RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Eindhoven
Zaaknummer : 659421
EJ verz. : 09-1886
Uitspraak : 1 februari 2010
Procedure ex artikel 7:291 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V&D BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verzoekster, sub 1,
vertegenwoordigd door E. Schipper,
2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid onder het recht van het Verenigd Koninkrijk Warehouse Fashions Limited,
gevestigd te Amsterdam,
vertegenwoordigd door K. Visser,
heeft de kantonrechter te Eindhoven de navolgende beschikking gegeven.
Verzoekster sub 1, hierna V&D, heeft tezamen met verzoekster sub 2, hierna Warehouse, een op 11 november 2009 gedateerd verzoekschrift ex artikel 7:291 derde lid BW ingediend. Bij het verzoekschrift is tevens een afschrift van de tussen verzoekers geldende Concession Agreement van 15 oktober 2009 gevoegd.
Vervolgens heeft de kantonrechter, na een eerder verzoek om uitstel door partijen, een mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald op 18 januari 2010. Van deze mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt die deel uitmaken van de procedure. Aan de aantekeningen is gehecht de Nederlandse vertaling van de bedingen waarvan partijen goedkeuring verzoeken. Partijen hebben ter zitting toegelicht dat de Nederlandse vertaling weliswaar een andere partijnaam bevat, maar dat de tekst voor het overige overeenkomt met de Engelse versie. Ter zitting is verschenen namens V&D, mr. E. Schipper. Namens Warehouse is mr. K. Visser verschenen.
Na het gevoerde debat is de uitspraak bepaald op heden.
2.1. Het verzoek ziet op drie afwijkende huurbedingen als opgenomen in de op 15 oktober 2009 gesloten concession agreement tussen V&D en Warehouse en welke bedingen - aldus het verzoek - de goedkeuring behoeven van de kantonrechter.
2.2. De bedingen luiden als volgt (de kantonrechter zal hierbij de Nederlandse versie aanhouden):
Artikel 3 Wijziging van concessiegebied
3.1.V&D is gerechtigd een ander concessiegebied aan te wijzen middels schriftelijke kennisgeving met inachtneming van een termijn van ten minste drie maanden. Een dergelijke wijziging zal naar de redelijke mening van Warehouse niet van wezenlijk mindere kwaliteit zijn dan de bestaande locaties.
3.2. Bij het aanwijzen van een ander concessiegebied zal V&D zoveel mogelijk rekening houden met de zakelijke belangen van Warehouse.
3.3. De kosten van de verplaatsing en reorganisatie zijn voor rekening van V&D, als de verplaatsing en/of wijziging plaatsvindt binnen 3 jaar na de openingsdatum van het concessiegebied en V&D de initiatiefnemer is voor de verplaatsing en/of wijziging.
Artikel 15 Concessievergoeding
15.5. V&D is gerechtigd de overeengekomen vergoedingen, zoals genoemd in artikel 15.1 en 15.2 voor het eerst te verhogen op 1 november 2011. De vergoedingen zullen niet meer dan 1 keer per jaar worden verhoogd en V&D zal een dergelijke verhoging met Warehouse overeenkomen zes maanden voordat deze van kracht wordt. De regeling waarin dit lid voorziet, vervangt de bepalingen van artikel 7:303 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 20 Duur van de overeenkomst
20.3 Na ommekomst van de eerste termijn blijft deze overeenkomst van kracht voor onbepaalde tijd. Na de eerste termijn kan deze overeenkomst door beide partijen worden beëindigd om andere redenen dan een (verwijtbare) contractbreuk, mits een dergelijke beëindiging plaatsvindt met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden. Het recht op beëindiging van de partijen omvat tevens hun onvoorwaardelijke recht op beëindiging ingeval zij geen overeenstemming kunnen bereiken over nieuwe (handels)voorwaarden. In geval van beëindiging op grond van dit artikel is geen van beide partijen aansprakelijk voor eventuele schade, noch is de beëindigende partij gehouden tot schadevergoeding.
20.4 Beëindiging als bedoeld in artikel 20.2 en 20.3 vereist dat Warehouse het gebied waarin zij haar bedrijf uitoefent, daadwerkelijk ontruimt, zonder zich te kunnen beroepen op huurbescherming, van welk recht hierbij afstand wordt gedaan ingeval deze situatie zich voordoet.
20.5 Deze overeenkomst eindigt in elk geval en zonder verplichting tot kennisgeving op de datum waarop de huurovereenkomst eindigt die is gesloten tussen V&D en de eigenaar van het object waarvan het concessiegebied deel uitmaakt, ongeacht de reden voor die beëindiging.
2.3. Partijen hebben een concessieovereenkomst gesloten ten behoeve van een shop-in-shop in een warenhuis van V&D gelegen aan de Vrijstraat 11 te Eindhoven. Zowel V&D als Warehouse werken samen met topmerken en retailers van A-merken. Partijen zijn een overeenkomst voor de duur van twee jaar aangegaan en verzoeken de kantonrechter reeds nu goedkeuring voor de periode volgend op deze periode, aangeduid als Initial Term.
2.4. Bij het aangaan van de overeenkomst hebben partijen rekening gehouden met de afschrijvingsmogelijkheid van de gedane investeringen in het gehuurde en in de bedrijfsvoering. Daarnaast heeft te gelden dat de maatschappelijke positie van Warehouse zodanig is dat zij de bescherming van de wet in redelijkheid niet behoeft.
