ECLI:NL:RBSHE:2010:BL9340

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-1544
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van de woning van eiser in het kader van de Wmo

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die lijdt aan het Syndroom Usher type 1, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo. Eiser had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat hij van mening was dat zijn huidige woning niet adequaat was gezien zijn beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser doof is, een progressieve oogziekte heeft en een blindengeleidehond gebruikt. Eiser woont sinds 1994 in een appartement op de tweede etage van een appartementencomplex in een drukke winkelstraat, wat volgens hem niet geschikt is voor zijn situatie.

De rechtbank heeft de aanvraag van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het primaire besluit van verweerder, dat de aanvraag had afgewezen, niet zorgvuldig was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de veiligheid en toegankelijkheid van het appartementencomplex. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige woning van eiser niet adequaat is, gezien zijn beperkingen, en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiser recht heeft op een woonvoorziening ingevolge de Wmo, en dat hij aanspraak kan maken op een verhuisindicatie.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiser gestorte griffierecht van € 41,00 moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 644,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor voorzieningen op basis van de Wmo, vooral in gevallen waar de gezondheid en veiligheid van de aanvrager in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/1544
Uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2010
inzake
[eiser],
te Geldrop,
eiser,
[gemachtigde],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo,
verweerder,
[gemachtigde].
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2008 heeft verweerder eisers aanvraag ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) om een verhuisindicatie dan wel een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten en aanpassingen in de nieuwe woning afgewezen.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 24 maart 2009 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 maart 2010, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [tolk] als tolk gebarentaal. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. In dit geding is de vraag aan de orde of het besluit op bezwaar van 24 maart 2009, waarbij het primaire besluit tot afwijzing van eisers aanvraag ingevolge de Wmo is gehandhaafd, in rechte stand kan houden.
2. De rechtbank gaat uit van de navolgende relevante feiten en omstandigheden.
3. Eiser lijdt aan het Syndroom Usher type 1, waardoor hij sinds zijn geboorte doof is en niet werkende evenwichtsorganen heeft. Daarnaast heeft hij een progressieve oogziekte waardoor hij op dit moment zeer slechtziend is en in de toekomst blind zal worden. Eiser maakt gebruik van een blindengeleidehond. Eiser woont sinds 1994 in een appartement aan de [straat] te Geldrop, op de tweede etage van een appartementencomplex, gelegen in een drukke winkelstraat. Het appartement is aangepast aan de beperkingen die eiser ondervindt ten gevolge van zijn doofheid en slechtziendheid.
4. Op 14 april 2008 heeft maatschappelijk [werkster] namens eiser een brief geschreven aan verweerder. In deze brief is aangegeven dat eiser een Wmo-indicatie wil aanvragen voor de verhuizing naar een voor hem geschikter huis. Het gaat om het verkrijgen van een indicatie met medische noodzaak tot verhuizen, woningaanpassingen en niet bouwkundige voorzieningen. Eiser stelt dat zijn huidige woning vrij klein is, zeker gelet op de aanwezigheid van de blindengeleidehond. Daarnaast is het trappenhuis in het appartementencomplex te donker en staat zijn woning in een drukke omgeving met veel verkeer. Eiser zou graag verhuizen naar een huis dat een gunstigere ligging heeft, te weten rustig wat betreft het verkeer maar wel in de nabijheid van voorzieningen. Dit nieuwe huis zal ook voorzien moeten worden van de benodigde aanpassingen. Voor eiser zou het nog te realiseren [plan] in Geldrop een prima kans bieden op een geschikte woning: een rustige woonwijk, in het centrum van Geldrop, met alle voorzieningen nabij. Aangezien eiser hier de weg al redelijk kent, zal het voor hem ook wat gemakkelijker zijn om zich te leren oriënteren in deze nieuwe woonomgeving. Eiser heeft aangegeven dat de toewijzing van de huizen in dit plan gaat via een lotingsprocedure, opgesteld door de gemeente Geldrop. Om in aanmerking te komen voor de eerste lotingslijst, moet eiser over een Wmo-indicatie met medische noodzaak tot verhuizen beschikken. Bij de brief van 14 april 2008 is een schrijven van 25 februari 2008 gevoegd van diagnostisch centrum Viataal te Sint Michielsgestel en een schrijven van [oogarts], van 10 maart 2008. In dit schrijven heeft de oogarts aangegeven dat de geleidehond voor eiser onmisbaar is voor het uitvoeren van dagelijkse bezigheden. Eisers huidige woning wordt door de oogarts te beperkend geacht. De oogarts stelt dat de ruimte, ook met de geleidehond, moeilijk bereikbaar is voor eiser. Daarbij is de toegang tot de woning donker en rumoerig en is de woning niet gelegen op de begane grond. Daarnaast is de huidige woonruimte niet geschikt voor het houden van een huisdier van een dergelijke omvang als eisers geleidehond.
