ECLI:NL:RBSHE:2010:BL9412

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
644475
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van naheffingsaanslagen door werkgever op werknemer wegens niet aanvragen verklaring geen privégebruik auto

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen A.C.M. Products B.V. (eiseres) en [B] (gedaagde). De gedaagde was sinds 5 januari 2004 in dienst bij eiseres als bedrijfsleider/commercieel directeur. Voor de jaren 2006 tot en met 2008 heeft gedaagde nagelaten een door de belastingdienst vereiste verklaring geen privégebruik auto aan te vragen. Hierdoor heeft de belastingdienst naheffingsaanslagen opgelegd aan eiseres, die in totaal € 17.005,- bedroegen. Eiseres heeft deze bedragen op gedaagde willen verhalen, aangezien hij de belastingplichtige was voor deze aanslagen.

Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om de verklaring aan te vragen en dat eiseres hem niet voldoende had geïnformeerd. De rechtbank oordeelde echter dat gedaagde nalatig was en dat eiseres gerechtigd was om de naheffingsaanslagen op hem te verhalen. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde dat hij een opschortingsrecht had, omdat hij bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslagen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet kon volstaan met het maken van bezwaar, maar dat hij verplicht was de bedragen aan eiseres te voldoen.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres in conventie toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 17.005,-, vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van de procedure. De vorderingen van gedaagde in reconventie werden afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers met betrekking tot belastingaangiften en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 644475
Rolnummer : 09-8313
Uitspraak : 25 februari 2010
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A.C.M. Products B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. Ch.M. de Ruiter Kardol,
t e g e n :
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. R.M. Kerkhof.
1. De procedure
Eiseres heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. Gedaagde is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen, waarbij een eis in (voorwaardelijke) reconventie is ingesteld. Vervolgens is een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 8 februari 2010. Eiseres in conventie/verweerster in reconventie heeft vóór de comparitie een conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie ingestuurd en heeft deze ter comparitie genomen. Tevens heeft zij ter comparitie de vordering in conventie gewijzigd. Gedaagde in conventie/eiser in reconventie heeft ter comparitie eveneens zijn vordering in reconventie gewijzigd. Ten slotte is vonnis bepaald.
Partijen zullen verder worden aangeduid als 'ACM' en '[B]'.
2. Het geschil in conventie en in reconventie
2.1. ACM vordert in conventie, na wijziging van de eis, betaling van € 17.005,-, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de aangepaste eis.
ACM legt daaraan, kort en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[B] is op 5 januari 2004 bij ACM in dienst getreden als bedrijfsleider/commercieel directeur. Ondanks herhaald aanmanen heeft hij voor de jaren 2006 tot en met 2008 niet gezorgd voor een door de belastingdienst af te geven zogenaamde verklaring geen privégebruik auto, opdat niet de verplichte bijtelling van het autokostenforfait zou behoeven plaats te vinden. Omdat ACM, op verzoek van [B], in die jaren geen bijtelling en daarmee verband houdende inhoudingen op het salaris van [B] had gedaan, heeft de belastingdienst voor die jaren aan ACM naheffingsaanslagen voor een totaalbedrag van € 17.005,- opgelegd. Omdat [B] heeft verzuimd de genoemde verklaring aan te vragen heeft hij nalatig dan wel onrechtmatig jegens ACM gehandeld. Hij is deswege schadeplichtig en dient het genoemde bedrag aan ACM te vergoeden.
2.2. [B] heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
[B] wist niet dat hij een verklaring geen privégebruik auto moest aanvragen. Dat is hem vóór 2009 ook niet gezegd. ACM heeft aangifte gedaan voor de jaren 2006 tot en met 2008 zonder [B] in de gelegenheid te stellen zijn kilometersadministratie over te leggen.
In juni 2009 heeft ACM op het aan [B] toekomende salaris en vakantiegeld een bedrag van € 6.874,62 ingehouden, en aldus aan hem de bijtelling met inhoudingen voor de periode januari tot en met juni 2009 in rekening gebracht. Ook over de maanden juli en augustus 2009 is een inhouding van € 1.145,77 bruto per maand gedaan. Dit ondanks het feit dat [B] erop heeft gewezen dat geen inhouding mocht worden gedaan omdat een verklaring geen privégebruik auto voor 2009 is afgegeven. In september 2009 is een ingehouden bedrag van € 2.254,58 bruto alsnog uitbetaald. Ten onrechte is het bedrag van € 6.874,62 bruto ingehouden.
