ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6004

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
204762 / FA RK 09-7095
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in een bezwaarprocedure

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, en verweerder. Eiseres had op 15 september 2009 een bezwaarschrift ingediend tegen een indicatiebesluit van verweerder van 28 juli 2009. Het bezwaarschrift werd echter ingediend vóór de inwerkingtreding van de Wet dwangsom op 1 oktober 2009. De kinderrechter oordeelde dat de bepalingen van de Wet dwangsom niet van toepassing zijn op het niet tijdig beslissen op bezwaar, omdat het bezwaarschrift vóór de inwerkingtreding was ingediend.

Tijdens de zitting op 7 januari 2010 was er nog geen besluit genomen door verweerder. De kinderrechter heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000,-. Tevens diende verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 150,- te vergoeden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing op het bezwaar, aangezien de beslissing uiterlijk op 23 november 2009 genomen had moeten worden. De kinderrechter heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, waarbij het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaarschriften en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 204762 / FA RK 09-7095
Uitspraak : 12 februari 2010
Beschikking betreffende beroep inzake het uitblijven van een beslissing op bezwaar in de zaak van:
[naam eiseres]
eiseres, wonende te [woonplaats],
tegen:
STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
verweerder, gevestigd te Eindhoven,
De procedure
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het beroepschrift met bijlagen namens eiseres, ontvangen ter griffie op 23 december 2009;
- een faxbericht van 23 december 2009 namens eiseres;
- het verweerschrift van 31 december 2009.
Eiseres verzoekt de kinderrechter te beslissen dat verweerder in gebreke is tijdig een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van 15 september 2009 tegen het indicatiebesluit van verweerder van 28 juli 2009, met bepaling van een termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen onder oplegging van een dwangsom.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [naam vader], nader te noemen: (de) vader;
- [naam minderjarige], de minderjarige.
De zaak is behandeld ter zitting van 7 januari 2010. Verschenen zijn: eiseres, bijgestaan door [gemachtigde], alsmede twee vertegenwoordigers van verweerder.
Hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen zijn vader en de minderjarige niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Het beroep van eiseres is gericht tegen het uitblijven van een beslissing van verweerder, met betrekking tot het bezwaarschrift tegen het indicatiebesluit van 28 juli 2009. Eiseres heeft op 15 september 2009 het bezwaarschrift ingediend, waarbij zij verweerder heeft verzocht om de beslissing te herzien en in het geval verweerder overweegt niet aan de bezwaren van eiseres tegemoet te komen, om eiseres te horen.
Verweerder heeft aan de indiener van het bezwaarschrift de ontvangst van het bezwaarschrift op 17 september 2009, per brief van 24 september 2009 bevestigd en daarin aangegeven dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, namelijk, er ontbrak een volmacht van eiseres. Verweerder heeft de indiener van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen vier weken te herstellen op straffe van niet ontvankelijkheid. Het verzuim is hersteld bij brief gedateerd 15 oktober 2009. Op 22 oktober 2009 is een aanvullend bezwaarschrift ingediend. Eveneens op 22 oktober 2009 heeft verweerder bij brief onder meer laten weten dat het verzuim hersteld is per 19 oktober 2009 (datum binnenkomst volmacht) en dat er een uitnodiging zal volgen voor een hoorzitting alsmede dat de bezwaarprocedure in principe binnen zes weken zal worden afgerond. Tevens is vermeld dat deze termijn in een aantal gevallen kan worden overschreden en dat de bezwaarmaker tijdig zal worden geïnformeerd. Voorts is er een ontvangstbevestiging verstuurd op 2 november 2009 met betrekking tot het aanvullend bezwaarschrift. Op 18 december 2009 is er namens eiseres een brief gestuurd die als ingebrekestelling is bedoeld en waarbij wordt gesteld dat wanneer verweerder niet binnen twee weken reageert, hij een dwangsom verschuldigd is. In reactie hierop stelt verweerder bij brief van 21 december 2009 dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Wet dwangsom) in dit geval niet van toepassing is, omdat het bezwaarschrift is ingediend voor de inwerkingtreding van de Wet dwangsom, namelijk op 15 september 2009.
Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat de Wet dwangsom van toepassing is, omdat de beslistermijn vanaf het moment van herstel aanvangt, na 1 oktober 2009.
Voorts merkt eiseres op dat er, naast het niet tijdig beslissen van verweerder, ook geen berichtgeving is ontvangen met betrekking tot een verlenging van de beslistermijn.
Verweerder persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt in de brief van 21 december 2009 en verzoekt de kinderrechter om het beroep van eiseres ongegrond te verklaren. Wel erkent verweerder het feit dat eiseres niet tijdig is geïnformeerd omtrent het overschrijden van de beslistermijn.
De kinderrechter overweegt het volgende.
Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen inwerking getreden.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk gesteld. Tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op het bezwaar staat derhalve beroep open bij de kinderrechter.
Het beroepschrift kan op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld- binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Op grond van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb wordt de termijn opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
[gemachtigde], bij het indienen van het bezwaarschrift namens eiseres op
15 september 2009, ontvangen op 17 september 2009, verzuimd om een volmacht van eiseres te overleggen.
Het verzuim is hersteld bij brief van 15 oktober 2009 en de beslistermijn is opgeschort conform artikel 7:10 tweede lid van de Awb. Dit betekent dat de beslistermijn is opgeschort vanaf 24 september 2009 (datum brief herstel verzuim) en weer is gaan lopen op 19 oktober 2009 (datum binnenkomst volmacht).
Waar het hier ten gronde over gaat is dat met het opschorten van de beslistermijn niet de datum van indienen van het bezwaarschrift wordt opgeschort. Dat betekent dat de datum van indienen van het bezwaarschrift als uitgangspunt moet worden genomen voor de beantwoording van de vraag of de Wet dwangsom in dit geval van toepassing is. Op grond van het eerste lid van artikel III van de Wet dwangsom (overgangsrecht) blijft op het niet tijdig beslissen op een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2. van de Awb van toepassing is geworden, het recht van toepassing zoals dit gold voor dat tijdstip. Nu het bezwaarschrift van eiseres is ingediend op 15 september 2009, voor de inwerkingtreding van de Wet dwangsom op 1 oktober 2009, zijn de bepalingen van de Wet dwangsom niet van toepassing op het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
Met eiseres is de kinderrechter wel van oordeel dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op bezwaar. Verweerder had uiterlijk op 23 november 2009 een beslissing moeten nemen nu hij geen gebruik heeft gemaakt van artikel 7:10, derde lid (oud)Awb, namelijk het schriftelijk verdagen van de beslissing met ten hoogste vier weken dan wel verder uitstel heeft verkregen op grond van het bepaalde in het vierde lid van artikel 7:10 Awb. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar zal dan ook gegrond worden verklaard.
Nu het beroepschrift is ingediend na de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en er ten tijde van de zitting nog geen besluit bekend was gemaakt, zal de kinderrechter conform het bepaalde in artikel 8:55d eerste en tweede lid van de Awb bepalen dat verweerder binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De kinderrechter zal aan deze uitspraak een nadere dwangsom verbinden voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven als na te melden.
De kinderrechter zal nu het beroep gegrond wordt verklaard, de stichting bureau jeugdzorg Noord-Brabant opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Op grond van het vorenstaande beslist de kinderrechter als volgt.
De beslissing
De kinderrechter:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar gegrond;
- bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een besluit bekendmaakt;
- bepaalt dat de stichting bureau jeugdzorg Noord - Brabant aan eiseres een dwangsom van € 100,- per dag betaalt met een maximum van € 15.000, voor iedere dag dat zij in gebreke blijft de uitspraak na te leven;
- bepaalt dat de stichting bureau jeugdzorg Noord - Brabant aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 dient te vergoeden.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. M.G.P.A Burghoorn, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.