3.2.1. Tussen partijen staat vast dat zich op 2 juni 2009 een incident heeft voorgedaan op het schoolplein van de Mgr. Bekkersschool waar [verweerster] toen werkzaam was. [verweerster] is zonder enige aanleiding mishandeld door een voorbijganger. Deze mishandeling heeft grote inwerking gehad op [verweerster] en zij heeft zich naar aanleiding hiervan ziek gemeld. Volgens Signum is [verweerster] na dit incident gesprekken met de schoolleiding en het College van Bestuur alsmede mediation uit de weg gegaan, waardoor het niet mogelijk is met Signum tot een oplossing te komen en beëindiging van het dienstverband dient te volgen. [verweerster] heeft de aangevoerde gronden betwist en heeft voorts gesteld dat er andere redenen aan het verzoek ten grondslag liggen.
3.2.2. Volgens [verweerster] heeft Signum na het incident in juni 2009 een gesprek met haar afgehouden, hetgeen door Signum is weersproken. Van pogingen van [verweerster] om in de weken die volgen op het incident met Signum in gesprek te komen is niet gebleken. Blijkens de gewisselde stukken heeft [verweerster] zekere informatie en inspanningen van Signum verlangd en heeft Signum niet naar genoegen van [verweerster] aan dat verlangen voldaan. Uit de brieven van [verweerster] van 21 en 24 juni 2009, productie 17 van [verweerster], blijkt dat Signum in juni 2009 een gesprek heeft willen arrangeren en dat [verweerster] in reactie daarop te kennen heeft gegeven daar emotioneel nog niet aan toe te zijn. Voorts blijkt uit de brieven van Signum van 1 juli 2009 en 10 juli 2009, productie 7 en 9 van Signum, dat Signum [verweerster] heeft uitgenodigd voor een gesprek op 6 juli 2009 en vervolgens voor een gesprek op 21 juli 2009. Deze gesprekken zijn niet tot stand gekomen in verband met het feit dat [verweerster] heeft aangegeven verhinderd te zijn. Signum heeft vervolgens een time-out voorgesteld om daarna in september 2009 mediation te betrachten. De mediation heeft geen doorgang gevonden omdat [verweerster] niet wilde dat de directeur van de Mgr. Bekkersschool, P. Nouws, aan de mediation zou deelnemen en Signum niet van diens deelname wenste af te zien. De bedrijfsarts heeft op 23 oktober 2009 een advies uitgebracht, inhoudende onder meer dat [verweerster] heeft aangegeven in gesprek te willen en te kunnen over de situatie en Signum heeft daarop [verweerster] bij brief van 5 november 2009 uitgenodigd voor een gesprek op 16 november 2009. Bij brief van 12 november 2009 heeft [verweerster] aan Signum laten weten dat zij aan de uitnodiging geen gevolg zal geven. Daarbij heeft zij de gemachtigde van Signum te kennen gegeven dat tegen zijn ongefundeerde reeks beschuldigingen geen verweer mogelijk is en al helemaal niet in een gezelschap dat vormen van ongewenst intimiderend gedrag hanteert. [verweerster] heeft hem verzocht 'om het aangezegde vonnis (ontslag) dan maar te voltrekken'.