[B] is niet gehouden ACM te vrijwaren voor de opgelegde naheffingsaanslagen, omdat ACM zelf had moeten controleren of [B] kon aantonen dat hij de auto niet voor privédoeleinden gebruikte. ACM is in gebreke gebleven met het geven van duidelijke instructies ter zake. ACM is derhalve zelf in verzuim en kan dat niet afwentelen op [B]. Op grond van artikel 7:661 BW dient de schade voor rekening van ACM te blijven. Er is immers geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [B].
Als [B] wel gehouden is tot vergoeding van het bedrag van de naheffingsaanslagen beroept hij zich op een opschortingsrecht. [B] heeft bezwaar gemaakt tegen de aan ACM opgelegde naheffingsaanslagen. Hangende deze procedure beroept hij zich op zijn opschortingsrecht.
Subsidiair beroept [B] zich op verrekening met het ten onrechte ingehouden bedrag van € 6.874,62, vermeerderd met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente.
2.3. In (voorwaardelijke) reconventie vordert [B]:
a. betaling van € 6.874,62 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente;
b. opheffing van de gelegde (derden)beslagen;
c. 1. te bepalen dat, als [B] in conventie wordt veroordeeld enig bedrag aan ACM te betalen, hij niet tot die betaling hoeft over te gaan dan op het moment dat in hoogste instantie is beslist op het door hem tegen de naheffingsaanslagen ingediende bezwaar en dat hij het bedrag dat hij aan ACM dient te voldoen kan betalen in maandelijkse termijnen van € 550,- netto;
2. indien het onder 1. gevorderde niet toewijsbaar is, terwijl [B] wel wordt veroordeeld enig bedrag aan ACM te betalen, ACM te veroordelen om dit bedrag - indien voldaan - alsmede het bedrag van € 6.874,62 bruto - indien verrekend - vermeerderd met de wettelijke rente daarover aan [B] terug te betalen binnen twee dagen nadat bekend is geworden dat het bezwaar van [B] tegen de naheffingsaanslagen gegrond is verklaard.
2.4. ACM heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie.
Hetgeen ACM in die conclusie en hetgeen partijen ter comparitie nog hebben aangevoerd zal, indien en voor zover relevant, in het navolgende aan de orde komen.
3. De beoordeling
In conventie en in reconventie
3.1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[B] is op 5 januari 2004 bij ACM in dienst getreden als bedrijfsleider/commercieel directeur. [B] heeft voor de jaren 2006 tot en met 2008 niet een door de belastingdienst af te geven verklaring geen privégebruik auto aangevraagd. Omdat ACM in die jaren geen bijtelling en daarmee verband houdende inhoudingen op het salaris van [B] had gedaan, heeft de belastingdienst voor die jaren, na aangifte door ACM, aan ACM naheffingsaanslagen voor een totaalbedrag van € 17.005,- (waarvan € 150,- aan heffingsrente) opgelegd.
In juni 2009 heeft ACM op het aan [B] toekomende salaris en vakantiegeld een bedrag van € 6.874,62 ingehouden, en aldus aan hem de bijtelling met inhoudingen voor de periode januari tot en met juni 2009 in rekening gebracht. Ook over de maanden juli en augustus 2009 is een bijtelling met inhouding van € 1.145,77 bruto per maand gedaan. Bij beschikking van 23 juni 2009 heeft de belastingdienst een verklaring geen privégebruik auto afgegeven. In september 2009 heeft ACM een ingehouden bedrag van € 2.254,58 bruto alsnog uitbetaald.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 december 2009 als gevolg van de beschikking van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 19 november 2009.
3.2. Nu [B] voor de jaren 2006 tot en met 2008 geen door de belastingdienst afgegeven verklaring geen privégebruik auto aan ACM had overgelegd en evenmin een kilometeradministratie waaruit bleek dat hij minder dan 500 kilometer per jaar met de bedrijfsauto voor privédoeleinden rijdt, en ACM voor die jaren geen bijtelling voor privégebruik van de auto op het salaris van [B] had gedaan, was ACM gehouden (alsnog) aangifte te doen ter zake de bijtelling voor het privégebruik van de auto voor die jaren. De naheffingsaanslagen zijn aan ACM opgelegd. [B] is ter zake echter de belastingplichtige. ACM is daarom gerechtigd om de bedragen van de naheffingsaanslagen te verhalen op [B].
