ECLI:NL:RBSHE:2010:BL9309

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09 / 3759
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing voor woninguitbreiding binnen beschermingszone primaire waterkering

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas. Eiser had een ontheffingsaanvraag ingediend voor de uitbreiding van zijn woning, gelegen binnen de beschermingszone van een primaire waterkering. Het dagelijks bestuur weigerde deze ontheffing, omdat de gewenste uitbreiding een aanzienlijke inbreuk zou maken op het profiel van vrije ruimte, zoals vastgelegd in de Keur van het waterschap. Eiser stelde dat hij door eerdere communicatie van het waterschap de verwachting had gekregen dat zijn plannen wel zouden worden goedgekeurd, en dat hij hierdoor onnodige kosten had gemaakt voor het ontwerp van zijn bouwplannen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het beleid van het waterschap, dat gericht is op de bescherming van waterstaatkundige belangen, niet onredelijk was. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het waterschap duidelijk had gecommuniceerd dat de uitbreiding buiten het profiel van vrije ruimte diende te blijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de schade niet het gevolg was van een besluit van het waterschap, maar van de keuzes die eiser zelf had gemaakt.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigde de weigering van de ontheffing en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/3759
Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2010
inzake
[eiser],
te '[woonplaats],
eiser,
gemachtigde [naam],
tegen
het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas,
te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde [naam].
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2005 heeft verweerder geweigerd eiser ontheffing te verlenen voor het uitbreiden van zijn woning aan de [adres] te ‘[woonplaats].
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 11 september 2008 ongegrond verklaard. Hierbij is tevens eisers verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 februari 2010, waar eiser is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is of verweerder de gevraagde ontheffing voor het uitbreiden van eisers woning aan de [adres] te ’[woonplaats] in redelijkheid heeft kunnen weigeren en of verweerder eisers verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.
2. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Bij brief van 11 februari 2002 heeft eiser verweerder (informeel) toestemming gevraagd voor het uitbreiden van zijn woning aan de [adres]. Het betrof een aanbouw van ongeveer 48 m² (6 maal 8 meter), deels aan de zijkant van eisers woning en in de lengterichting van de dijk. De aanbouw zou worden gefundeerd op palen en “zwevend” boven het binnentalud komen te staan. Bij brief van 16 april 2002 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij in principe met eisers uitbreidingsplannen kan instemmen, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Een ervan is dat de uitbouw buiten het profiel van vrije ruimte van de waterkering - dat is de vrij te houden ruimte voor het duurzaam kunnen realiseren van de waterkerende functie van een kering - dient te blijven. Voorts is opgemerkt dat de uiteindelijke ontheffingsaanvraag zal worden beoordeeld op basis van de definitieve bouwtekeningen.
In juni 2004 heeft eiser verweerder medegedeeld verder te willen gaan met een ander bouwplan, dat voorziet in een aanbouw van ongeveer 6 maal 6,5 meter, aan de achterzijde van zijn woning. Er zou dan slechts een kleine hoek van de aanbouw (ongeveer 1,5 maal 1,5 meter) in het profiel van vrije ruimte worden gerealiseerd. In een op 29 juli 2004 met eiser gehouden gesprek hebben de betrokken medewerkers van het waterschap Aa en Maas (hierna: het waterschap) eiser medegedeeld dat het waterschap hiermee akkoord gaat.
Op 20 mei 2005 heeft eiser een formele aanvraag ingediend voor ontheffing van de Keur waterkeringen waterschap Aa en Maas (hierna: de Keur) ten behoeve van de bouw van een aanbouw aan zijn woning, een garage en voorts ten behoeve van het aanleggen van een uitrit en het opnieuw aanleggen van de tuin. Deze ontheffingsaanvraag ziet - anders dan het bouwplan dat in juni 2004 aan de orde was - op een aanbouw die deels aan de zijkant van de bestaande woning is gelegen. Voor deze aanbouw hebben burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch op 2 april 2004 bouwvergunning eerste fase en op 10 mei 2005 bouwvergunning tweede fase verleend.