3.2.3. Signum heeft ter zake de verhindering van [verweerster] op 6 juli 2009 gesteld dat deze datum al eerder aan [verweerster] bekend was gemaakt. [verweerster] heeft dat betwist. In haar brief van 24 juni 2009 aan de vertrouwenspersoon Van Amelsvoort, productie 17 van [verweerster], heeft [verweerster] aangegeven dat haar is medegedeeld dat een gesprek met het bestuur en de directie van de Mgr. Bekkersschool doorgang diende te vinden. Dat er al een datum was bepaald blijkt daaruit niet. Signum heeft dat ook niet aannemelijk gemaakt. Aan [verweerster] kan derhalve niet worden verweten dat dit gesprek geen doorgang heeft gevonden. Nadat [verweerster] vervolgens bij brief van 8 juli 2009 onder opgave van verhinderdata om een nieuwe datum had verzocht is zij uitgenodigd voor een gesprek op 21 juli 2009. Ook aan deze uitnodiging heeft [verweerster] geen gehoor gegeven, in dit geval omdat zij de voorkeur gaf aan een medische behandeling in de ochtend van 21 juli 2009 waarvoor zij enige weken daardoor een afspraak zou hebben gemaakt. De betreffende datum was door [verweerster] echter niet als verhinderdatum opgegeven en bovendien heeft [verweerster] geen opening geboden voor een gesprek later op die dag dan wel een andere dag. Indien [verweerster] daadwerkelijk haar volledige medewerking aan de totstandkoming van een gesprek had willen geven, dan had het op haar weg gelegen ook die voor haar belangrijke datum van 21 juli 2009 als verhinderdatum op te geven dan wel op te geven op welke tijdstippen het gesprek wel zou kunnen plaatsvinden. Voor wat betreft de mediation geldt dat de omstandigheid dat Signum wilde dat Nouws daaraan tevens namens Signum deel zou nemen, [verweerster] er niet van had behoren te weerhouden de mediation doorgang te laten vinden, in aanmerking nemende ook dat de mediation mede betrekking zou hebben op de gang van zaken op de Mgr. Bekkersschool. De opstelling van [verweerster] heeft er derhalve gelet op het voorgaande aan bijgedragen dat er tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] geen gesprekken met Signum hebben plaatsgevonden.
2.3.4. De hersteldmelding en arbeidsgeschiktheid van [verweerster] brachten mee dat [verweerster] in beginsel haar werkzaamheden diende te hervatten. In aanmerking nemende het incident van 2 juni 2009, de daaropvolgende periode van arbeidsongeschiktheid en de inhoud van de correspondentie die in die periode tussen partijen was gevoerd, lag het voor de hand dat er tussen partijen een gesprek zou plaatsvinden. [verweerster] heeft gesteld dat er sprake is geweest van denigrerend, intimiderend en dreigend optreden van Signum en haar gemachtigde, maar dat is niet aannemelijk geworden. Enkel van de verwijzing naar mogelijke arbeidsrechtelijke maatregelen in verband met het niet verschijnen op de afspraak van de bedrijfsarts zou kunnen worden opgemerkt dat die gegeven de situatie van dat moment niet op zijn plaats was, te meer nu niet aannemelijk is geworden dat [verweerster] daadwerkelijk twee afspraken bij de bedrijfsarts heeft afgezegd, zoals Signum heeft gesteld. Een reden voor het uit de weg gaan van een gesprek met Signum kan daarin echter niet zijn gelegen. [verweerster] had zich tegenover de bedrijfsarts bereid verklaard tot een gesprek en de bedrijfsarts had dit in zijn advies van 23 oktober 2009 ook vermeld. Ter zitting heeft [verweerster] nog verklaard dat zij juist voorstander is van het voeren van gesprekken. Op de uitnodiging van Signum voor een gesprek op 16 november 2009 heeft [verweerster] echter niet willen ingaan. Haar werkzaamheden heeft [verweerster] evenmin hervat. [verweerster] heeft aldus de mogelijkheid om tot afspraken omtrent voortzetting van het dienstverband dan wel om tot andere afspraken te komen, geblokkeerd. De in haar brief aan Signum van 12 november 2009 genoemde omstandigheden, zoals de omstandigheid dat [verweerster] zich niet meer kan voorstellen dat degenen met wie het gesprek zou moeten plaatsvinden, te weten de voorzitter van het College van Bestuur, de vertrouwenspersoon en de gemachtigde van Signum, tot enige integere afweging van belangen zouden