vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825447-09
Datum uitspraak: 9 april 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
verblijvende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2009, 4 februari 2010 en 26 maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 oktober 2009. Ter terechtzitting van 11 november 2009 is op vordering van de officier van justitie de tenlastelegging gewijzigd. Een kopie van deze vordering is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van de wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 augustus 2009 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] (geboren [geboortedatum slachtoffer1] 1916) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1],
- de luier van [slachtoffer1] heeft opengemaakt/opengeslagen en/of (vervolgens)
- (met ontbloot onderlichaam) bovenop [slachtoffer1] is gaan liggen,
en bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het geestelijke en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had, als verzorger van de aan zijn zorg toevertrouwde en/of van zijn zorg afhankelijke voornoemde [slachtoffer1], over [slachtoffer1], en/of
- het openmaken/openslaan van de luier van [slachtoffer1] en/of
- het (met ontbloot onderlichaam) bovenop [slachtoffer1] liggen,
en/of aldus voor [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf voltooid;
(artikel 242 juncto 45 van het wetboek van strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2009 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer1] (geboren [geboortedatum slachtoffer1] 1916), van wie verdachte wist dat [slachtoffer1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat [slachtoffer1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], de luier van [slachtoffer1] heeft opengemaakt/opengeslagen en/of vervolgens (met ontbloot onderlichaam) bovenop [slachtoffer1] is gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 243 juncto 45 van het wetboek van strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2009 te Eindhoven, met [slachtoffer1],, van wie hij, verdachte, wist dat [slachtoffer1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat [slachtoffer1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft verdachte de luier van [slachtoffer1] opengemaakt/opengeslagen en/of vervolgens (met ontbloot onderlichaam) bovenop [slachtoffer1] gelegen;
(artikel 247 van het wetboek van strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken onderdeel uit van het dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met registratienummer 2009137788, afgesloten op 15 september 2009, in totaal 123 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: dossier). Voorts heeft de rechtbank de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2009 als bewijsmiddel gebezigd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder het primaire feit is tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 11 november 2009 vrijspraak bepleit voor het primaire feit, aangezien in zijn optiek er geen sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak ten aanzien van het primaire feit.
In de nacht van 12 augustus 2009 was verdachte als helper/verzorger werkzaam in [zorgcentrum]. In genoemd Zorgcentrum was op de afdeling Akkerstraat, unit psychogeriatrie, mw. [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer1] 19161) ter verpleging opgenomen. Zij lijdt aan een zware vorm van dementie en is incontinent.2, 3
Verdachte is naar de kamer van [slachtoffer1] gegaan en heeft vervolgens haar incontinentieluier opengemaakt. Hij is toen met ontbloot onderlichaam op haar gaan liggen.4 Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment zijn penis uit zijn broek had genomen en dat hij van plan was om haar te penetreren, maar dat hij is gestopt omdat hij een collega hoorde aan komen lopen.5
De rechtbank overweegt dat uit het dossier is gebleken dat het slachtoffer vanwege haar geestelijke gesteldheid de door verdachte gepleegde gedragingen (vrijwel) niet heeft bemerkt en deze niet als een zodanig dwangmiddel als bedoeld in het primair tenlastegelegde heeft (kunnen) ervaren. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat het slachtoffer verkrampte en hem vastpakte op het moment dat hij op haar ging liggen,6 maar de rechtbank acht gelet op de inhoud van het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om vast te kunnen stellen dat het slachtoffer op deze wijze haar wil kenbaar heeft willen maken of weerstand heeft willen bieden aan de gedragingen van verdachte. De hiervoor beschreven handelingen van verdachte zijn naar hun aard niet aan te merken als een geweldshandeling of feitelijkheid die tot doel heeft die ander te dwingen tot het ondergaan van seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er geen sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht en zal verdachte om die reden van het primaire feit vrijspreken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte door genoemde feitelijkheden heeft gepoogd om seksueel binnen te dringen bij genoemd slachtoffer van wie verdachte wist dat zij in staat van sterk verminderd bewustzijn en in verregaande staat van lichamelijke onmacht verkeerde.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
