ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6644

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01-995400-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van gezondheidscertificaten en overtredingen in de varkenshandel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 maart 2010, stond de verdachte terecht voor het vervalsen van gezondheidscertificaten en het overtreden van de regels omtrent het vervoer van varkens. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het valselijk opmaken van gezondheidscertificaten en het overschrijden van de maximale transporttijd voor varkens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan deze verboden gedragingen, waarbij hij betrokken was bij het wijzigen van vertrektijden op de certificaten om deze als echt te laten doorgaan. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die aanvoerde dat er geen materiële wederrechtelijkheid was en dat hij handelde uit overmacht vanwege eisen van Duitse slachterijen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de Nederlandse wet had overtreden door geslaghamerde varkens voorhanden te hebben en dat hij niet had aangetoond dat er een conflict was met Duitse wetgeving. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het belang van dierenwelzijn, en dat de verdachte had gefaald in zijn verantwoordelijkheden als directeur van de betrokken bedrijven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/995400-09
Datum uitspraak: 08 maart 2010
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats en adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 december 2009. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2008 tot en met 23 februari 2008 in de gemeente Someren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere gezondheidscertificaten, - (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
- op certificaat 0089657 5 (D101) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 11:00 in 17:00 en/of
- op certificaat 0089656 6 (D125) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 13:45 in 18:45 en/of
- op certificaat 0086893 4 (D32) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en/of
- op certificaat 0086894 3 (D33) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en/of
- op certificaat 0086895 2 (D34) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 15:00 en/of
- op certificaat 0086900 4 (D41) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 17:30 en/of
- op certificaat 0091052 3 (D87) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 19:00,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; Artikel 225, lid 1 Wetboek van strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf 1 van verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 februari 2008 tot en met 23 februari 2008 in de gemeente Someren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere gezondheidscertificaten, - (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben [bedrijf 1 van verdachte] en/of haar mededader(s)
- op certificaat 0089657 5 (D101) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 11:00 in 17:00 en/of
- op certificaat 0089656 6 (D125) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 13:45 in 18:45 en/of
- op certificaat 0086893 4 (D32) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en/of
- op certificaat 0086894 3 (D33) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en/of
- op certificaat 0086895 2 (D34) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 15:00 en/of
- op certificaat 0086900 4 (D41) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 17:30 en/of
- op certificaat 0091052 3 (D87) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 19:00,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, tot het/de feit(en) opdracht gegeven, althans hebbende hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging(en);
Artikel 225, lid 1 Wetboek van strafrecht, juncto artikel 51 Wetboek van strafrecht
2. hij op of omstreeks 23 februari 2008 in de gemeente Boxmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), in strijd heeft gehandeld met artikel 6, lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005 en dieren heeft vervoerd in strijd met de technische voorschriften in bijlage I, te weten was de transporttijd van varkens langer dan 8 uur (Vo.(EG) 1/2005, bijlage I, hoofdstuk V, 1.2), immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
- 180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-SR-91 / OJ-19-XY vanaf plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog, althans was de transporttijd langer dan 8 uur en/of
-180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-TR-81 / OG-63-02 van plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog, althans was de transporttijd langer dan 8 uur;
Artikel 9 Regeling dierenvervoer, juncto artikel 6, lid 3 Vo. (EG) 1/2005
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf 2 van verdachte] op 23 februari 2008 in de gemeente Boxmeer, althans in Nederland, in strijd heeft gehandeld met artikel 6, lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005 en dieren heeft vervoerd in strijd met de technische voorschriften in bijlage I, te weten was de transporttijd van varkens langer dan 8 uur (Vo.(EG) 1/2005, bijlage I, hoofdstuk V, 1.2), immers heeft [bedrijf 2 van verdachte]
