrift gepleegd met betrekking tot een groot aantal aanvragen teruggave WAO-premie die alle verband hielden met arbeidsgehandicapte werknemers. Hij heeft aanvankelijk volstaan met het indienen van deze valse aanvraagformulieren bij het UWV, in de wetenschap dat de wettelijke criteria rond het toepasselijk zijn van de AGH-status door de desbetreffende afdeling van het UWV niet juist werden nageleefd en bovendien controle op de juistheid van de aanvraag achterwege werd gelaten. Door deze aanvragen in te dienen werden zeer aanzienlijke bedragen aan WAO-premie op onjuiste gronden terugbetaald aan de betreffende werkgevers. Bij dit alles is verdachte er niet voor teruggeschrokken om twee UWV-medewerkers om te kopen. Hij deed dit door aan deze medewerkers een bepaald percentage toe te zeggen (en later uit te betalen) van het bedrag dat door de bedrijven van verdachte aan de opdrachtgevers in rekening werd gebracht in verband met de aanvraag premierestitutie. Zijn handelwijze leidde er toe dat deze medewerkers, in plaats van hun eigen (UWV-)werkzaamheden, voor verdachte en zijn bedrijven gegevens verzamelden en controleerden ten behoeve van door de bedrijven van verdachte in te dienen verzoeken premieteruggave WAO. Dit alles leverde een ernstige inbreuk op van de integriteit van de behandeling van aanvragen door het UWV, hetgeen als zodanig al een ernstige inbreuk is op de rechtsorde.
Nadat medio december 2006 de afdeling van het UWV in Eindhoven die deze aanvragen behandelde was gesloten, is verdachte er toe overgegaan om in het UWV systeem PVWG, met behulp van een niet aan hem verleende autorisatie en wachtwoord, eigenmachtig wijzigingen aan te brengen. Hij wist dat het aanbrengen van deze wijzigingen (invoeren van namen en sofinummers van werknemers in relatie tot premie-restitutie aanvragen) ertoe leidde dat de premies van de op de lijsten aangegeven werknemers geheel of gedeeltelijk zouden worden gerestitueerd. Dit betreft een ernstige vorm van computervredebreuk, met direct en groot nadeel tot gevolg voor het UWV.
Uit dit handelen is een zeer groot nadeel voortgevloeid voor het UWV. Alleen al ten aanzien van de bewezen verklaarde bedrijven blijkt uit de herberekening door het UWV dat het gaat om een bedrag van bijna 5,5 miljoen euro.
Verdachte heeft zich bij dit alles uitsluitend laten leiden door zijn winstbejag: zijn inkomsten bedroegen immers een vooraf overeengekomen percentage van de premierestitutie.
Verdachte heeft bovendien de opdrachtgevende werkgevers in verlegenheid gebracht: uit het onderzoek is niet gebleken dat deze opdrachtgevers enige wetenschap hebben gehad van de fraude en andere strafbare feiten van verdachte.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden binnen het UWV op dit werkterrein. Door leidinggevenden was goedgevonden dat verdachte, hoewel hij niet in dienst was van UWV, maar adviseur van aanvragende werkgevers, de UWV systemen vrijelijk kon bevragen. Ook werd door leidinggevenden van die afdeling toegestaan dat verdachte gegevens uit die bestanden kopieerde ten behoeve van aanvragen premierestitutie.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 138a, 177, 225, 326.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
computervredebreuk;
Ten aanzien van feit 4 primair:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 primair, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. C.B.M. Bruens, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 29 april 2010.