Naar aanleiding van de op 20 mei 2005 ingediende ontheffingsaanvraag heeft op 29 mei 2005 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en een tweetal medewerkers van het waterschap. Hierbij is eiser medegedeeld dat op geen enkele wijze constructieonderdelen, anders dan enkele grondverdringende palen, in het profiel van vrije ruimte mogen worden toegepast. Eiser geeft aan hierdoor verrast te zijn, maar bereid te zijn het bouwplan enigszins aan te passen, waarbij de woonkamer komt te vervallen en van deze ruimte een kast-/bergruimte wordt gemaakt. Bij brief van 8 juli 2005 vraagt verweerder eiser om aanvullende gegevens waaruit blijkt dat alle bouwactiviteiten (met uitzondering van het plaatsen van grondverdringende palen) buiten het profiel van vrije ruimte zullen plaatsvinden. Bij brief van 18 juli 2005 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het (fictief) weigeren een besluit te nemen op zijn ontheffingsaanvraag. Bij besluit van 21 september 2005 heeft verweerder de gevraagde ontheffing geweigerd, omdat uit de gegevens die eiser heeft aangeleverd blijkt dat het voorgenomen bouwplan ruim binnen het profiel van vrije ruimte komt te liggen. Bij het thans bestreden besluit van 11 september 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser van 18 juli 2005, dat mede geacht wordt te zijn gericht tegen het afwijzende besluit van 21 september 2005, ongegrond verklaard en de eerdere weigering van de ontheffing gehandhaafd. Het verzoek om schadevergoeding, als vervat in het bezwaarschrift van 18 juli 2005, is afgewezen. Op 14 september 2005 heeft eiser bij verweerder schetsen ingediend van zijn derde architect, ten behoeve van een uitbouw aan de achterzijde van zijn woning, gelegen buiten het profiel van vrije ruimte. Hiervoor heeft eiser op 28 februari 2007 een aanvraag om ontheffing bij verweerder ingediend. Deze ontheffing is door verweerder op 20 maart 2007 verleend. Eiser heeft van deze ontheffing, die twee jaar geldig was, in verband met gestegen bouwkosten en een gewijzigde gezinssituatie, echter geen gebruik gemaakt.
4. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder 3, van de Keur is het verboden om binnen de beschermingszone van een primaire waterkering werken, gebouwen, getimmerten, muren of andere bouwconstructies of inrichtingen te plaatsen, te hebben, te verbouwen of te slopen.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de uitbouw die eiser wenst te realiseren valt binnen de beschermingszone van de primaire waterkering waarop de verbodsbepalingen van de Keur van toepassing zijn.
6. Ingevolge artikel 10, eerste lid - voor zover hier relevant - kan het bestuur van het waterschap schriftelijk ontheffing verlenen van de in de Keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen. Hierbij wordt rekening gehouden met het beheerplan en alle bij de ontheffingverlening betrokken belangen, waaronder die van landschap, natuur en cultuurhistorie. Blijkens de toelichting op artikel 10 van de Keur is bij de beslissing over het verlenen van een keurontheffing de bescherming van waterstaatkundige belangen de primaire invalshoek.
7. Uit het voorgaande volgt dat eiser, om de gewenste uitbouw aan zijn woning te kunnen realiseren, ontheffing nodig heeft als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Keur. Verweerder is evenwel, gelet op het beleid dat hij ter zake voert, niet bereid deze ontheffing te verlenen. Blijkens dit beleid, dat aansluit bij de door de provincie Noord-Brabant opgestelde Richtlijnen inzake ontheffingverlening, en op 1 juni 2007 is neergelegd in de Beleidsnota bebouwing en beplanting op, in en nabij waterkeringen (Bijlage C van het Beheerplan Waterkeringen) is de voorgestelde (ver)nieuwbouw alleen toelaatbaar indien deze buiten het profiel van vrije ruimte van de huidige waterkering is geprojecteerd. Dit om te voorkomen dat de nieuwe bebouwing een belemmering vormt voor toekomstige versterkingen van de waterkering. Funderingspalen mogen, onder voorwaarden, wel binnen het profiel van vrije ruimte vallen.
8. De rechtbank acht dit beleid en de toepassing ervan in dit concrete geval, niet onredelijk of anderszins onjuist.
9. Gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is vervolgens de vraag aan de orde of sprake is van bijzondere omstandigheden die verweerder ertoe hadden moeten bewegen om de benodigde ontheffing, in afwijking van zijn beleid, toch te verlenen.