- 180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-SR-91 / OJ-19-XY vanaf plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog, althans was de transporttijd langer dan 8 uur en/of
- 180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-TR-81 / OG-63-02 van plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog, althans was de transporttijd langer dan 8 uur,
hebbende hij, verdachte, tot het feit opdracht gegeven, althans hebbende hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging(en);
Artikel 9 Regeling dierenvervoer, juncto artikel 6, lid 3 Vo. (EG) 1/2005, juncto artikel 51 Wetboek van strafrecht
3. hij op of omstreeks 23 februari 2008, in de gemeente Someren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer varkens ten verkoop in voorraad heeft gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft gekocht waarbij een bij artikel 40 verboden ingreep was verricht, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
- op een oplegger (kenteken OJ-19-XY) 180, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR068 en/of BR069) en/of
- op een vrachtwagen (kenteken OJ-05-VP) 210, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR034 en/of BR035) en/of
- op een oplegger (kenteken OK-84-FP) 206, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR014 en/of BR015) en/of
- op een voorwagen (kenteken BS-RS-57) 51, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR024) en/of
- op een achterwagen (kenteken DST-7C13) 55, althans en of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR025) ten verkoop in voorraad gehad;
Artikel 41, lid 3 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf 1 van verdachte] op of omstreeks 23 februari 2008, in de gemeente Someren, althans in Nederland, een of meer varkens ten verkoop in voorraad heeft gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft gekocht waarbij een bij artikel 40 verboden ingreep was verricht, immers heeft [bedrijf 1 van verdachte]
- op een oplegger (kenteken OJ-19-XY) 180, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR068 en/of BR069) en/of
- op een vrachtwagen (kenteken OJ-05-VP) 210, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR034 en/of BR035) en/of
- op een oplegger (kenteken OK-84-FP) 206, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR014 en/of BR015) en/of
- op een voorwagen (kenteken BS-RS-57) 51, althans een of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR024) en/of
- op een achterwagen (kenteken DST-7C13) 55, althans en of meerdere, varkens met een slaghamermerk (BR025)
ten verkoop in voorraad gehad, hebbende hij, verdachte, tot het feit opdracht gegeven, althans hebbende hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging(en);
Artikel 41, lid 3 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, juncto artikel 51 Wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat:
a. over het aantreffen van de gezondheidscertificaten met de nummers 0086893 4 en 0086894 3 en 0086895 2 geen proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt. Hierdoor kan niet worden nagegaan hoe de opsporing voor deze certificaten tot stand is gekomen en daarom kan verdachte zich daartegen niet verweren;
b. het gezondheidscertificaat met nummer 0089656 6 heeft de Nederlandse justitie opgevraagd bij een Duits veterinair ambtenaar zonder dat daaraan een rechtshulpverzoek ten grondslag lag terwijl dat wel had gemoeten. Deze omissie is onomkeerbaar.
Hieruit concludeert de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte moet worden verklaard voor zover de vervolging zich richt tegen de vervalsing van de gezondheidscertificaten onder de hiervoor genoemde nummers.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant] op 12 maart 2009 blijkt dat verbalisant in het bezit is gekomen van de hiervoor onder a genoemde gezondheidscertificaten omdat een Duitse veterinaire ambtenaar deze certificaten aan de Voedsel en Waren Autoriteit [hierna: VWA] heeft gefaxt [pag. 22]. De hiervoor genoemde certificaten maken als bijlagen D32 [pag. 196] en D33 [ pag. 198] en D34 [pag. 200] deel van het dossier uit. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van enig vormverzuim en dat de verdediging op geen enkele wijze in haar belangen is geschaad.
Het hiervoor onder b genoemde gezondheidscertificaat is op 4 maart 2008 door een Duitse veterinair ambtenaar aan de VWA gefaxt [pag. 100] in het kader van een door de VWA tegen verdachte ingesteld onderzoek. Dit gezondheidscertificaat is op 23 februari 2008 door de AID bij de VWA in beslag genomen [pag. 321]. Het opvragen van dit gezondheidscertificaat bij de Duitse veterinair ambtenaar door de VWA heeft derhalve niet plaatsgevonden in een strafrechtelijk onderzoek, maar in een bestuursrechtelijk onderzoek. Zelfs als in dat bestuursrechtelijke onderzoek vormverzuimen zouden zijn begaan raakt dat niet het strafrechtelijke onderzoek. Onder de vormverzuimen bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering wordt namelijk verstaan handelen in strijd met de strafprocesrechtelijke geschreven en ongeschreven vormvoorschriften.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verwerpt de rechtbank het door de raadsman gedane beroep op niet ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn voor het overige geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De bewijsbeslissing.
