ECLI:NL:RBSHE:2010:BL5221

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825627-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op woning met geweld en diefstal

Op 23 februari 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een woning in Eindhoven. De overval vond plaats op 30 augustus 2009, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door drie mannen werd mishandeld, onder andere met een vuurwapen. De verdachte was eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en werd nu opnieuw aangeklaagd voor diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die bestond uit immateriële en materiële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade, aangezien zij samen een onrechtmatige daad hadden gepleegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met uitzondering van de post inkomstenderving, die als onvoldoende onderbouwd werd beschouwd. De rechtbank benadrukte dat een gewapende overval in een woning een ernstig strafbaar feit is, dat de veiligheid van mensen in hun eigen huis in gevaar brengt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825627-09
Datum uitspraak: 23 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteland] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een halsketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen dat [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- (onder een vals voorwendsel) de woning van dat [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getrokken en/of getoond en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd: "pak dat horloge, pak dat horloge" en/of
- dat [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of
- dat [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- dat [slachtoffer] (over de grond) heeft/hebben meegesleurd en/of dat [slachtoffer]
(vervolgens) van de trap heeft/hebben gegooid (waardoor deze een achttal
traptredes naar beneden is gevallen);
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 30 augustus 2010 is een auto bestuurd door [medeverdachte 1] en met inzittenden [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar de flat van aangever [slachtoffer] in Eindhoven gereden1.
Hun auto werd gevolgd door een tweede auto bestuurd door verdachte en met inzittenden [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]2.
Aldaar heeft [medeverdachte 1] bij aangever aangebeld waarop aangever de algemene toegangsdeur alsmede de deur van zijn eigen woning heeft geopend. De drie mannen, onder wie verdachte, zijn vervolgens het appartementencomplex binnengegaan3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen ([medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]) aangever [slachtoffer] heeft beroofd van een halsketting en dat verdachte en zijn mannelijke mededaders daarbij geweld hebben gebruikt, onder meer door te slaan met een vuurwapen.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat een voltooide diefstal is gepleegd omdat slechts aangever verklaard heeft dat een halsketting is weggenomen. Daarnaast stelt de verdediging dat het opzet van verdachte was gericht op een woninginbraak en niet op een gewapende overval. Ook om die reden bepleit de verdediging vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank gaat verder uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en verdachte zijn de woning van aangever binnengedrongen en hebben alle drie geweld tegen aangever [slachtoffer] gebruikt door hem met kracht op zijn hoofd te slaan en/of te stompen met gebruikmaking van een pistool waarna aangever van de trap is gegooid4. Verdachte heeft erkend aangever te hebben geslagen5. [medeverdachte 5] heeft daarbij een vuurwapen gebruikt en heeft daarmee op het hoofd van aangever geslagen6. Dit wapen is forensisch onderzocht op DNA en daarbij is op de patroonhouderopening een volledig DNA profiel aangetroffen dat matcht met het profiel van [medeverdachte 5]. De kans dat een willekeurig gekozen persoon dit DNA profiel heeft is klein. Op de loop van het wapen is een DNA (onvolledig) mengprofiel aangetroffen dat voor dat gedeelte matcht met het profiel van aangever [slachtoffer]7.
Anders dan de raadsvrouwe acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat door verdachten een halsketting is meegenomen.
Aangever [slachtoffer] verklaart daarover niet alleen in zijn aangifte8 maar ook de persoon die op 30 augustus 2009 melding doet bij 1-1-2 meldt dat een ketting is buitgemaakt9. Daarnaast heeft aangever in een telefoongesprek met [een bekende van hem] verteld dat zijn ketting van zijn hals is afgetrokken en dat hij de hanger heeft teruggevonden10. Aangever heeft ook de politie laten weten dat hij de hanger heeft teruggevonden11. Tot slot is het t-shirt van aangever door de politie omschreven en was het shirt met name rond de halsopening beschadigd12.