In dit verband is eisers beroep op het vertrouwensbeginsel van belang. Volgens eiser heeft verweerder tijdens het vooroverleg de verwachting gewekt dat constructie-elementen in het profiel van vrije ruimte geen probleem zouden opleveren. Later bleek dit echter reden om de gevraagde ontheffing te weigeren. Eiser is van mening dat hij door de handelwijze van verweerder onnodig veel kosten heeft gemaakt. Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder aan zijn belangen, mede gelet op het feit dat het slechts gaat om een geringe inbreuk op het profiel van vrije ruimte, zwaarder gewicht had moeten toekennen dan aan de waterstaatkundige belangen.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt eisers beroep op het vertrouwensbeginsel. Zoals blijkt uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden heeft gedurende een lange periode informeel (voor)overleg plaatsgevonden tussen verweerder en eiser over het uitbreiden van eisers woning. Reeds bij brief van 16 april 2002 heeft verweerder eiser medegedeeld dat een van de randvoorwaarden voor het verlenen van ontheffing is, dat buiten het profiel van vrije ruimte wordt gebouwd. Eiser heeft zijn plannen voor het realiseren van een aan-/uitbouw aan zijn woning verschillende malen gewijzigd. Het plan waarover in juni/juli 2004 is gesproken voorzag in een aanbouw aan de achterzijde van eisers woning. Omdat dit plan slechts een zeer geringe inbreuk maakte op het profiel van vrije ruimte, was verweerder bereid hiervoor ontheffing te verlenen. Dit is eiser medegedeeld tijdens een op 29 juli 2004 gehouden gesprek. Het thans aan de orde zijnde plan waarvoor eiser op 20 mei 2005 een formele ontheffingsaanvraag heeft ingediend, ziet echter op een aanbouw die deels aan de zijkant van de bestaande woning is gelegen, waardoor een aanzienlijke inbreuk wordt gemaakt op het profiel van vrije ruimte. Niet aannemelijk is geworden dat op enig moment door verweerder de rechtens te honoreren verwachting is gewekt dat ook voor de door eiser thans gewenste aanbouw aan de zijkant van de woning, die een aanmerkelijk grotere inbreuk maakt op het profiel van vrije ruimte dan het plan waarover in 2004 is gesproken, ontheffing zou worden verleend. Het beroep is in zoverre derhalve ongegrond.
10. Ten aanzien van eisers verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State reeds bij uitspraak van 8 juli 2009 (www.rechtspraak.nl, LJN: BJ1903) heeft overwogen, dient om redenen van verwevenheid en proceseconomie de beslissing in een besluit op bezwaar op een hangende de bezwaarfase ingediend verzoek om schadevergoeding, als onderdeel van het besluit op bezwaar te worden aangemerkt. Hiertegen behoeft niet eerst bezwaar te worden aangetekend alvorens beroep kan worden ingesteld. De rechtbank mag derhalve van het verzoek om schadevergoeding kennisnemen.
11. Eiser stelt dat hij als gevolg van tijdens het vooroverleg door verweerder gewekte verwachtingen ten aanzien van de toelaatbaarheid van constructie-elementen in het profiel van vrije ruimte het bouwplan heeft laten ontwerpen dat ten grondslag lag aan de ontheffingsaanvraag van 20 mei 2005. Hierdoor heeft hij onnodig kosten gemaakt, die hij vergoed wenst te zien. Gelet hierop heeft eiser verweerder bij bezwaarschrift van 18 juli 2005 verzocht om de kosten voor de (tweede) architect, constructeur en legeskosten te vergoeden. De schade die eiser stelt te hebben geleden is echter niet het gevolg van enig besluit van verweerder maar van eisers eigen handelen naar aanleiding van het besprokene tijdens het vooroverleg met medewerkers van het waterschap en de daar gedane mededelingen. Reeds hierom heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen. Ook op dit punt is het beroep derhalve ongegrond.
12. Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden, zodat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en evenmin om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem dient te vergoeden.
14. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als voorzitter en mr. T. van de Woestijne en mr. H.F.M.W. van Rijswick als leden in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. Anssems als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.
?