Met verdachte en zijn raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, ter uitvoering van een gezamenlijk plan bij de feiten zoals die onder 1 primair, 2 primair en 3 primair aan verdachte ten laste zijn gelegd, zodanig nauw en bewust met een of meer anderen heeft samengewerkt dat verdachte als medepleger, in de zin van artikel 47 eerste lid aanhef en onder 1o van het Wetboek van Strafrecht, kan worden aangemerkt. Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman van verdachte gesteld dat:
a. de gezondheidscertificaten met de nummers 0086893 4 en 0086894 3 en 0086895 2 en 0089656 6 geen bewijswaarde hebben, omdat de internationale handel waarop deze certificaten zien, niet heeft plaatsgevonden, dat deze formulieren daarom niet nodig zijn geweest en dus geen geschriften zijn bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen.
b. verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het vervalsen van de gezondheidscertificaten, omdat zij geen transporten uitvoert en dus ook de gezondheidscertificaten niet invult.
De raadsman concludeert dat verdachte van het onder 1 en onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het navolgende.
ten aanzien van het onder a genoemde verweer
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman ingenomen standpunt geen steun vindt in het recht. Een gezondheidscertificaat verkrijgt immers zijn bewijsbestemming niet pas op het moment van passeren van de grens, maar reeds op het moment dat het wordt opgemaakt. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
ten aanzien van het onder b gevoerde verweer
Om te beoordelen of [bedrijf 1 van verdachte] [hierna: de BV] strafbaar is aan het ten laste gelegde dient de rechtbank na te gaan:
i. of de BV geadresseerde van de norm is die door het overtreden artikel wordt be-schermd,
ii. of de gedraging die door een natuurlijke persoon is verricht aan de BV als rechtspersoon kan worden toegerekend en
iii. of het bestanddeel opzet kan worden bewezen.
ten aanzien van onderdeel i
De norm van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht richt zich tot een ieder, ook tot rechtspersonen en dus ook tot de BV.
ten aanzien van onderdeel ii
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de in de tenlastelegging genoemde gezondheidscertificaten zijn vervalst door het wijzigen van de vertrektijden op die certificaten en dat de BV als handelaar op deze certificaten staat vermeld. Deze feiten worden op zich niet door de verdediging betwist.
In het uittreksel uit de Kamer van Koophandel [p. 643] staat als bedrijfsomschrijving van de BV vermeld “de inkoop van varkens en ander vee van met haar verbonden vennootschappen alsmede van derden en de verkoop hiervan, zowel nationaal als internationaal”. Hieruit concludeert de rechtbank dat het verhandelen van varkens en het begeleiden van de [internationale] transporten van varkens binnen de normale bedrijfsvoering van de BV viel. Het bezit en/of het gebruik van de hiervoor genoemde gezondheidscertificaten strekten ertoe om de BV in haar bedrijfsvoering dienstig te zijn.
Wie de tijdstippen op de gezondheidscertificaten feitelijk heeft gewijzigd, is niet komen vast te staan. Bij gelegenheid van hun verhoren hebben de chauffeurs die bij de verschillende transporten betrokken waren, afzonderlijk van elkaar verklaard dat zij de vertrektijden op de gezondheidscertificaten niet hebben gewijzigd. Deze verklaringen vindt de rechtbank geloofwaardig. Uit de verhoren van de VWA-dierenartsen blijkt dat zij de originele gezondheidscertificaten aan personeelsleden van de BV mee hebben gegeven. Hieruit concludeert de rechtbank dat de vertrektijden op de gezondheidscertificaten door iemand zijn gewijzigd die handelde namens de BV. Daarmee kunnen deze handelingen aan de BV worden toegerekend.