5. Naar aanleiding van eisers aanvraag heeft er een medisch onderzoek plaatsgevonden door [verzekeringsarts] van Argonaut Advies. Deze arts heeft, na eiser te hebben gezien op het spreekuur, bij rapportage van 6 mei 2008 geconcludeerd dat eisers huidige woning adequaat is te achten, aangezien de verlichting in het appartement goed geregeld is en de keuken extra is aangepast. Als het traplopen een onoverkomelijk probleem oplevert vanwege te weinig licht (hetgeen volgens de arts meestal niet het geval is, aangezien eiser al jaren aan dezelfde trap gewend is en hij nu ook een hond heeft) dan kunnen er desgewenst bij de eerste en de laatste trede strippen geplaatst worden. Eisers klacht dat er voor de woning fietsen en dergelijke staan, heeft volgens de arts niets met de woning te maken. De verzekeringsarts acht geen medische reden voor een verhuizing aanwezig.
6. In de bezwaarprocedure heeft voornoemde verzekeringsarts naar aanleiding van nadere vragen van verweerder aanvullend gerapporteerd op 10 maart 2009. De verzekeringsarts heeft medegedeeld al bij het onderzoek van 6 mei 2008 op de hoogte te zijn geweest van het rapport van Viataal van 25 februari 2008. Het schrijven van de oogarts van 10 maart 2008 brengt de verzekeringsarts evenmin tot een ander oordeel. Dat eiser heeft aangegeven bij een calamiteit, zoals brand, het huis niet snel genoeg te kunnen verlaten, brengt de verzekeringsarts niet tot een ander oordeel. In de situatie dat zich een calamiteit voordoet, zal zich bij iedere woonruimte het probleem voordoen dat eiser met de hond de woning tijdig dient te verlaten.
7. Verweerder kent blijkens het bestreden besluit doorslaggevende betekenis toe aan de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts. Verweerder acht eisers huidige woning adequaat, waardoor er geen medische indicatie voor de gevraagde voorzieningen aanwezig is en eisers aanvraag terecht is afgewezen.
8. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij is van mening dat verweerder een onjuiste beslissing heeft genomen en dat zijn aanvraag alsnog gehonoreerd moet worden. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft eiser een rapport overgelegd van [klinisch]-fysicus/visuoloog (hierna: de visuoloog) van 20 januari 2010.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Artikel 4, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:
a. een huishouden te voeren;
b. zich te verplaatsen in en om de woning;
c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
Op grond van het tweede lid van dit artikel houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
11. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
12. Aan artikel 5, eerste lid, van de Wmo is in de gemeente Geldrop-Mierlo uitvoering gegeven door vaststelling van de Overgangsverordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldrop-Mierlo 2007 (verder: de verordening).
