ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6801

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/836006-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in strafzaken met betrekking tot verdovende middelen

Op 19 februari 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin de officier van justitie een vordering had ingediend tot benoeming van een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor onderzoek naar verdovende middelen. De rechter-commissaris had deze vordering op 9 februari 2010 afgewezen, met de overweging dat het gevorderde onderzoek niet als deskundigenonderzoek kon worden aangemerkt volgens de Wet deskundige in strafzaken. De officier van justitie was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank heeft de beschikking van de rechter-commissaris vernietigd en geoordeeld dat het onderzoek naar de samenstelling van stoffen in relatie tot de Opiumwet wel degelijk als deskundigenonderzoek moet worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat het onderzoek niet door de opsporingsdienst werd uitgevoerd, maar door deskundigen van het NFI, wat essentieel is voor de kwalificatie als deskundigenonderzoek. De rechtbank benadrukte dat de interpretatie en analyse van het bewijsmateriaal cruciaal zijn in deze zaak.

De rechtbank heeft vervolgens de vordering van de officier van justitie toegewezen en één of meer deskundigen van het NFI benoemd om een rapport op te stellen over de vraag of het in beslag genomen materiaal middelen bevat die onder de Opiumwet vallen. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak over de rol van deskundigen in strafzaken en de voorwaarden waaronder deskundigenonderzoek kan worden uitgevoerd.

Uitspraak

Rechtbank 's-Hertogenbosch Raadkamer
Parketnummer: 01/836006-10
Kenmerk: 10/209
Beschikking ex artikel 227 jo. 446 Wetboek van Strafvordering
in de strafzaak van verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres] te [woonplaats].
De officier van justitie heeft bij akte van 12 februari 2010 een beroepschrift ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Het beroepschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank op 17 februari 2010. Daarbij is de officier van justitie gehoord. De verdachte is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
De officier van justitie is het niet eens met de beschikking van de rechter-commissaris van 9 februari 2010 waarbij de vordering van de officier van justitie tot benoeming van een NFI-deskundige is afgewezen.
Overwegingen
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd één of meer bij het NFI werkzame tekenbevoegde deskundigen op het deskundigheidsgebied 'verdovende middelen' te benoemen in de strafzaak tegen verdachte.
De rechter-commissaris heeft overwogen dat ten aanzien van het onderzoek zoals gevorderd door de officier van justitie geen sprake is van deskundigenonderzoek in de zin van de Wet deskundige in strafzaken, gelet op de Aanwijzing technisch onderzoek/deskundigenonderzoek van het College van procureurs-generaal en de bijlage daarbij onder nummer 31.
Het College van procureurs-generaal heeft een 'Aanwijzing technisch onderzoek/deskundigenonderzoek' gegeven in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO waarin nader is gepreciseerd wanneer sprake is van deskundigenonderzoek in de zin van de wet en wanneer dat niet het geval is, nu in het geval van een deskundigenonderzoek wel in het geval van een technisch onderzoek geen informatieverplichting geldt jegens de verdachte.
De Aanwijzing geeft aan dat in de fase van interpretatie en analyse van de veiliggestelde sporen en andere gegevens het ervan afhangt op welk onderzoeksgebied het onderzoek plaatsvindt of dit al dan niet als deskundigenonderzoek in de zin van artikel 150 Sv kan worden aangemerkt. Onderzoek wordt niet aangemerkt als deskundigenonderzoek als het plaatsvindt op een onderzoekgebied dat is vermeld op de lijst die is opgenomen als bijlage 1 bij de aanwijzing én het wordt verricht door een opsporingsinstantie. Onderzoek wordt wel aangemerkt als deskundigenonderzoek wanneer het onderzoek niet wordt verricht door een opsporingsinstantie; wanneer een onderzoeksgebied niet is vermeld op de hiervoor genoemde lijst; wanneer een (nadere) analyse of beoordeling van de bevindingen van het technisch opsporingsonderzoek aan de orde is.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak op verdovende middelen gelijkende stoffen in beslag zijn genomen en dat er onderzoek naar de samenstelling van die stoffen dient te geschieden, welk onderzoek niet binnen de politieorganisatie wordt uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van interpretatie en analyse van bewijsmateriaal. Het te verrichten onderzoek dient derhalve te worden aangemerkt als deskundigenonderzoek. Gelet op hiervoor overwogene, is het enkele feit dat het gebied 'verdovende middelen' vermeld is op de lijst 'Onderzoeksgebieden behorende tot het domein van de opsporingsinstanties' onvoldoende onderbouwing voor de afwijzing van de gevorderde benoeming.
De rechtbank zal de beschikking van de rechter-commissaris vernietigen en alsnog de gevorderde benoeming toewijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 9 februari 2010;
- benoemt één of meer door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan te wijzen deskundigen die is/zijn geregistreerd in het NFI-register van tekenbevoegden in het deskundigheidsgebied 'verdovende middelen' om een op naam gesteld rapport uit te brengen ter beantwoording van de vraag: Bevat het materiaal middelen die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlagen van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en zo ja, welke.
Aldus gegeven in raadkamer van de rechtbank 's-Hertogenbosch door mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter, en mrs. F.P.E. Wiemans en D. Streefkerk, leden, en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 19 februari 2010.
De griffier is buiten staat deze de voorzitter,
beschikking mede te ondertekenen.