ten aanzien van onderdeel iii
Ter terechtzitting van 22 februari 2010 heeft verdachte verklaard dat namens de BV veel varkenstransporten naar Duitsland worden uitgevoerd, hetgeen wordt bevestigd door de constateringen die de AID in het onderhavige onderzoek heeft gedaan. Gelet op de hoeveelheid van de varkenstransporten waarbij de BV betrokken was en het structurele karakter daarvan had het op de weg van de BV gelegen om haar bedrijfsvoering op zodanige wijze in te richten dat er controle plaatsvond op de naleving van de geldende regelgeving en dus ook of de gezondheidscertificaten die bij deze transporten hoorden volledig en naar waarheid waren ingevuld. Door de gebrekkige interne organisatie en controle was het kennelijk mogelijk dat binnen het bedrijf meermalen valsheid in geschrift werd gepleegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de BV de hierna bewezen verklaarde feiten opzettelijk heeft begaan.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman van verdachte gesteld dat [bedrijf 2 van verdachte] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het vervalsen van de gezondheidscertificaten omdat dit een eigen initiatief was van de chauffeurs die de transporten uitvoerden, waarbij zij niet handelden in opdracht van of met goedvinden van [bedrijf 2 van verdachte] De raadsman concludeert dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het navolgende. Om te beoordelen of [bedrijf 2 van verdachte] strafbaar is voor het ten laste gelegde dient de rechtbank na te gaan:
i. of [bedrijf 2 van verdachte] geadresseerde van de norm is die door het overtreden artikel wordt beschermd,
ii. of de gedraging die door een natuurlijke persoon is verricht aan [bedrijf 2 van verdachte] als rechtspersoon kan worden toegerekend en
iii. of het bestanddeel opzet kan worden bewezen.
ten aanzien van onderdeel i
De norm van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht richt zich tot een ieder, ook tot rechtspersonen en dus ook tot [bedrijf 2 van verdachte]
ten aanzien van onderdeel ii
Uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging genoemde gezondheidscertificaten zijn vervalst door het wijzigen van de vertrektijden op die certificaten, dat [bedrijf 2 van verdachte] als transporteur op deze certificaten staat vermeld en dat de transporten door chauffeurs die bij [bedrijf 2 van verdachte] in dienstbetrekking werkzaam waren, zijn uitgevoerd. Deze feiten worden op zich niet door de verdediging betwist. Daarmee staat vast dat deze feiten aan [bedrijf 2 van verdachte] kunnen worden toegerekend.
ten aanzien van onderdeel iii
Ter terechtzitting van 22 februari 2010 heeft verdachte verklaard dat namens [bedrijf 2 van verdachte] veel varkenstransporten naar Duitsland worden uitgevoerd, hetgeen wordt bevestigd door de constateringen die de AID in het onderhavige onderzoek heeft gedaan. Gelet op de hoeveelheid van de varkenstransporten waarbij [bedrijf 2 van verdachte] betrokken was en het structurele karakter daarvan had het op de weg van [bedrijf 2 van verdachte] gelegen om haar bedrijfsvoering op zodanige wijze in te richten dat er controle plaatsvond op de naleving van de geldende regelgeving en dus ook of de gezondheidscertificaten die bij deze transporten hoorden volledig en naar waarheid waren ingevuld. Door de gebrekkige interne organisatie en controle was het kennelijk mogelijk dat binnen het bedrijf meermalen valsheid in geschrift werd gepleegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [bedrijf 2 van verdachte] de hierna bewezen verklaarde feiten opzettelijk heeft begaan.
ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde voorts
Om als feitelijk leidinggever te kunnen worden aangemerkt moet, naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen over de strafbaarheid van de rechtspersonen, komen vast te staan dat:
i. verdachte achterwege heeft gelaten maatregelen te treffen waardoor de ten laste gelegde handelingen hadden kunnen worden voorkomen terwijl verdachte daartoe bevoegd was en daartoe redelijkerwijs gehouden was
ii. verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedragingen zich zouden kunnen voordoen, waardoor verdachte die gedragingen opzettelijk heeft bevorderd.
