ECLI:NL:RBSHE:2010:BL4910

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825606-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemotiveerde vrijspraak in gewapende overval-zaak Eindhoven

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op 30 augustus 2009 in Eindhoven. De tenlastelegging omvatte het medeplegen van diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met anderen een halsketting zou hebben weggenomen van het slachtoffer, met gebruik van een vuurwapen en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de overval in de nabijheid was, maar niet actief betrokken was bij de uitvoering van de overval. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De enkele aanwezigheid in de auto naar de plaats van het delict was niet voldoende om medeplichtigheid te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, gelet op de vrijspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825606-09
Parketnummer vordering: 01/839431-08
Datum uitspraak: 23 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 30 augustus 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een halsketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
- (onder een vals voorwendsel) de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getrokken en/of getoond en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd: "pak dat horloge, pak dat horloge" en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] (over de grond) heeft/hebben meegesleurd en/of die [slachtoffer]
(vervolgens) van de trap heeft/hebben gegooid (waardoor deze een achttal
traptredes naar beneden is gevallen);
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en)
op of omstreeks 30 augustus 2009 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een halsketting, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of haar mededader(s) en/of aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer van
hun mededader(s)
- (onder een vals voorwendsel) de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnengedrongen
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getrokken en/of getoond en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd: "pak dat horloge, pak dat horloge" en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] (over de grond) heeft/hebben meegesleurd en/of die [slachtoffer]
(vervolgens) van de trap heeft/hebben gegooid (waardoor deze een achttal
traptredes naar beneden is gevallen),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30
augustus 2009 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door
- aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of die ander(en) een tip te
geven over (een overval op) die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of die ander(en) naar de plaats
van het misdrijf te vervoeren en/of te leiden/brengen en/of
- bij de (hoofd)ingang van de woning/flat van die [slachtoffer] aan te bellen, (mede)
waardoor die [slachtoffer] de deur heeft geopend en/of
- bij het plegen van voornoemd misdrijf op de uitkijk te staan;
(artikel 312 jo. 48 Sr)
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/839431-08 is aangebracht bij vordering van 4 februari 2010. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 5 maart 2009. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vaststaande feiten.
Op 30 augustus 2010 is een auto bestuurd door [medeverdachte 4] en met inzittenden [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en verdachte naar de flat van aangever [slachtoffer] in Eindhoven gereden1.
Hun auto werd gevolgd door een tweede auto bestuurd door [medeverdachte 2] en met inzittenden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]2.
Aldaar heeft [medeverdachte 4] bij aangever aangebeld waarop aangever de algemene toegangsdeur alsmede de deur van zijn eigen woning heeft geopend. De drie mannen zijn vervolgens het appartementencomplex binnengegaan3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen ([medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2],[medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 4]) aangever [slachtoffer] heeft beroofd van een halsketting en dat de mannelijke mededaders daarbij geweld hebben gebruikt, onder meer door te slaan met een vuurwapen.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat een voltooide diefstal is gepleegd omdat slechts aangever verklaard heeft dat een halsketting is weggenomen.
Daarnaast is vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde, het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal met geweld. Daartoe is aangevoerd dat de wetenschap bij verdachte dat een overval zou worden gepleegd onvoldoende naar voren komt en dat uit de gedragingen van verdachte geen opzet op de strafbare gedraging blijkt.
Tot slot is aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen van de medeplichtigheid aan de diefstal met geweld in vereniging omdat verdachte niet op de hoogte was van het plan en geen uitvoeringshandelingen heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte bevond zich ten tijde van de overval zoals blijkt uit de vastgestelde feiten samen met medeverdachten [medeverdachte 6], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in een auto in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van de overval. Onder primair wordt verdachte verweten dat zij de overval mede heeft gepleegd. Om tot een bewezenverklaring te komen moet de rechtbank daarom aan de hand van wettige bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een of meer van de plegers van de overval. Elementen voor een nauwe en bewuste samenwerking kunnen zijn de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, een rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol en het zich niet terugtrekken op belangrijke momenten.
Naast de al vastgestelde feiten gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken.
