ECLI:NL:RBSHE:2010:BL5308

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839165-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

Op 19 februari 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot 11 juni 2008, in samenwerking met anderen, een slachtoffer heeft aangeworven en medegenomen met het doel deze in een ander land te laten deelnemen aan seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de zaak vastgesteld. De verdediging voerde aan dat er geen dwang of misleiding was en dat het slachtoffer geen slachtoffergevoel had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten in overweging genomen en geconcludeerd dat het bewezenverklaarde feit valt onder de strafbare feiten zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven, aangezien deze al eerder was geschorst. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de vordering van de officier van justitie in overweging hebben genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839165-08
Datum uitspraak: 19 februari 2010
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 augustus 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot 11 juni 2008, in ieder
geval op of omstreeks 25 april 2008 te Eindhoven en/of Den Bosch en/althans
(elders) in Nederland en/of in Belgie meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer1] heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die
[slachtoffer1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde
tegen betaling;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt:
-dat het handelen van verdachte gepaard is gegaan met dwang, bedreiging of misleiding dan wel door misbruik te maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht of
door misbruik te maken van een kwetsbare positie;
-dat van verdachte het initiatief is uitgegaan om [slachtoffer1] naar Nederland te halen en / of haar in de prostitutie te laten werken. Ook heeft verdachte niet actief gehandeld. Verdachte heeft enkel gehoor gegeven aan verzoeken van [slachtoffer1] (vgl. gerechtshof 's-Hertogenbosch 30-01-2008, LJN: BC2999);
- dat [slachtoffer1] heeft verklaard dat ze zich geen slachtoffer voelt, dat ze een lange periode als escortdame heeft gewerkt en dat zij dit werk op eigen initiatief is gaan doen en geheel op vrijwillige basis. [slachtoffer1] heeft verklaard dat zij degene is geweest die cliënt heeft gebeld om naar Nederland te komen en dat cliënt haar heeft opgehaald omdat zij geen rijbewijs had (vgl. rechtbank Utrecht d.d. 18 april 2008, LJN: BC9917).
Gelet op de bovenstaande punten is de verdediging van mening dat het handelen van cliënt niet gepaard is gegaan met dwang (etc.). Ook is er geen sprake van enig initiatief of actief handelen van cliënt, waarbij doelbewust misbruik is gemaakt van de zwakkere of kwetsbare positie van het slachtoffer.
Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging de rechtbank verdachte vrij te spreken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat uit de memorie van toelichting bij de uitvoering van de internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (Tweede kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 291, nummer 3) en de zevende rapportage van de nationaal rapporteur mensenhandel voortvloeit dat voor de in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging niet vereist is dat sprake is van dwang of ongeoorloofde beïnvloeding. Het enkel aanwerven of mede nemen van personen met het oogmerk om deze personen in een ander land er toe te brengen zich beschikbaar te stellen voor -kort gezegd- prostitutie, is een gedraging die onder dat artikel strafbaar is gesteld. Ook bij deze wijze van aanwerven gaat het er niet om dat de keuzevrijheid van de aangeworven persoon wordt beperkt. De term 'er toe brengen' heeft slechts een feitelijke betekenis.
Daarbij merkt de rechtbank op dat gelet op de taakverdeling tussen wetgever en de rechter binnen de trias politica, het niet aan de rechter is om tegen de uitdrukkelijke uitleg van de wetgever in aan een strafbepaling haar werking feitelijk te ontnemen door er aanvullende eisen aan te verbinden, zeker niet indien die eisen in dezelfde strafbepaling als een ander, zwaarder strafbaar feit worden omschreven.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 22 april 2008 tot 11 juni 2008 te Eindhoven en/of Den Bosch en
elders in Nederland en in Belgie,meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander,[slachtoffer1] heeft aangeworven en medegenomen, met het oogmerk die
[slachtoffer1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 273f.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 60 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, met name gelet op het feit dat hier sprake is van een van de minst ernstige vormen van mensenhandel.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf :
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
Gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 11 juli 2008 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2010.
6
Parketnummer: 01/839165-08
[verdachte]