subsidiair
op 12 augustus 2009 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer1] (geboren [geboortedatum slachtoffer1] 1916), van wie verdachte wist dat [slachtoffer1] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen te plegen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], de luier van [slachtoffer1] heeft opengemaakt/opengeslagen en vervolgens met ontbloot onderlichaam bovenop [slachtoffer1] is gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De oplegging van de straffen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 539 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht, ook indien dat inhoudt een klinische behandeling bij Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo;
- dat verdachte gedurende de proeftijd is ontzet van zijn recht tot het uitoefenen van een beroep in de zorgsector.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf slechts enkele maanden in plaats van enkele jaren dient te beslaan. Voor wat betreft de lengte van de proeftijd en de formulering van de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit, in verhouding tot andere strafbare feiten, een zeer ernstig feit betreft. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van helper/verzorger geprobeerd om seksueel binnen te dringen bij een aan zijn hulp en zorg toevertrouwde 93-jarige ernstig dementerende vrouw. Verdachte heeft door zijn handelingen geen enkele rekening gehouden met de kwetsbare positie van het slachtoffer en haar geestelijke beperkingen en heeft zodoende een uitermate grote inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Verdachte heeft door zijn gedragingen niet alleen het vertrouwen en de veiligheid van het slachtoffer aangetast, maar ook het vertrouwen dat de maatschappij en in het bijzonder het verzorgingstehuis in hem mochten stellen. De enige reden dat het niet tot seksueel binnendringen van het slachtoffer door verdachte is gekomen is de (bijna) betrapping van verdachte door een collega van hem.
In strafmatigende zin zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister niet eerder voor strafbare feiten werd veroordeeld.
Voorts overweegt de rechtbank het volgende.
Op 25 oktober 2009 heeft Gz-psycholoog [naam Gz-psycholoog] een psychologische rapportage pro justitia opgesteld. Uit deze rapportage is onder meer het volgende naar voren gekomen.
Er is bij verdachte onmiskenbaar sprake van een ernstig bedreigde persoonlijkheids-ontwikkeling. Deze wordt vooral gekenmerkt door identiteitsproblemen, forse onvermogens in het aangaan en onderhouden van sociale contacten en interpersoonlijke relaties, een basaal wantrouwen in andere volwassenen en het mede hierdoor niet accepteren van gezagsverhoudingen met daarnaast een problematische regulatie van agressieve en seksuele impulsen. Vanuit het huidige onderzoek zijn er aanwijzingen dat sprake is van forse seksuele frustraties en dat zowel agressieve impulsen alsook seksuele behoeften weinig geïntegreerd zijn in het gevoelsleven en de identiteit van verdachte. De slachtofferkeuze blijft oninvoelbaar en onduidelijk, maar onderstreept de weinig gedifferentieerde seksuele gerichtheid van verdachte en de bovengenoemde functie van seksueel gedrag voor hem. Er zijn forse psychosociale problemen ontstaan op vrijwel alle levensgebieden. Geadviseerd wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De inschatting is dat wanneer verdachte op het moment van onderzoek op zichzelf zou zijn aangewezen in de maatschappij (dus zonder relatie, zonder hulpverlening, zonder woning, zonder werk/dagbesteding), de stress en spanningen dermate hoog zouden oplopen dat er een reëel risico bestaat op nieuwe seksuele delicten. Een intensieve behandeling is noodzakelijk, waarbij in diverse modaliteiten (individueel, groepsgewijs, modulair) vanuit een cognitief gedragstherapeutisch kader training kan plaatsvinden. Daarnaast is het van belang dat verdachte een langdurige en stabiele hulpverleningsrelatie wordt aangeboden, waarbij kan worden gewerkt aan het versterken van zijn identiteit, beïnvloeden van de onveilige hechtingsstijl en integreren van de geleerde vaardigheden. Een klinische behandeling kan de holding bieden die momenteel ambulant ontbreekt en biedt ook meer relevante oefenmogelijkheden in interacties met medepatiënten en begeleiders. Voorts is de kans groot dat verdachte - gezien de vermijdende en passief agressieve copingstijl, wantrouwen in volwassenen, sterk zelfbepalend gedrag en het feit dat verdachte zich in het verleden regelmatig onttrok aan zijn verblijf in tehuizen - afhaakt wanneer het te moeilijk wordt. Na een klinische behandeling kan de behandeling op ambulante basis worden voortgezet. Zowel het klinisch als ambulant traject zou kunnen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Daarbij wordt geadviseerd om een maximaal voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Om adequaat toezicht te houden op het verloop van dit traject, wordt geadviseerd een verplicht reclasseringstoezicht op te nemen als bijzondere voorwaarde.