3.1. Ten aanzien van het verzoek, betrekking hebbend op voornoemde bedingen van de concessieovereenkomst ter zake de shop-in-shop in het warenhuis van V&D aan de Vrijstraat 11 te Eindhoven, oordeelt de kantonrechter allereerst als volgt.
3.2. De bedingen beogen afwijking van de bepalingen van afdeling 6 van titel 4 van boek 7 BW, zodat terecht goedkeuring wordt verzocht als in artikel 7:291 lid 3 BW bedoeld. Verzoekers zijn derhalve ontvankelijk in hun verzoek.
3.3. Het beding als omschreven in artikel 3 lid 3 bevat geen bepaling die afwijkt van afdeling 6 van titel 4 van Boek 7 BW. Dit beding behoeft geen goedkeuring door de kantonrechter. Verzoekers zijn ten aanzien van dit deel van het beding niet ontvankelijk. Voor het overige behelst het beding een eenzijdige bevoegdheid van V&D een ander concessiegebied aan te wijzen en aldus het gehuurde door iets anders te vervangen. Hierbij is alsdan in ieder geval sprake van een tussentijdse opzegging ten aanzien van hetgeen thans wordt gehuurd en aldus een afwijking van artikel 7:292 BW aan de orde.
3.4. Het beding als opgenomen in artikel 15.5 beoogt vervanging van de bepalingen als opgenomen in artikel 7:303 BW. Naar het oordeel van de kantonrechter behoeft Warehouse in deze geen wettelijke bescherming als in afdeling 6 van titel 4 van boek 7 bedoeld (zie punt 3.7.).
3.5. Ten aanzien van het beding als opgenomen in artikel 20.3 hebben partijen ter zitting toegelicht dat de zinsnede "...kan deze overeenkomst door beide partijen worden beëindigd om andere redenen dat een (verwijtbare) contractbreuk..." juist is bedoeld wanprestatie zijdens de huurder als grond uit te sluiten. Zonder deze uitsluiting zou het beding kunnen leiden tot ontbinding van de concessieovereenkomst buiten de rechter om. De gewenste goedkeuring van het beding wordt alsdan verhinderd door artikel 7:231 BW, dat niet binnen de afdeling valt, aldus partijen. Het beding beoogt voorts af te wijken van artikelen 7:292 en 293 BW.
3.6. Ter zitting zijn voorts de mogelijk nadelige consequenties van de zinsnede "en zonder verplichting tot kennisgeving"( in de Engelse tekst: and without notification requirement...") uit artikel 20.5 met partijen besproken. Zowel V&D als Warehouse heeft aangegeven dat deze zinsnede uit het artikel moet worden geacht te zijn verwijderd en aldus geen onderdel meer uit te maken van het beding. Alsdan zal de kantonrechter dan ook dit beding, dat beoogt af te wijken van artikel 7:306 BW, zonder de voornoemde zinsnede beoordelen.
3.7. Ter zake de gewenste goedkeuring aan voornoemde bedingen overweegt de kantonrechter dat de afwijkende bedingen de rechten die Warehouse aan afdeling 7.4.6. BW ontleent in ieder geval aantasten, nu immers de bedingen afwijking van de afdeling als aangegeven beogen. Aan de vraag of sprake is van wezenlijke aantasting komt de kantonrechter echter niet toe.
Naar het oordeel van de kantonrechter behoeft Warehouse gezien haar eigen standpunt over haar maatschappelijke positie en omvang van haar organisatie ten opzichte van V&D - als ter zitting nader toegelicht - in de redelijkheid niet de wettelijke bescherming als in afdeling 6 van titel 4 van boek 7 bedoeld.
Onweersproken heeft Warehouse immers gesteld dat zij een grote internationale onderneming is met bijna 400 winkels verspreid over 18 landen. De omzet van Warehouse bedraagt tussen de 100 en 200 miljoen Britse pond. Warehouse heeft voorts onweersproken gesteld dat zij vanuit bedrijfseconomisch perspectief noch uit financieel perspectief afhankelijk is van V&D. Aan goedkeuring staat aldus niets in de weg
3.8. De kantonrechter verleent derhalve goedkeuring op bovenstaande gronden aan de artikelen 3.1. en 3.2., 15.5, 20.3 en 20.4 en voorts aan 20.5 voor zover het beding luidt:
20.5 Deze overeenkomst eindigt in elk geval op de datum waarop de huurovereenkomst eindigt die is gesloten tussen V&D en de eigenaar van het object waarvan het concessiegebied deel uitmaakt, ongeacht de reden voor die beëindiging.
verklaart op de voet van artikel 7:291 lid 3 BW verzoekers niet ontvankelijk ten aanzien van artikel 3 lid 3 van genoemde concessieovereenkomst;
verleent goedkeuring op de voet van artikel 7:291 lid 3 BW aan de artikelen 3.1, 3.2., 15.5., 20.3 en 20.4 van genoemde concessieovereenkomst;
verleent goedkeuring op de voet van artikel 7:291 lid 3 BW aan artikel 20.5 van genoemde huurovereenkomst voor zover deze luidt:
20.5 Deze overeenkomst eindigt in elk geval op de datum waarop de huurovereenkomst eindigt die is gesloten tussen V&D en de eigenaar van het object waarvan het concessiegebied deel uitmaakt, ongeacht de reden voor die beëindiging.
ontzegt het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R.M. de Moor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.