ECLI:NL:RBSHE:2010:BL4906

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825605-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van of medeplichtigheid aan een gewapende overval in een woning in Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een woning in Eindhoven. De tenlastelegging betrof een gewapende diefstal waarbij de verdachte samen met anderen een halsketting heeft weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de planvorming van de overval, maar wel op de hoogte was van het plan. De verdachte bestuurde een auto en heeft aangebeld bij de woning van het slachtoffer, wat leidde tot de toegang voor de mededaders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige aan de overval. De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het geweld dat tegen het slachtoffer is gebruikt, en de impact van de overval op de veiligheid in de eigen woning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825605-09
Datum uitspraak: 23 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1971,
wonende te [postcode + woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 30 augustus 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een halsketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
- (onder een vals voorwendsel) de woning van [slachtoffer1] is/zijn binnengedrongen
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getrokken en/of getoond en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd: "pak dat horloge, pak dat horloge" en/of
- [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of
- [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- [slachtoffer1] (over de grond) heeft/hebben meegesleurd en/of [slachtoffer1]
(vervolgens) van de trap heeft/hebben gegooid (waardoor deze een achttal
traptredes naar beneden is gevallen);
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of een of meer ander(en)
op of omstreeks 30 augustus 2009 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een halsketting, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of haar
mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3]
en/of een of meer van hun mededader(s)
- (onder een vals voorwendsel) de woning van [slachtoffer1] is/zijn binnengedrongen
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getrokken en/of getoond en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd: "pak dat horloge, pak dat horloge" en/of
- [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of
- [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- [slachtoffer1] (over de grond) heeft/hebben meegesleurd en/of [slachtoffer1]
(vervolgens) van de trap heeft/hebben gegooid (waardoor deze een achttal
traptredes naar beneden is gevallen),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30
augustus 2009 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door
- aan [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of die ander(en) een tip te
geven over (een overval op) [slachtoffer1] en/of
- [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] en/of die ander(en) naar de plaats
van het misdrijf te vervoeren en/of te leiden/brengen en/of
- bij de (hoofd)ingang van de woning/flat van [slachtoffer1] aan te bellen, (mede)
waardoor [slachtoffer1] de deur heeft geopend en/of
- bij het plegen van voornoemd misdrijf op de uitkijk te staan;
(artikel 312 jo. 48 Sr)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing, bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 30 augustus 2010 is een auto bestuurd door verdachte en met inzittenden [medeverdachte4], [medeverdachte5] en [medeverdachte6] naar de flat van aangever [slachtoffer1] in Eindhoven gereden1.
Hun auto werd gevolgd door een tweede auto bestuurd door [medeverdachte2] en met inzittenden [medeverdachte1] en [medeverdachte3]2.
Aldaar heeft [verdachte] bij aangever aangebeld waarop aangever de algemene toegangsdeur alsmede de deur van zijn eigen woning heeft geopend. De drie mannen zijn vervolgens het appartementencomplex binnengegaan3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen ([medeverdachte1], [medeverdachte3], [medeverdachte2],[medeverdachte4], [medeverdachte5], [medeverdachte6]) aangever [slachtoffer1] heeft beroofd van een halsketting en dat de mannelijke mededaders daarbij geweld hebben gebruikt, onder meer door te slaan met een vuurwapen.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat een voltooide diefstal is gepleegd omdat slechts aangever verklaard heeft dat een halsketting is weggenomen. Om die reden dient vrijspraak te volgen.
Over de rol van verdachte heeft de raadsman van verdachte het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de tip voor de overval niet gegeven; zij kende aangever niet.
Verdachte heeft een van de auto's bestuurd, maar heeft de mannelijke verdachten niet naar de plaats van het delict geleid; zij reed op aanwijzingen van [medeverdachte4].
Verdachte heeft aangebeld, maar haar rol hield op zodra de mannelijke verdachten naar binnen gingen; het op de uitkijk staan is niet bewezen.