Op 22 oktober 2009 is door psychiater [naam psychiater] een psychiatrische rapportage pro justitia opgesteld. Uit deze rapportage is onder meer het volgende naar voren gekomen.
Er is bij verdachte sprake van een identiteitsstoornis op as I met hechtingsproblematiek die tot uiting komt in de DSM-classificatie op as II als een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en vermijdende trekken. Verdachte heeft de emoties en spanningen van de verbroken liefdesrelatie en het verbroken contact met zijn persoonlijke begeleider niet kunnen hanteren, wat mede door de identiteitsproblematiek en beschreven persoonlijkheidsproblematiek wordt bepaald. Door de passieve wijze van omgang met zijn spanningen zijn deze gaan oplopen. Het lijkt erop dat hij seksualiteit is gaan gebruiken als een manier om spanningen te ontladen, door het kijken naar porno, het aangaan van een seksuele relatie op het werk en het betasten van zijn partner in haar slaap. Verdachte realiseert zich wel wat hij doet, maar hij kan zichzelf niet voldoende in controle houden bij heftige stressoren in zijn leven. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het is voor verdachte van belang te leren om spanningen niet op te laten lopen, omdat er dan een uitbarsting kan komen. Agressieregulatie is van belang en het integreren van seksualiteit in zijn persoonlijkheid. Hier doorheen loopt de hechtingsproblematiek, die het voor verdachte bemoeilijkt om mensen te vertrouwen. Een langdurige behandelrelatie die veiligheid biedt kan een hechtingspatroon doen veranderen, maar dit is een geleidelijk proces dat veel tijd nodig heeft. In geval van (een) invloedrijke stressor/stressoren neemt de kans toe dat destructieve elementen ervoor zorgen dat verdachte destructief gedrag gaat vertonen, waarbij de kans aanwezig is van een uitweg op agressief of seksueel vlak. Van belang is dat verdachte een nieuwe begeleider vindt, die een langdurige stabiele veilige behandelrelatie met hem opbouwt, waardoor zijn hechtingspatroon langzaam kan veranderen. Hiertoe is een intensievere behandelrelatie noodzakelijk. Er is bij verdachte enig ziektebesef en enig ziekte-inzicht, wat gunstig is voor behandeling. Het advies is daarom om verdachte een reclasseringscontact aan te bieden naast een hulpverlener van het circuit langdurige zorg die een langdurige behandelrelatie gaat opbouwen met verdachte. Omdat verdachte gemotiveerd is te werken aan zijn functioneren is het advies hem een klinische psychotherapeutische behandeling aan te bieden met het oog op beïnvloeding van zijn afweermechanismen (beter om leren gaan met spanningen), sociale vaardigheden, agressieregulatie verbeteren, het integreren van seksualiteit en beïnvloeding van zijn hechtingspatroon, waardoor het makkelijker wordt om mensen te vertrouwen en om aan te kloppen wanneer verdachte hulp nodig heeft. Het advies is dit in een kader van een maximaal voorwaardelijk strafdeel te doen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich klinisch laat behandelen.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen en de gronden waarop zij berusten over.
