ECLI:NL:RBSHE:2010:BL5400

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839162-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf opgelegd

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat er enige vorm van dwang of geweld heeft plaatsgevonden. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen 11 maart 2008 en 24 april 2008, waarbij de verdachte in Nederland en Tsjechië betrokken was bij het werven van vrouwen met het oog op uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met onbekende medeplichtigen, contact heeft gelegd met vrouwen en hen heeft benaderd om naar Nederland te komen, maar dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank heeft de formele voorvragen behandeld, waarbij de raadsman aanvoerde dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Dit werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte in Nederland. De rechtbank heeft de bewijsbeslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, en heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de primair tenlastegelegde feiten.

Voor het subsidiair tenlastegelegde, namelijk poging tot mensenhandel, heeft de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan op 19 februari 2010, na een onderzoek ter terechtzitting op 5 februari 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839162-08
Datum uitspraak: 19 februari 2010
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [postcode + woonplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 augustus 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 februari 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2008 tot en met 24 april 2008 te
Eindhoven en/of Bladel en/of (elders) in Nederland en/of in Tjechie
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een of meer tot op heden onbekend gebleven persoon/personen, door dwang,
geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of
een of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel misbruik van een
uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een
kwetsbare positie, te werven, te vervoeren, over te brengen, te huisvesten of
op te nemen met het oogmerk van uitbuiting van die ander/anderen
met dat oogmerk,
- contact(en) heeft/hebben gelegd en/of na(a)m(en)/adres(sen) heeft/hebben
achterhaald van een of meerdere vrouw(en) en/of (vervolgens)
- naar Tjechie is/zijn gereden en/of
- (aldaar) een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben benaderd om mee te gaan
naar Nederland en/of een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben meegenomen in de
auto en/of het/de paspoort/paspoorten van die vrouw(en) heeft/hebben
af/ingenomen en/of
- in Nederland slaapplaatsen/kamers voor die vrouw(en) heeft/hebben
geregeld en/of geld betaald voor de reis naar en/of het verblijf in Tjechie, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 11 maart tot en met 24 april 2008 te Eindhoven en/of
Bladel en/althans (elders) in Nederland en/of in Tjechie
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer tot op heden onbekend gebleven persoon/personen aan te werven,
mee te nemen of te ontvoeren, met het oogmerk die persoon/personen in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
met dat oogmerk
- contact(en) heeft/hebben gelegd en/of na(a)m(en)/adres(sen) heeft/hebben
achterhaald van een of meerdere vrouw(en) en/of (vervolgens)
- naar Tjechie is/zijn gereden en/of
- (aldaar) een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben benaderd om mee te gaan naar
Nederland en/of een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben meegenomen in de auto
en/of het/de paspoort/paspoorten van die vrouw(en) heeft/hebben
af/ingenomen en/of
- in Nederland slaapplaatsen/kamers voor die vrouw(en) heeft/hebben
geregeld en/of geld betaald voor de reis naar en/of het verblijf in Tjechie,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat "Tjechie" vermeld in plaats van "Tsjechië". De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk behoort te worden verklaard ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Er is, aldus de raadsman geen sprake van een dubbele strafbaarheid, althans dat blijkt niet uit het dossier, terwijl de tenlastelegging toch wel spreekt over feiten die zowel in Nederland als in Tsjechië hebben plaatsgevonden.
In Nederland zijn geen uitvoeringshandelingen verricht.
Verder gaat het ten laste gelegde feit uit van een Nederlander die een strafbaar feit in het buitenland pleegt. Dan dient er ook sprake te zijn van een strafbare gedraging in het buitenland. Noch uit de stukken noch uit het Verdrag van Genève blijkt dat Tsjechië mensenhandel ook strafbaar acht.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat onder meer door de tapgesprekken die gevoerd zijn op en rond 20 april 2008 tussen [medeverdachte1] en [medever[medeverdachte2] aangaande de gedragingen van [medeverdachte2] in Tsjechië en hetgeen zich voor vertrek van [medeverdachte2] in Nederland heeft afgespeeld, het onder 1 ten laste gelegde zowel in Nederland als in Tsjechië is begaan. Verdachte heeft volgens de tenlastelegging in Nederland deelgenomen aan het strafbare feit. Dat brengt mee dat het handelen van verdachte onder de Nederlandse strafwet valt. De eis van dubbele strafbaarheid is niet aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank acht met name niet bewezen dat er enige vorm van dwang of geweld heeft plaatsgevonden.
Volgens de raadsman gaat het er bij de toepassing van dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht slechts om die vormen van prostitutie tegen te gaan indien door een derde daaruit op ongeoorloofde wijze voordeel wordt getrokken of waarbij de persoon die zich prostitueert zich daaraan niet kan onttrekken. Er zou sprake van een ongelijkwaardige positie moeten zijn. Volgens de raadsman is in deze strafzaak geen bewijs voorhanden dat zijn cliënt een ander er toe heeft gebracht als prostituee te gaan werken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat uit de memorie van toelichting bij de uitvoering van de internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (Tweede kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 291, nummer 3) en de zevende rapportage van de nationaal rapporteur mensenhandel voortvloeit dat voor de in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging niet vereist is dat sprake is van dwang of ongeoorloofde beïnvloeding. Het enkel aanwerven of mede nemen van personen met het oogmerk om deze personen in een ander land er toe te brengen zich beschikbaar te stellen voor -kort gezegd- prostitutie, is een gedraging die onder dat artikel strafbaar is gesteld. Ook bij deze wijze van aanwerven gaat het er niet om dat de keuzevrijheid van de aangeworven persoon wordt beperkt. De term 'er toe brengen' heeft slechts een feitelijke betekenis.
Daarbij merkt de rechtbank op dat gelet op de taakverdeling tussen wetgever en de rechter binnen de trias politica, het niet aan de rechter is om tegen de uitdrukkelijke uitleg van de wetgever in aan een strafbepaling haar werking feitelijk te ontnemen door er aanvullende eisen aan te verbinden, zeker niet indien die eisen in dezelfde strafbepaling als een ander, zwaarder strafbaar feit worden omschreven.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 11 maart tot en met 24 april 2008 in Nederland en in Tsjechië ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen, een tot op heden onbekend gebleven persoon aan te werven en mee te nemen, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders met dat oogmerk
- contact heeft/hebben gelegd en een naam/adres heeft/hebben achterhaald van een vrouw en vervolgens
- naar Tsjechië is/zijn gereden en
- aldaar een vrouw heeft/hebben benaderd om mee te gaan naar Nederland en een vrouw heeft/hebben meegenomen in de auto en
- in Nederland een slaapplaats/kamer voor die vrouw heeft/hebben geregeld en geld betaald voor de reis naar en het verblijf in Tsjechië,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 273f.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt,met name gelet op het feit dat hier sprake is van een van de minst ernstige vormen van mensenhandel.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair
Poging tot mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
T.a.v. subsidiair:
Werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2010.
7
Parketnummer: 01/839162-08
[verdachte]