ten aanzien van onderdeel i
Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel en fabrieken voor Brabant van 13 januari 2009 [pag. 642] blijkt dat verdachte vanaf 8 mei 2007 de enige directeur van [bedrijf 2 van verdachte] is. Uit het uittreksel van het handelsregister blijkt voorts dat van [bedrijf 1 van verdachte] tot 26 februari 2008 de echtgenote van verdachte directrice was [pag. 158] en dat verdachte daarna de enige directeur is geworden[pag. 643]. Uit de verklaringen van diverse chauffeurs, veehouders en andere betrokkenen en de bevindingen van diverse verbalisanten blijkt dat verdachte, in de periode dat de ten laste gelegde feiten werden gepleegd, degene was die verantwoordelijk was voor de dagelijkse gang van zaken bij voornoemde bedrijven, dat werknemers aan verdachte verantwoording moesten afleggen voor hun doen en laten en dat verdachte degene was die werd aangesproken als er problemen waren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte feitelijke zeggenschap had over de gedragingen die door de hiervoor genoemde rechtspersonen werden verricht en dat verdachte de bevoegdheid had en ook redelijkerwijs gehouden was maatregelen te treffen om te waarborgen dat de door voornoemde rechtspersonen uitgevoerde handelingen binnen de wettelijk voorgeschreven kaders plaatsvonden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte, voordat de ten laste gelegde feiten aan het licht zijn gekomen, geen of onvoldoende maatregelen heeft getroffen om die feiten te voorkomen. Ten overvloede, in dat licht past ook de opmerking van de raadsman van verdachte in de pleitnota [pag. 3] dat verdachte, nadat hij van de ten laste gelegde feiten op de hoogte was gekomen, diverse maatregelen heeft doorgevoerd om herhaling van die feiten in de toekomst te voorkomen.
ten aanzien van onderdeel ii
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2010 is gebleken dat [bedrijf 1 van verdachte] en [bedrijf 2 van verdachte] als handelaar respectievelijk vervoerder bij ongeveer 100 varkenstransporten per week betrokken zijn. Door het nalaten van het creëren van controlemogelijkheden om te waarborgen dat deze transporten worden uitgevoerd met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en de nauwe betrokkenheid die verdachte had bij de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden van de hiervoor genoemde rechtspersonen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij [een aantal van] die transporten de regelgeving wordt overtreden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen merkt de rechtbank verdachte aan als feitelijk leidinggever van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair genoemde gedragingen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
[bedrijf 1 van verdachte] op tijdstippen in de periode van 09 februari 2008 tot en met 23 februari 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen gezondheidscertificaten, - telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – heeft vervalst, immers hebben [bedrijf 1 van verdachte] en haar mededader(s)
- op certificaat 0089657 5 (D101) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 11:00 in 17:00 en
- op certificaat 0089656 6 (D125) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 13:45 in 18:45 en
- op certificaat 0086893 4 (D32) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en
- op certificaat 0086894 3 (D33) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 15:30 en
- op certificaat 0086895 2 (D34) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 15:00 en
- op certificaat 0086900 4 (D41) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 07:30 in 17:30 en
- op certificaat 0091052 3 (D87) valselijk en in strijd met de waarheid het uur van vertrek gewijzigd van 10:00 in 19:00,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende verdachte feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
[bedrijf 2 van verdachte] op 23 februari 2008 in de gemeente Boxmeer, in strijd heeft gehandeld met artikel 6, lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005 en dieren heeft vervoerd in strijd met de technische voorschriften in bijlage I, te weten was de transporttijd van varkens langer dan 8 uur (Vo.(EG) 1/2005, bijlage I, hoofdstuk V, 1.2), immers heeft [bedrijf 2 van verdachte]
- 180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-SR-91 / OJ-19-XY vanaf plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog en
- 180 varkens vervoerd met vervoermiddel BS-TR-81 / OG-63-02 van plaats van oorsprong Someren, vertrektijd 07:30 uur, met bestemming Weissenfels, Duitsland en duurde het transport om 16:10 uur nog
hebbende verdachte feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen.