Voorts heeft de rechtbank nog acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapportages van 30 oktober 2009 en 22 maart 2010. Uit deze rapportages is onder meer het volgende gebleken. Verdachte toont weliswaar voldoende motivatie voor een behandeling, maar in geval van een ambulante behandeling bestaat het risico dat hij zich hieraan zal onttrekken. Dit risico is des te meer aanwezig, aangezien de problematiek van verdachte een langdurige en intensieve behandeling behoeft die veel van hem zal vergen. Om deze reden is een strikt juridisch kader onontbeerlijk. Op 19 februari 2010 is verdachte opgenomen in Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo. Hier zal drie tot zes maanden een proefbehandeling plaatsvinden, waarin verdachte geobserveerd zal worden, een delictscenario uitgewerkt zal worden en zijn behandelbaarheid onderzocht zal worden.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. De rechtbank is verder van oordeel dat er een forse voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Als bijzondere voorwaarde bij deze gevangenisstraf zal worden bepaald, dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een langdurige klinische behandeling in Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo, of een andere daartoe geschikte instelling, zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank zal de maximale termijn van de klinische behandeling stellen op twee jaren. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte het door hem opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Met betrekking tot de proeftijd zal de rechtbank bepalen dat deze vijf jaren zal bedragen, omdat er, mede gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de persoon van verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaak voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zoals bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Met de lange proeftijd beoogt de rechtbank het belang van de maatschappij maximaal te beschermen.
Op grond van het vorengaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen door de duur van 730 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 539 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren met daarbij de genoemde bijzondere voorwaarde.
Verdachte heeft het tenlastegelegde delict gepleegd in de uitoefening van zijn beroep als helper/verzorger in de zorgsector. Naar het oordeel van de rechtbank is uit genoemde deskundigen- en reclasseringsrapportages de slachtofferkeuze van verdachte onduidelijk gebleven. Het recidive- en gevaarsrisico wordt als reëel ingeschat. De rechtbank acht het gelet daarop noodzakelijk dat verdachte gedurende een langere periode niet meer in de zorgsector werkzaam zal zijn. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank dit beroepsverbod niet als bijzondere voorwaarde bij genoemde voorwaardelijke straf opleggen, maar als afzonderlijke bijkomende straf. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ontzetten van zijn recht tot het uitoefenen van een beroep als helper/verzorger in de zorgsector voor de duur van drie jaren.
Motivering ten aanzien van het in beslag genomen goed.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen computer aan verdachte, omdat naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze computer.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 28, 45, 243 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder het primaire feit is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
t.a.v. subsidiair:
poging tot met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
t.a.v. subsidiair:
gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 539 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5
jaren en de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt een klinische behandeling bij Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo of een daarmee gelijk te stellen instelling, voor de duur van ten hoogste 2 jaren, of zoveel korter als de reclassering wenselijk acht;
verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht;
ontzetting van verdachte van zijn recht tot het uitoefenen van een beroep als helper/verzorger in de zorgsector voor de duur van 3 jaren;
gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten een computer, merk Vobis (goednr. 111728), aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op [geboortedatum slachtoffer1] 2010.
1 Relaas van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] d.d. 15 september 2009, dossier blz. 8.
2 Verklaring [persoon1] d.d. 12 augustus 2009, dossier blz. 32-33.
3 Verklaring [persoon2] d.d. 12 augustus 2009, dossier blz. 37-38.
4 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2009.
5 Verklaring verdachte d.d. 12 augustus 2009, dossier blz. 56.
6 Verklaring verdachte d.d. 12 augustus 2009, dossier blz. 56.
9
Parketnummer: 01/825447-09
[verdachte]