Gelet op de hierboven geschetste feitelijke gang van zaken acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij dacht dat men een woninginbraak ging plegen, ongeloofwaardig.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 30 augustus 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een halsketting, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen dat [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- de woning van dat [slachtoffer] zijn binnengedrongen en
- dat [slachtoffer] meermalen met een vuurwapen tegen het hoofd hebben geslagen en
- dat [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd hebben geslagen en gestompt en
- dat [slachtoffer] vervolgens van de trap hebben gegooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikelen 10, 27, 36f, 310 en 312.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vindt de eis in onderhavige zaak in vergelijking met die in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 5] niet in verhouding staan en acht matiging op zijn plaats. Volgens de verdediging is er ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel. De raadsvrouwe heeft daarbij gewezen op de gedateerde documentatie van verdachte en de trainingen die de reclassering voor verdachte voor ogen heeft in geval van een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op het slachtoffer [slachtoffer] in diens woning. Reeds op zichzelf is een gewapende beroving in een woning - bij uitstek een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen - een ernstig strafbaar feit. De strafwaardigheid wordt in dit geval nog verhoogd door de omstandigheid dat de daders het slachtoffer [slachtoffer] ernstig hebben mishandeld onder meer door hem met een wapen op zijn hoofd te slaan.
Verdachte heeft zich op eenvoudige wijze laten bewegen dit feit mede te plegen, terwijl verdachte al meerdere keren voor geweldsdelicten is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen weegt de rechtbank in verdachtes nadeel mee.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis wijst de rechtbank af gelet op de op te leggen straf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 3.900,- (posten inkomstenderving en immateriële schade). De post medicijnen acht de officier van justitie onvoldoende duidelijk.
Volgens de raadsvrouwe van verdachte dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering omdat de vordering ontijdig aan de verdediging is kenbaar gemaakt en wegens de bepleite vrijspraak.
Met betrekking tot de inkomstenderving is aangevoerd dat niet duidelijk is welke betrekking benadeelde partij had, dat geen loonstrook is overgelegd en dat een ziektewetuitkering voor de hand ligt, zodat op dat punt de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk is in de vordering.
Evenals de officier van justitie acht de raadsvrouwe de post medicijnen niet duidelijk en daarom ook niet-ontvankelijk.
De verdediging refereert zich wat betreft de post immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering weliswaar in een laat stadium aan de verdediging kenbaar gemaakt, maar geen rechtsregel brengt met zich dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade € 2.000,- en materiële schade € 55,- ( de post medicijnen) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de medicijnen overweegt de rechtbank dat zij het aannemelijk acht dat benadeelde partij als gevolg van de gewelddadige overval pijnstillers heeft gebruikt. De onderbouwing van de post acht de rechtbank afdoende.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post inkomstenderving, aangezien de vordering in zoverre wegens onvoldoende onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het
feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.055,00 subsidiair 40 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.055,00
(zegge: tweeduizendvijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR
2.000,00 immateriële schade en EUR 55,00 materiële schade (post medicijnen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.055,00
(zegge: tweeduizendvijfenvijftig euro), te weten EUR 2.000,00 immateriële
schade en EUR 55,00 materiële schade (post medicijnen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (post inkomstenderving) niet-ontvankelijk is.
De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2010.
1 Verklaring [medeverdachte 1], dossierpagina 559-560.
2 Verklaring [verdachte], dossierpagina 609.
3 Verklaring [medeverdachte 1], dossierpagina 560.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 31 augustus, dossierpagina 201.
5 Verklaring [verdachte], dossierpagina 610.
6 Verklaring [medeverdachte 6], dossierpagina 596, regel 27-28.
7 Een geschrift, zijnde een NFI-rapport opgemaakt door [naam van deskundige] d.d. 18 december 2009.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 31 augustus, dossierpagina 201.
9 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 196.
10 Tapgesprek 8 september 2009, dossierpagina 290.
11 Aanvullende verklaring [slachtoffer], dossierpagina 208.
12 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 229.
9
Parketnummer: 01/825627-09
[verdachte]