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde
[bedrijf 1 van verdachte] op 23 februari 2008, in Nederland, varkens ten verkoop in voorraad heeft gehad en heeft verkocht waarbij een bij artikel 40 verboden ingreep was verricht, immers heeft [bedrijf 1 van verdachte]
- op een oplegger (kenteken OJ-19-XY) 180, varkens met een slaghamermerk (BR068 en BR069) en
- op een vrachtwagen (kenteken OJ-05-VP) 210, varkens met een slaghamermerk (BR034 en BR035) en
- op een oplegger (kenteken OK-84-FP) 206, varkens met een slaghamermerk (BR014 en BR015) en
- op een voorwagen (kenteken BS-RS-57) 51, varkens met een slaghamermerk (BR024) en
- op een achterwagen (kenteken DST-7C13) 55, varkens met een slaghamermerk (BR025)
ten verkoop in voorraad gehad, hebbende verdachte feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De verdediging vindt ten aanzien van feit 3 dat er formeel wel maar inhoudelijk niets verkeerd is gedaan (zgn. ontbreken van materiële wederrechtelijkheid) en dat vrijspraak moet volgen. Slaghameren zou een beperkte ingreep zijn, die leidt tot eenvoudige identificatie, ziektepreventie en waarborging van voedselveiligheid (doelen van de onderliggende EG-Richtlijn 92/102/EG).
Vooreerst merkt de rechtbank op dat het door de raadsman gevoerde verweer geen bewijsverweer is, maar een beroep op een strafuitsluitingsgrond. De rechtbank verwerpt dit verweer om de volgende reden. De wetgever heeft ingrepen verboden die een dier beschadigen, behalve bepaalde ingrepen, waarvan er hooguit twee plaatsvinden. Geboorte- en slachtoormerken zijn toegestaan, een slaghamermerk niet (art. 40 GWWD jo. art. 2 lid 2 Ingrepenbesluit). De wetgever wil in het belang van dierenwelzijn elke ingreep verbieden, uitzonderingen daargelaten (Kamerstukken II 1988/90, 16 447, nrs. 60, 69, p. 2 en 70, p. 4). Bij het opstellen van uitzonderingen zijn dierenwelzijn, doel, belang en effectiviteit van de ingreep, andere opties, handhaving en Europese aspecten afgewogen (para. 2 nota van toelichting, Stb. 1996, 139). Voor slaghameren geldt ook uitdrukkelijk geen vrijstelling (art. 107 GWWD jo. art. 2 Vrijstellingsregeling ingrepen, toegelicht in Stcrt. 2001, 167, p. 14). De wetgever heeft dus voor alles dierenwelzijn voor ogen gehad en vervolgens een regime uitgekiend. Er is dan geen ruimte voor verdachtes opvatting over de rechtmatigheid van slaghameren wegens snelle identificatie, ziektepreventie of voedselveiligheid. Nog daargelaten dat het twee jaar geleden – ten tijde van het bewezen verklaarde – niet speelde, dit wordt niet anders door de poging van de bond van veehandelaren, naar eigen zeggen nu met kans op succes, om het beleid gewijzigd te krijgen. Deze weg naar de wetgever is overigens wel de te bewandelen weg; zo lang de wetten zijn zoals ze zijn, moet verdachte ze naleven en speelt een eigen opvatting over slaghameren geen rol.
Vervolgens heeft de verdediging een beroep op overmacht gedaan. Duitse slachterijen, als in Weissenfels, eisen een slaghamermerk, blikken merken voldoen niet. De export kan niet worden stilgelegd. Omwille van dierenwelzijn is gekozen voor slagmerken in Nederland en niet pas bij het uitladen.
