vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839147-08
Datum uitspraak: 19 februari 2010
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 februari 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2008 tot en met 24 april 2008 te
Eindhoven en/of Bladel en/of (elders) in Nederland en/of in Tjechie
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een of meer tot op heden onbekend gebleven persoon/personen, door een of meer
andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere
feitelijkheden, door misleiding dan wel misbruik van een uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een
kwetsbare positie, te werven, te vervoeren, over te brengen, te huisvesten of
op te nemen met het oogmerk van uitbuiting van die ander/anderen
- contact(en) heeft/hebben gelegd en/of na(a)m(en)/adres(sen) heeft/hebben
achterhaald van een of meerdere vrouw(en) en/of (vervolgens)
- naar Tjechie is/zijn gereden en/of
- (aldaar) een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben benaderd om mee te gaan
naar Nederland en/of een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben meegenomen in de
auto en/of het/de paspoort/paspoorten van die vrouw(en) heeft/hebben
af/ingenomen en/of
- in Nederland slaapplaatsen/kamers voor die vrouw(en) heeft/hebben
geregeld en/of geld betaald voor de reis naar en/of het verblijf in Tjechie,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 11 maart tot en met 24 april 2008 te Eindhoven en/of
Bladel en/althans (elders) in Nederland en/of in Tjechie
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer tot op heden onbekend gebleven persoon/personen aan te werven,
mee te nemen of te ontvoeren, met het oogmerk die persoon/personen in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
- contact(en) heeft/hebben gelegd en/of na(a)m(en)/adres(sen) heeft/hebben
achterhaald van een of meerdere vrouw(en) en/of (vervolgens)
- naar Tjechie is/zijn gereden en/of
- (aldaar) een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben benaderd om mee te gaan naar
Nederland en/of een of meerdere vrouw(en) heeft/hebben meegenomen in de auto
en/of de paspoort/paspoorten van die vrouw(en) heeft/hebben af/ingenomen
en/of
- in Nederland slaapplaatsen/kamers voor die vrouw(en) heeft/hebben
geregeld en/of geld betaald voor de reis naar en/of het verblijf in Tjechie,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot 11 juni 2008, in ieder
geval op of omstreeks 25 april 2008 te Eindhoven en/of Den Bosch en/althans
(elders) in Nederland en/of in Belgie, meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer1] heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die
[slachtoffer1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde
tegen betaling;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat "Tjechie" vermeld in plaats van "Tsjechië". De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk behoort te worden verklaard ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Er is, aldus de raadsman geen sprake van een dubbele strafbaarheid, althans dat blijkt niet uit het dossier, terwijl de tenlastelegging toch wel spreekt over feiten die zowel in Nederland als in Tsjechië hebben plaatsgevonden.
In Nederland zijn geen uitvoeringshandelingen verricht.