Verdachte was er niet van op de hoogte dat er een wapen voorhanden was en had ook overigens geen invloed op hetgeen de mannen binnen zouden doen. De verdediging concludeert dat deze rol en gedragingen geen medeplegen (tezamen in vereniging met anderen plegen) oplevert, maar hooguit medeplichtigheid.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank gaat verder uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte was op de hoogte van het plan aangever [slachtoffer1] te overvallen4.
Na het aanbellen door verdachte zijn [medeverdachte1], [medeverdachte3] en [medeverdachte2] de woning van aangever binnengedrongen en hebben geweld tegen aangever [slachtoffer1] gebruikt door hem met kracht op zijn hoofd te slaan en te stompen met gebruikmaking van een pistool waarna aangever van de trap is gegooid5. [medeverdachte2] heeft erkend aangever te hebben geslagen6. [medeverdachte1] heeft daarbij een vuurwapen gebruikt en heeft daarmee op het hoofd van aangever geslagen7. Dit wapen is forensisch onderzocht op DNA en daarbij is op de patroonhouderopening een volledig DNA profiel aangetroffen dat matcht met het profiel van [medeverdachte1]. De kans dat een willekeurig gekozen persoon dit DNA profiel heeft is klein. Op de loop van het wapen is een DNA (onvolledig) mengprofiel aangetroffen dat voor dat gedeelte matcht met het profiel van aangever [slachtoffer1]8.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat door verdachten een halsketting is meegenomen.
Aangever [slachtoffer1] verklaart daarover niet alleen in zijn aangifte9 maar ook de persoon die op 30 augustus 2009 melding doet bij 1-1-2 meldt dat een ketting is buitgemaakt10. Daarnaast heeft aangever in een telefoongesprek met [persoon1] verteld dat zijn ketting van zijn hals is afgetrokken en dat hij de hanger heeft teruggevonden11. Aangever heeft ook de politie laten weten dat hij de hanger heeft teruggevonden12. Tot slot is het t-shirt van aangever door de politie omschreven en was het shirt met name rond de halsopening beschadigd13.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de overval tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De rechtbank dient daartoe aan de hand van wettige bewijsmiddelen te kunnen vaststellen dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een of meer van de plegers van de overval. Elementen voor een nauwe en bewuste samenwerking kunnen zijn de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, een rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol en het zich niet terugtrekken op belangrijke momenten.
Verdachte is niet bij de planvorming betrokken geweest om [slachtoffer1] te overvallen. Zij was op enig moment wel op de hoogte van het plan, heeft de auto naar de plaats van het delict bestuurd gevolgd door de auto van de mannelijke verdachten en zij heeft bij de woning aangebeld.
Op grond hiervan kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking zodat vrijspraak van het primaire dient te volgen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de diefstal met geweld in vereniging door de uitvoeringshandelingen te plegen als hierna bewezen verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
[medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte3] op 30 augustus 2009
te Eindhoven tezamen en in vereniging,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen
een halsketting, toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte3]
- de woning van [slachtoffer1] zijn binnengedrongen en
- [slachtoffer1] meermalen met een vuurwapen tegen het hoofd hebben geslagen en
- [slachtoffer1] meermalen met kracht tegen het hoofd hebben geslagen en gestompt en
- [slachtoffer1] vervolgens van de trap hebben gegooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 30 augustus 2009 te Eindhoven
en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [medeverdachte1] en [medeverdachte2] en [medeverdachte3] naar de plaats van het misdrijf te leiden en
- bij de (hoofd)ingang van de woning/flat van [slachtoffer1] aan te bellen,
waardoor [slachtoffer1] de deur heeft geopend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 48, 49, 310, 312.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op het aandeel van verdachte is volgens de verdediging een werkstraf met een voorwaardelijke straf (de rechtbank begrijpt gevangenisstraf) met een proeftijd van twee jaren en met verplicht reclasseringscontact op zijn plaats.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een gewapende overval in vereniging gepleegd op het slachtoffer [slachtoffer1] in diens woning. Reeds op zichzelf is een gewapende beroving in een woning - bij uitstek een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen - een ernstig strafbaar feit. De strafwaardigheid wordt in dit geval nog verhoogd door de omstandigheid dat de overvallers het slachtoffer [slachtoffer1] ernstig hebben mishandeld onder meer door hem met een wapen op zijn hoofd te slaan.