Artikel 7:661 BW is niet aan de orde, nu het niet gaat om schade die door [B] aan ACM is toegebracht, doch om verhaal van door de fiscus opgelegde (naheffings)aanslagen.
3.3. Het verweer dat [B] niet gehouden is ACM te vrijwaren voor de naheffingsaanslagen, omdat ACM zelf had moeten controleren of [B] kon aantonen dat hij de auto niet voor privédoeleinden gebruikte en omdat ACM in gebreke is gebleven met het geven van duidelijke instructies ter zake (hetgeen door ACM is weersproken), moet worden verworpen. De onderhavige vordering in conventie gaat eenvoudig om het verhalen van aan ACM opgelegde aanslagen, welke zij op [B] kan verhalen omdat [B] ter zake de belastingplichtige is. Het is aan [B] om bezwaar te maken tegen de aanslagen. Indien hij in het gelijk wordt gesteld ontvangt hij het teveel ingehoudene van de belastingdienst terug.
3.4. [B] komt geen opschortingsrecht toe met betrekking tot zijn verplichting om de bedragen van de naheffingsaanslagen aan ACM te vergoeden, in verband met het bezwaar dat hij (kennelijk) heeft gemaakt tegen de naheffingsaanslagen. Dit betreft immers niet een opeisbare vordering die hij op ACM heeft.
Ook het beroep op verrekening faalt. ACM heeft weliswaar het bedrag van € 6.874,62 bruto ingehouden met betrekking tot de bijtelling over de maanden januari tot en met juni 2009, doch die inhouding was niet onterecht, aangezien [B] niet een kilometeradministratie bij ACM inleverde en ACM eerst bij brief van 7 juli 2009 de door de belastingdienst afgegeven verklaring geen privégebruik auto d.d. 23 juni 2009 heeft ontvangen. De verklaring geen privégebruik auto kan niet worden gebruikt om de bijtelling die reeds heeft plaatsgevonden te corrigeren. (Ook met betrekking tot de bijtelling over deze maanden zal [B] bezwaar bij de belastingdienst moeten maken, indien hij van mening is dat hij geen bijtelling over die maanden verschuldigd is.)
Voorts moet het beroep van [B] op de uitspraak van de kantonrechter te Groningen van 21 januari 2010 (LJN: BL0294) worden verworpen, omdat het onderhavige geval niet met het geval van die uitspraak is te vergelijken. ACM had [B] er in de brief van 14 januari 2009 al op gewezen dat, als zij geen verklaring geen privégebruik auto van de belastingdienst zou ontvangen, zij verplicht zou zijn om de bijtelling te doen.
ACM is derhalve geen betaling aan [B] van voormeld ingehouden bedrag verschuldigd.
3.5. De slotsom van het voorgaande is dat de gewijzigde vordering in conventie in de hoofdsom en de gevorderde rente toewijsbaar is en dat de vordering in reconventie sub a. dient te worden afgewezen.
3.6. Gelet op voorgaande overwegingen zijn de beslagen niet onnodig of onrechtmatig gelegd. De vordering in reconventie met betrekking tot het opheffen van de beslagen dient derhalve te worden afgewezen.
De beslagen zijn ook niet nietig. De vordering in conventie met betrekking tot de kosten van de beslagleggingen is toewijsbaar.
3.7. Aangezien aan [B] ten aanzien van zijn verplichting om het bedrag van € 17.005,- aan ACM te betalen geen opschortingsrecht toekomt en aangezien hij, indien zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslagen gegrond wordt verklaard, het teveel ingehoudene van de belastingdienst terug ontvangt, is er evenmin grond om een van de voorwaardelijke vorderingen in reconventie sub c. toe te wijzen. Een betalingsregeling kan niet door de kantonrechter worden opgelegd. Daartoe zal [B] overleg met (de gemachtigde van) ACM dienen te voeren.
3.8. [B] zal, als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De wettelijke rente over de beslagkosten en de proceskosten is toewijsbaar als na te melden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [B] om aan ACM te betalen de somma van € 17.005,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 augustus 2009 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [B] in de beslagkosten, begroot op € 617,15, waarvan € 317,15 wegens explootkosten en € 300,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), vermeerderd met de wettelijke rente over € 617,15 vanaf de 15e dag na heden tot aan de dag der voldoening;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in (voorwaardelijke) reconventie:
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [B] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ACM tot op heden begroot op € 1.037,25, waarvan € 79,25 wegens explootkosten, € 208,- wegens griffierecht en € 750,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.037,25 vanaf de 15e dag na heden tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis waar het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2010.