De rechtbank verwerpt dit verweer om de volgende reden. Verdachte heeft door geslaghamerde varkens voorhanden te hebben geen juiste keus gemaakt tussen de plicht om de Nederlandse wet na te leven en enige andere (Duitse) plicht of (maatschappelijk) belang. Vooropstaat dat de Duitse wet slaghameren niet verbiedt (Para. 6 jo. 5 TierSchG, BGBl. 2006, I, p. 1206), maar ook niet gebiedt. Een Duits varken moet worden geoormerkt, een ingevoerd varken geoormerkt behalve als het meteen naar de slacht gaat, een kenmerk van een andere EU-lidstaat wordt voor het voorgaande gelijkgesteld en een varken zonder of met een onleesbaar merk moet (opnieuw) worden geoormerkt behalve als het meteen van de mesterij naar de slachterij gaat en zo is gemerkt dat het herkomstbedrijf onmiddellijk kan worden geïdentificeerd (Para. 39 ViehVerkV, BGBl. 2007, I, p. 1274). In de wetsgeschiedenis komt slaghameren alleen bij laatstgenoemde identificatie als voorkeursmethode – de rechtbank merkt op: dus niet als enige methode – ter sprake (Bundesrat-Drucksache 129/07 (Beschluss), p. 13). Een varken mag alleen bij een slachterij worden afgegeven als het zo is gemerkt dat het herkomstbedrijf eenduidig kan worden vastgesteld (Para. 15, Abs. 1 Tier-LMHV, BGBl. 2007, I, p. 1828, vgl. ook de nu afgeschafte, door de slachterij in Weissenfels in de overgelegde brief uit 2004 aangehaalde Para. 3 FlHV, BGBl. 2001, I, p. 1366), maar nergens staat dat dit met een slaghamermerk moet gebeuren. Voorts geldt dat verdachte de export naar Weissenfels misschien niet wil staken, maar niet valt in te zien waarom verdachte, vrij ondernemer, deze export niet kan staken. Er is dus geen met de Nederlandse wet conflicterende Duitse plicht of maatschappelijk belang. Zou zo’n plicht of belang er wel zijn, dan kan verdachte de varkens bovendien in Duitsland (laten) slaghameren. Het kost misschien meer moeite om dit op een geordende manier te laten gebeuren, maar er is niet aannemelijk gemaakt waarom dit niet kan gebeuren. De aanwezigheid van dit alternatief maakt dan dat de keus om Nederlandse wetten te overtreden niet is gerechtvaardigd. Ten slotte geldt voor dit alles dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht: het is een keus als ondernemer om zaken te doen met een slachthuis dat een eis stelt die alleen in strijd met de Nederlandse wet of, volgens verdachte, praktisch bezwaarlijk kan worden nagekomen. Als deze gestelde bezwaren voor verdachte zwaarwegend zijn, kan verdachte ervoor kiezen met andere al dan niet Duitse slachterijen handel te drijven.
Voor de andere bewezen verklaarde strafbare feiten is ook niet gebleken dat er een omstandigheid is die de strafbaarheid voor de feiten of verdachte uitsluiten. Verdachte is dus voor alle feiten strafbaar.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57, 62 en 225 van het Wetboek van Strafrecht
1, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten
1, 40, 59 en 131 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
1, 9 en 15 van de Regeling dierenvervoer 2007
6 van de Verordening (EG) nr. 1/2005
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Veroordeling voor de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten tot:
- feit 1: 240 uur werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar
- feit 2: € 1.500,-- subsidiair 30 dagen hechtenis
- feit 3: € 1.000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- door het vervalsen van gezondheidscertificaten [feit 1] is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan de juistheid van het invullen van deze documenten wordt toegekend, ernstig beschadigd;
- gedurende een langere periode is het welzijn van varkens benadeeld door de indruk te wekken dat het transport van deze varkens minder lang heeft geduurd dan werkelijk het geval was;
- de bedrijven waaraan verdachte directeur was hebben een groot aantal varkens voor-handen gehad die van een slaghamermerk waren voorzien, waardoor deze dieren onnodig leed is bezorgd;
- bij het voorhanden hebben van geslaghamerde varkens is gehandeld uit winstbejag. Uit het onderzoek ter zitting is namelijk gebleken dat de te exporteren varkens ook hadden kunnen worden gemerkt zonder de Nederlandse wetgeving terzijde te schuiven;
- door het plegen van de bewezen verklaarde feiten hebben de bedrijven waarvan verdachte directeur was, ten onrechte een concurrentievoordeel verworven ten opzichte van de branchegenoten die zich wel aan de voorgeschreven regels hebben gehouden.
De rechtbank acht oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, passend en geboden. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
en de overtredingen
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging (artikel 9 van de Regeling dierenver-voer 2007).
ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 41 derde lid van de Gezond-heids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
• een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
• een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
• een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde
• een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 maart 2010.