13. Ingevolge artikel 13 van de verordening kan de door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening bestaan uit:
a. een algemene woonvoorziening;
b. een woonvoorziening in natura;
c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
d. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
14. In artikel 14 van de verordening is het volgende bepaald:
1. een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
15. Ingevolge artikel 15 van de verordening kunnen de in artikel 13, onder b., c. en d. genoemde voorzieningen bestaan uit:
a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;
b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;
d. een uitraasruimte.
16. In artikel 16 van de verordening is het volgende bepaald:
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
17. De rechtbank begrijpt dat eiser met zijn aanvraag heeft beoogd een rechtsoordeel van verweerder te krijgen, inhoudende dat zijn huidige woning aan de [straat] te Geldrop inadequaat is. Om in aanmerking te kunnen komen voor een woonvoorziening ingevolge de Wmo dient immers, gelet op artikel 16 van de verordening, vast te staan dat aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren. De rechtbank oordeelt dat het primaire besluit met zich brengt dat een vaststelling in rechte plaatsvindt ten aanzien van de aanspraken die eiser kan ontlenen aan de Wmo. Immers, het besluit houdt in dat de huidige woning van eiser gelet op zijn beperkingen, voor hem adequaat is en dat eiser om die reden niet in aanmerking komt voor een woonvoorziening ingevolge de Wmo. Er is dan ook sprake van een besluit gericht op rechtsgevolg, zodat verweerder eiser terecht in zijn bezwaar hiertegen heeft ontvangen.
18. Met betrekking tot de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat bij eiser geen sprake is van aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek die het normale gebruik van zijn woning aan de [straat] te Geldrop belemmeren, overweegt de rechtbank als volgt.
19. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser doof is en dat hij een progressieve oogziekte heeft, waardoor hij op dit moment zeer slechtziend is en in de toekomst blind zal worden. In het rapport van Argonaut staat niet vermeld dat eiser niet werkende evenwichtsorganen heeft. Nu zulks echter door eiser is gesteld, en al in het rapport van Viataal van
25 februari 2008 staat vermeld en door de verzekeringsarts vervolgens niet is betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze beperking.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat het appartement van eiser, gelegen op de tweede etage van het appartementencomplex, is aangepast aan zijn beperkingen en daarmee een voor eisers beperkingen geschikt appartement is.
20. De rechtbank stelt vast dat de grieven van eiser zien op de veiligheid in en rondom het appartementencomplex en op de slechte toegankelijkheid van het appartementencomplex. De Centrale Raad van Beroep heeft in enkele uitspraken, waaronder de uitspraak van 23 april 1999 (LJN:AA8552) en de uitspraak van 4 februari 2004 (LJN: AO3543), geoordeeld dat onder het normale gebruik van een woning tevens de veiligheid in en rond de woning en de toegankelijkheid van de woning moeten worden begrepen. Weliswaar zijn deze uitspraken gewezen onder de destijds vigerende Wet voorzieningen gehandicapten, maar de rechtbank ziet geen aanleiding het begrip ‘normaal gebruik van de woning’ onder de thans geldende Wmo anders uit te leggen.
21. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderzoek verricht naar de veiligheid in en rond het appartementencomplex en naar de toegankelijkheid van het appartementencomplex.
22. Ten aanzien van de veiligheid in en rond het appartementencomplex heeft de verzekeringsarts opgemerkt dat bij iedere woonruimte zich het probleem voordoet dat eiser met zijn hond de woning tijdig dient te verlaten. Verweerder heeft zich achter dit standpunt geschaard. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen, reeds omdat de tijd die voor het verlaten van een woning nodig is, wel degelijk relevant is in geval van een calamiteit. Nu eiser in een appartement woont op de tweede verdieping, had verweerder onderzoek dienen te verrichten naar de vraag of eiser in geval van een calamiteit tijdig zijn woning kan verlaten.