kunnen komen, vormen geen rechtvaardiging om niet op de uitnodiging voor een gesprek in te gaan. Ook de omstandigheid dat [verweerster] via de school het schriftelijk bericht zou hebben bereikt dat haar collega's reeds geïnformeerd zijn dat voor haar het doek binnen Signum inmiddels was gevallen, had haar er niet van mogen weerhouden met Signum in gesprek te gaan. Overigens valt in de brief van de Mgr. Bekkersschool van 13 juli 2009, productie 21 van [verweerster], anders dan [verweerster] stelt, niet te lezen dat de arbeidsovereenkomst met [verweerster] zal worden beëindigd. In die brief is immers vermeld dat het nog niet duidelijk is wanneer [verweerster] terugkomt. De omstandigheid dat aan collega's van [verweerster] zou zijn medegedeeld dat [verweerster] volgend schooljaar niet meer op de Mgr. Bekkersschool zou terugkeren, behoefde voor [verweerster] in het geheel niet bezwaarlijk te zijn nu zij kennelijk niet meer wilde terugkeren naar die school en op een andere school van Signum wilde worden geplaatst, zoals zijdens haar ter terechtzitting is medegedeeld. Een gesprek met Signum zou daarop betrekking hebben kunnen gehad. [verweerster] heeft nog gesteld dat het haar niet was toegestaan om zich tijdens het gesprek van 16 november 2009 te laten vergezellen door een eigen advocaat, een vertrouwd persoon of haar echtgenoot maar uit productie 18 van Signum, waar [verweerster] in dit verband naar verwijst, blijkt dat in het geheel niet. Ten onrechte wordt dit door [verweerster] derhalve mede als reden aangegrepen om aan de uitnodiging voor het gesprek geen gehoor te geven. Overigens blijkt uit eerdere uitnodigingen voor gesprekken en mediation dat [verweerster] zich, in tegenstelling tot hetgeen zij dienaangaande heeft gesteld, steeds door een of meer personen van haar keuze mocht laten vergezellen.
3.2.5. Uit hetgeen door [verweerster] onder overlegging van producties is gesteld, kan worden afgeleid dat [verweerster] ontevreden is over en teleurgesteld is in de wijze waarop Signum zich na het incident tegenover haar heeft opgesteld en voor haar heeft ingespannen. Dat brengt echter niet mee dat [verweerster] gesprekken en mediation met Signum zou kunnen afhouden. Door uiteindelijk het gesprek van 16 november 2009 af te wijzen en aan Signum te verzoeken haar te ontslaan, heeft [verweerster] te kennen gegeven dat er voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst geen basis meer bestaat en Signum geen andere mogelijkheid gelaten dan tot beëindiging daarvan te komen.
3.2.6. Dat de onderhavige procedure alles te maken zou hebben met de wijze waarop [verweerster] heeft gemeend zich te moeten verzetten tegen de wijze waarop de Mgr. Bekkersschool en Signum zich al jaren totaal niet bekommeren over haar sociale veiligheid op school, is door Signum betwist en door [verweerster] niet aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken dat [verweerster] bij herhaling heeft aangedrongen op de door het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen aangereikte mogelijkheden om agressie en geweld tegen onderwijspersoneel aan te pakken, waarop [verweerster] onder overlegging van producties een beroep heeft gedaan, en dat Signum daarop niet of afwijzend zou hebben gereageerd. Evenmin is gebleken van enige relatie tussen het onderhavige ontbindingsverzoek en uitlatingen van [verweerster] over de wijze waarop Signum met veiligheid op school om gaat. Voor deze aannames van [verweerster] is geen enkele steun te vinden in haar stelling en in overgelegde producties.
3.2.7. Dat de onderhavige ontbindingszaak alles te maken zou hebben met de wijze waarop [verweerster] heeft gemeend te moeten handelen in de nasleep van het geweldsmisdrijf waarvan zij op 2 juni 2009 het slachtoffer was, is evenmin aannemelijk geworden. Uit de stellingen van partijen en de door hen in het geding gebrachte stukken kan worden afgeleid dat er tussen hen verschil van mening bestaat over de rol van Signum in het kader van het incident van 2 juni 2009. Dat het ontbindingsverzoek in enige relatie daarmee staat is door Signum betwist en op geen enkele wijze gebleken.