Verdachte heeft zich op eenvoudige wijze laten bewegen mee te gaan naar de plaats van het delict. Zij is voornamelijk als chauffeur opgetreden en de rechtbank gaat ervan uit dat het min of meer toeval was dat zij degene was die heeft aangebeld.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten en heeft haar eigen rol toegegeven.
Dit alles afwegende acht de rechtbank oplegging van de maximale werkstraf met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf koppelt de rechtbank een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 3.900,- (posten inkomstenderving en immateriële schade). De post medicijnen acht de officier van justitie onvoldoende duidelijk.
Volgens de raadsman van verdachte dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering omdat de vordering ontijdig aan de verdediging is kenbaar gemaakt.
Met betrekking tot de inkomstenderving is aangevoerd dat niet duidelijk is welke betrekking benadeelde partij had, dat geen loonstrook is overgelegd en dat een ziektewetuitkering voor de hand ligt, zodat op dat punt de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk is in de vordering.
Evenals de officier van justitie acht de raadsman de post medicijnen niet duidelijk en daarom ook niet-ontvankelijk.
De verdediging refereert zich wat betreft de post immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering weliswaar in een laat stadium aan de verdediging kenbaar gemaakt, maar geen rechtsregel brengt met zich dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade € 2.000,- en materiële schade € 55,- ( de post medicijnen) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de medicijnen overweegt de rechtbank dat zij het aannemelijk acht dat benadeelde partij als gevolg van de gewelddadige overval pijnstillers heeft gebruikt. De onderbouwing van de post acht de rechtbank afdoende.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post inkomstenderving, aangezien de vordering in zoverre wegens onvoldoende onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
DE UITSPRAAK
Spreekt verdachte van het primair tenlastegelegde vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair
medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. subsidiair:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren,
met als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht; hiertoe dient veroordeelde zich binnen twee dagen volgend op het vonnis te melden bij Reclassering Nederland locatie Eindhoven (040-2651180).
Verleent opdracht aan de Reclassering om aan de veroordeelde ter zake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
T.a.v. subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2055,00 subsidiair 40 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 2.055,00
(zegge: tweeduizendvijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR
2.000,00 immateriële schade en/of EUR 55,00 materiële schade (post medicijnen ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 2.055,00
(zegge: tweeduizendvijfenvijftig euro), te weten EUR 2.000,00 immateriële
schade en/of EUR 55,00 materiële schade (post medicijnen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (post inkomstenderving) niet-ontvankelijk is.
De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover zij of (een van) haar mededader(s) heeft/hebben voldaan aan een van de
haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2010.
1 Verklaring [verdachte], dossierpagina 559-560.
2 Verklaring [medeverdachte2], dossierpagina 609.
3 Verklaring [verdachte], dossierpagina 560.
4 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer1] d.d. 31 augustus, dossierpagina 201.
6 Verklaring [medeverdachte2], dossierpagina 610.
7 Verklaring [medeverdachte3], dossierpagina 596, regel 27-28.
8 Een geschrift, zijnde een NFI-rapport opgemaakt door dr. S. van Soest d.d. 18 december 2009.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer1] d.d. 31 augustus, dossierpagina 201.
10 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 196.
11 Tapgesprek 8 september 2009, dossierpagina 290.
12 Aanvullende verklaring [slachtoffer1], dossierpagina 208.
13 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 229.
10
Parketnummer: 01/825605-09
[verdachte]