In café [naam café] in Helmond is het plan ontstaan om aangever [slachtoffer] te beroven. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft vervolgens telefonisch dan wel door middel van (een) sms-bericht(en) contact gezocht met verdachte. [medeverdachte 5] is vervolgens naar het woonadres van verdachte gereden4. Aldaar aangekomen heeft [medeverdachte 5] kort met verdachte gesproken die vervolgens terstond medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gebeld5. [medeverdachte 1] kwam binnen enkele minuten ter plaatse. Er is kort gesproken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 5]6.
Voor de beoordeling van de strafrechtelijke beschuldiging aan het adres van verdachte is het volgende van belang. In de eerste plaats wat er is besproken of gesms't tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] voordat [medeverdachte 5] bij de woning van verdachte arriveert. Ten tweede wat er is gezegd in het telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Ten derde wat er is gezegd in het gesprek waarbij zowel verdachte als de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] aanwezig waren.
Verdachte zegt dat zij, voordat medeverdachte [medeverdachte 5] bij haar woning arriveerde, door [medeverdachte 5] is gebeld op het oude telefoonnummer van [medeverdachte 1] en dat zij heeft gevraagd naar [medeverdachte 1]. Er zou niet over plannen voor een overval zijn gesproken. [medeverdachte 5] is in haar verklaringen onduidelijk over de reden waarom zij naar [verdachte] is gereden. Aan de hand van haar verklaringen kan in ieder geval niet met zekerheid worden gesteld dat zij met verdachte over de overval heeft gesproken.
Als [medeverdachte 5] bij de woning van verdachte arriveert, verlaat zij de auto en spreekt zij met verdachte. De rechtbank kan niet vaststellen waarover. Vervolgens belt verdachte met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 5] stelt dat verdachte daarmee de overval regelde, maar andere verklaringen bevestigen dit niet. Verdachte stelt ter zitting dat zij zich aan het gesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] heeft onttrokken en [medeverdachte 1] stelt dat het medeverdachte [medeverdachte 5] is die hem vertelt over een man met veel geld en die hem vraagt om de kluis te gaan halen. Op basis van de genoemde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een van de plegers van de overval.
Het enkele gegeven dat verdachte wel is meegereden naar het adres waar de overval is gepleegd, maakt dit niet anders. Hoewel de rechtbank in het geheel geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte ter zitting dat zij mee wilde rijden naar Eindhoven omdat [persoon 1] kleren voor haar zou hebben, leidt het meerijden in de auto niet tot de conclusie dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking. Niet is gebleken dat verdachte in de auto enige activiteit, bijvoorbeeld het contact onderhouden met de auto met de drie mannen, heeft ondernomen. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het primaire feit.
Onder het subsidiaire feit wordt verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan de overval en wordt er een aantal feitelijke handelingen beschreven die door verdachte zouden zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat er op grond van de hierboven besproken feiten en omstandigheden onvoldoende bewijs is voor de beschuldiging dat verdachte de tip aan [medeverdachte 1] heeft gegeven dat [slachtoffer] veel geld had. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte de overvallers naar de [straatnaam] heeft geleid nu zij passagier was in de door [medeverdachte 4] bestuurde auto en niet blijkt dat zij in de auto enige activiteit heeft ondernomen. Nu niet verdachte maar [medeverdachte 4] heeft aangebeld en voorts uit de door de (mede)verdachte(n) afgelegde verklaringen niet kan worden afgeleid dat verdachte en de andere personen in de auto daadwerkelijk op de uitkijk hebben gestaan, ontbreekt ook het bewijs ten aanzien van de overige ten laste gelegde feitelijke handelingen. Verdachte zal ook ten aanzien van het subsidiaire feit worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/839431-08.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen gelet op de vrijspraak in zaak 01/825606-09.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair, subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. primair, subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/839431-08 van de officier van
justitie d.d. 4 februari 2010.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2010.
1 Verklaring [medeverdachte 4], dossierpagina 559-560.
2 Verklaring [medeverdachte 2], dossierpagina 609.
3 Verklaring [medeverdachte 4], dossierpagina 560.
4 Verklaring van [medeverdachte 6], dossierpagina 534.
5 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
6 Idem voetnoot 4.
??
??
3
Parketnummer: 01/825606-09
Parketnummer vordering: 01/839431-08
[verdachte]