1 het proces-verbaal van de SIOD, de bijlage A-01 op de pagina's 1745 tot en met 1751
2 het proces-verbaal van de SIOD, de bijlage A-02 op de pagina's 1752 tot en met 1755
3 het aanvullend proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 1 en 2 en de bijlagen 1, 2, en 3 alsmede het proces-verbaal van de SIOD, D-032a op de pagina's 2423 tot en met 2465
4 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van getuige Sauvé op pagina 4357
5 het proces-verbaal van de SIOD, D-033h op de pagina's 2523 en 2524
6 het aanvullend proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 2, 3 en 4 en de bijlagen 4, 5, 6, 7, 8 en 9 alsmede het proces-verbaal van de SIOD, D-26a op de pagina's 2350 tot en met 2361
7 het aanvullend proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 2 en 4 en bijlagen 10, 11 en 12 alsmede het proces-verbaal van de SIOD, D-029a op de pagina's 2397 tot en met 2399
8 het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 4310 tot en met 4312
9 het aanvullend proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 4, 5 en 6 en bijlagen 13, 14, 15, 16, 17 en 18 alsmede het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 2546, 2548 en 2549
10 het proces-verbaal van de SIOD, D-039a op de pagina's 2561 en 2562
11 het aanvullende proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 8 en 9 en bijlagen 28, 29, 30 en 31 alsmede het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 2712 tot en met 2714
12 het aanvullende proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 6, 7 en 8 en bijlagen 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30 en 31 alsmede het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 2651, 2660, 2668 en 2676
13 het proces-verbaal van de SIOD, document D-049i op pagina 2707
14 het aanvullende proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina 6 en bijlagen 19 en 20 alsmede het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 2604 tot en met 2609
15 het proces-verbaal van de SIOD, document DONE-011 op pagina 4256
16 het aanvullende proces-verbaal van de SIOD d.d. 25 februari 2009 op de pagina's 9 en 10 en bijlagen 32, 33 en 34 alsmede het proces-verbaal van de SIOD op de pagina's 2531 tot en met 2533
17 het proces-verbaal van de SIOD, documenten DONA-19 op de pagina's 3948 tot en met 3955 en DONA-19a op de pagina's 3956 tot en met 3962
18 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [medewerker UWV 2] op de pagina's 4401, 4402, 4405 en 4410
19 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 5] op de pagina's 4412 en 4413
20 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [medewerker UWV 6] op pagina 4438
21 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 6] op de pagina's 4482 en 4483
22 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 7] op pagina 4747
23 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 8] op de pagina's 4534, 4537, 4542 en 4543
24 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op pagina 245
25 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op pagina 248
26 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op de pagina's 249 en 250
27 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op de pagina's 250 en 251
28 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op de pagina's 251
29 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op de pagina's 253
30 het proces-verbaal van de SIOD, zaaksrelaas oplichting op de pagina's 253 en 254
31 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 1] op de pagina's 4551, 4554, 4555, 4557 en 4581
32 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [medewerker UWV 2] op de pagina's 4401 en 4402
33 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 10] op de pagina's 4521 en 4522
34 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [getuige 11] op de pagina's 4549 en 4550
35 het proces-verbaal van de SIOD, AMB-066 op pagina 2140
36 het proces-verbaal van de SIOD, map 19, de telefoontap tussen [verdachte] en [medewerker UWV 1], de tapsessie 14 pagina 7/27 van lijn 1 telefoonnummer: 06-43993301 op naam van [bedrijf].
37 het proces-verbaal van de SIOD, document D-094 op pagina 3022
38 het proces-verbaal van de SIOD, document DONA-007 op de pagina's 3894 en 3895
39 het proces-verbaal van de SIOD, document D-114, rapport NFI op de pagina's 3062 tot en met 3066
40 het proces-verbaal van de SIOD, document DONA-003 op de pagina's 3884 tot en met 3887
41 het proces-verbaal van de SIOD, map 19 telefoontap tussen [familie verdachte en medeverdachte], de tapsessie 5 pagina 3/7 van lijn 12 telefoonnummer: 06-41235560 op naam van [familielid medeverdachte]
42 het proces-verbaal van de SIOD, document D-119 op pagina 3088
43 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van [medewerker UWV 2] op pagina 4409
44 het proces-verbaal van de SIOD op pagina 3710
45 het proces-verbaal van de SIOD, de verklaring van verdachte [medewerker UWV 2] op de pagina's 3724 en 3725
46 het proces-verbaal van de SIOD, verklaring [medewerker UWV 5] op de pagina's 3820, 3823, 3825, 3826 en 3832
47 het proces-verbaal van de SIOD, document D-100a op pagina 3027
48 het proces-verbaal van de SIOD, document D-100b op pagina 3028
49 het proces-verbaal van de SIOD, document D-100c op pagina 3029
50 het proces-verbaal van de SIOD, document D-100d op pagina 3030
51 het proces-verbaal van de SIOD, document D-100e op pagina 3031 en document DONE-010 op pagina
52 zie het proces-verbaal van de Siod, document D-101a op pagina 3032
53 zie de conclusie AG mr. Jörg bij de uitspraak van de Hoge Raad van 7 april 2009, LJN: BG7743
54 zie het proces-verbaal van de Siod, AMB-70, op de pagina's 2151 tot en met 2153