23. Ten aanzien van de toegankelijkheid van het appartementencomplex heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat het feit dat er in de buitenruimte fietsen staan, niets met de woning te maken heeft. Verweerder heeft zich ook wat dit standpunt betreft geschaard achter dat van de verzekeringsarts. De rechtbank kan verweerder hierin evenmin volgen, aangezien ingevolge de hiervoor vermelde jurisprudentie de toegankelijkheid van de woning valt onder het normale gebruik van de woning. Derhalve had verweerder ook hiernaar onderzoek dienen te verrichten.
24. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Nu het bestreden besluit ten gevolge daarvan in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
25. De rechtbank ziet, met het oog op een finale beslechting van het geschil, aanleiding onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek die het normale gebruik van zijn huidige woning belemmeren. De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan het door eiser in beroep overgelegde rapport van de visuoloog, welk oordeel door verweerder niet is bestreden. Uit dit rapport blijkt dat het traplopen vanwege evenwichtsproblemen en de donkere ruimte een groot probleem is voor eiser. De visuoloog oordeelt dat de woning voor eiser in noodsituaties inadequaat is. Eiser heeft meer tijd nodig om zich te kunnen verplaatsen dan een goedziende persoon met een normaal evenwicht. De trappenhal is in geval van brand de enige vluchtmogelijkheid voor eiser. Hierbij speelt tevens de doofheid van eiser een rol, aangezien hij geen alarmsignalen uit de omgeving hoort. In geval van nood of paniek is er geen tijd om te vertrouwen op de leiding van de blindengeleidehond en is eiser op zichzelf aangewezen om naar buiten te komen via de trappenhal. Dit geeft een groot gevoel van onveiligheid, wat direct invloed heeft op zijn lichamelijk en psychosociaal functioneren. Een ander probleem bij de huidige woning is volgens de visuoloog dat onverwacht bezoek voor eiser lastig is. Aan de deur van het appartementencomplex is het vanwege een overkapping te donker om te kunnen zien wie er aan de deur staat. Eiser kan niet aan de deur met anderen communiceren en is derhalve genoodzaakt de bezoeker mee naar zijn appartement te nemen. Dit geeft eveneens een gevoel van onveiligheid.
Voorts geeft de visuoloog aan dat de toegang tot het appartementencomplex vaak onbereikbaar is omdat er regelmatig fietsen voor de voordeur van het appartementencomplex geparkeerd staan. In combinatie met het verminderde evenwicht geeft dit bij eiser een onzeker gevoel bij het betreden van de woning. Hierbij is de mogelijkheid aanwezig van vallen, struikelen en omverlopen van de fietsen.
Tot slot oordeelt de visuoloog dat het voor eiser bij zijn huidige woning lastig is om de hond uit te laten, met name als het donker is. Eiser heeft immers last van nachtblindheid. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat de woning is gelegen aan een zeer drukke winkelstraat. Dit maakt het voor hem gevaarlijk om ’s-avonds zijn hond uit te laten en heeft al eens eerder tot een zeer gevaarlijke situatie geleid. Vanwege zijn nachtblindheid zou hij graag een tuin of plaats bij de woning hebben om de hond te kunnen uitlaten.
26. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door onder herroeping van het besluit van 2 juni 2008 het bezwaar gegrond te verklaren en te bepalen dat aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek eiser belemmeren normaal gebruik te maken van zijn woning aan de [straat] te Geldrop. Nu de huidige woning voor eiser niet adequaat is, kan eiser bij verhuizing naar een andere woning aanspraak maken op een dan nader te beoordelen woonvoorziening ingevolge de Wmo.
27. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
28. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 41,00 dient te worden vergoed.
28. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit op bezwaar;
- herroept het primaire besluit van 2 juni 2008, in dier voege dat wordt vastgesteld dat eisers huidige woning niet adequaat voor hem is;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit op bezwaar;
- gelast verweerder aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 41,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00, te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman als voorzitter en mr. E.H.B.M. Potters en mr. I. Ravenschlag als leden in tegenwoordigheid van drs. M.T. Petersen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2010.