Verder gaat het ten laste gelegde feit uit van een Nederlander die een strafbaar feit in het buitenland pleegt. Dan dient er ook sprake te zijn van een strafbare gedraging in het buitenland. Noch uit de stukken noch uit het Verdrag van Genève blijkt dat Tsjechië mensenhandel ook strafbaar acht.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat onder meer door de tapgesprekken die gevoerd zijn op en rond 20 april 2008 tussen verdachte en [medeverdachte] aangaande de gedragingen van [medeverdachte] in Tsjechië en hetgeen zich voor vertrek van [medeverdachte] in Nederland heeft afgespeeld, het onder 1 ten laste gelegde zowel in Nederland als in Tsjechië is begaan. Verdachte heeft volgens de tenlastelegging in Nederland deelgenomen aan het strafbare feit. Dat brengt mee dat het handelen van verdachte onder de Nederlandse strafwet valt. De eis van dubbele strafbaarheid is niet aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Door de raadsman is aangevoerd dat de start van het onderzoek niet de CIE-info betrof, maar telefoontaps uit een ander onderzoek, genaamd [onderzoek1]. Uit het dossier blijkt niet dat er in die zaak een vermoeden van schuld bestond tegen verdachte. De betreffende telefoontap is daarmee onrechtmatig verkregen en er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Dit zou er volgens de raadsman toe moeten leiden dat de telefoontaps zouden moeten worden uitgesloten van bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de start van het onderzoek wel de CIE-info van 11 maart 2008 betrof. Op grond van die zeer concrete informatie bestond er een redelijk vermoeden van schuld tegen verdachte aangaande zijn betrokkenheid bij mensenhandel. De officier van justitie heeft op grond van deze informatie bij de rechter-commissaris een machtiging gevraagd om te mogen tappen en die machtiging is door de rechter-commissaris op goede gronden verleend. Het verweer van de raadsman wordt als feitelijk onjuist verworpen.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is de raadsman van mening dat de kern van de zaak is de betekenis van 'ertoe brengen' in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de raadsman gaat het er bij de toepassing van dat artikel slechts om die vormen van prostitutie tegen te gaan indien door een derde daaruit op ongeoorloofde wijze voordeel wordt getrokken of waarbij de persoon die zich prostitueert zich daaraan niet kan onttrekken. Er zou sprake van een ongelijkwaardige positie moeten zijn. Volgens de raadsman is in deze strafzaak geen bewijs voorhanden dat zijn cliënt een ander er toe heeft gebracht als prostituee te gaan werken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat uit de memorie van toelichting bij de uitvoering van de internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (Tweede kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 291, nummer 3) en de zevende rapportage van de nationaal rapporteur mensenhandel voortvloeit dat voor de in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging niet vereist is dat sprake is van dwang of ongeoorloofde beïnvloeding. Het enkel aanwerven of mede nemen van personen met het oogmerk om deze personen in een ander land er toe te brengen zich beschikbaar te stellen voor -kort gezegd- prostitutie, is een gedraging die onder dat artikel strafbaar is gesteld. Ook bij deze wijze van aanwerven gaat het er niet om dat de keuzevrijheid van de aangeworven persoon wordt beperkt. De term 'er toe brengen' heeft slechts een feitelijke betekenis.
Daarbij merkt de rechtbank op dat gelet op de taakverdeling tussen wetgever en de rechter binnen de trias politica, het niet aan de rechter is om tegen de uitdrukkelijke uitleg van de wetgever in aan een strafbepaling haar werking feitelijk te ontnemen door er aanvullende eisen aan te verbinden, zeker niet indien die eisen in dezelfde strafbepaling als een ander, zwaarder strafbaar feit worden omschreven.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd omdat niet bewezen is dat er enige vorm van dwang of geweld heeft plaatsgevonden als omschreven in artikel 273f, eerste lid en onder 1e, van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 11 maart tot en met 24 april 2008 in Nederland en in Tsjechië ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen, een tot op heden onbekend gebleven persoon aan te werven en mee te nemen, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders met dat oogmerk
- contact heeft/hebben gelegd en een naam/adres heeft/hebben achterhaald van een vrouw en vervolgens
- naar Tsjechië is/zijn gereden en
- aldaar een vrouw heeft/hebben benaderd om mee te gaan naar Nederland en een vrouw heeft/hebben meegenomen in de auto en
- in Nederland een slaapplaats/kamer voor die vrouw heeft/hebben geregeld en geld betaald voor de reis naar en het verblijf in Tsjechië,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
in de periode van 22 april 2008 tot 11 juni 2008 te Eindhoven en/of Den Bosch en
elders in Nederland en in Belgie,meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander,[slachtoffer1] heeft aangeworven en medegenomen, met het oogmerk die
[slachtoffer1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 63, 273f.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de tijd van 180 dagen waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- de aard van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, te weten (poging tot) seksuele uitbuiting van personen;
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, met name gelet op het feit dat hier sprake is van een van de minst ernstige vormen van mensenhandel.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Vrijspraak van hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Poging tot mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
T.a.v. feit 2:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 25 augustus 2008 reeds
geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2010.
8
Parketnummer: 01/839147-08
[verdachte]