vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839531-08
Datum uitspraak: 05 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende [postcode] aan [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 20 januari 2010 en 22 januari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 juli 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 augustus 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (de bedrijfsleider van de [supermarkt]) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) eur 7000,-, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
met (deels) bedekte gezichten/hoofden de [supermarkt] supermarkt voor openingstijd is/zijn binnen gegaan en/of
- [bedrijfsleider van de [supermarkt]] een pistool (vuurwapen), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- op [bedrijfsleider van de [supermarkt]] een pistool (vuurwapen), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/op
- tegen [bedrijfsleider van de [supermarkt]] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld, snel, snel" en/of [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (vervolgens) heeft/hebben gedwongen de kluis van voornoemde supermarkt te openen en/of
- [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (onder dreiging van dat pistool (vuurwapen), althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft/hebben gedwongen biljetten en/of muntgeld uit voornoemde kluis in een door verdachte en/of zijn mededader(s) meegebrachte tas te stoppen en/of
- vanuit de binnenzijde van een jas een dreigend gebaar/beweging heeft/hebben gemaakt in de richting van [chauffeur] (chauffeur) en/of (vervolgens) tegen [chauffeur] heeft/hebben gezegd: "Naar binnen, opschieten" en/of (vervolgens) [chauffeur] gedwongen heeft/hebben op de grond te gaan liggen;
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 30 november 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag (een tas met muntgeld (in sealtjes)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 30 november 2008, te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geldbedrag (een tas met muntgeld (in sealtjes)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(artikel 420bis Wetboek van Strafrecht)
([supermarkt]- [adres [supermarkt]])
(map 11 en 12)
A. hij op of omstreeks 24 december 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider van de [supermarkt]] (assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider van de [supermarkt]) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met (deels) bedekte gezichten/hoofden de [supermarkt] supermarkt bij/na sluitingstijd is/zijn binnen gegaan en/of
- aan [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] en/of [personeelslid 1] en/of [personeelslid 2] en/of [personeelslid 3] en/of [personeelslid 4] (personeelsleden [supermarkt]) een (brood)mes, althans een groot mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, op haar/hun heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- tegen [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] en/of [personeelslid 1] en/of [personeelslid 2] en/of [personeelslid 3] en/of [personeelslid 4] (vervolgens) dreigend heeft/hebben gezegd: "Allemaal naar binnen. Naar het kantoor, naar de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (daarnaast) heeft/hebben gezegd: "Kluis open, kluis open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (vervolgens) onder dreiging van dat mes heeft/hebben gedwongen de kluis van voornoemde supermarkt te openen en/of
- [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (onder dreiging van dat mes) heeft/hebben gedwongen biljetten en/of muntgeld uit voornoemde kluis in een door verdachte en/of zijn mededader(s) meegebrachte (sport)tas te stoppen;
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht)
B. hij op of omstreeks 24 december 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider van de [supermarkt]] (assistent-filliaalmanager/bedrijfsleider) en/of [personeelslid 1] en/of
[personeelslid 2] en/of [personeelslid 3] en/of [personeelslid 4] (personeelsleden [supermarkt]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
met (deels) bedekte gezichten/hoofden de [supermarkt] supermarkt bij/na sluitingstijd is/zijn binnen gegaan en/of
- aan [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] en/of [personeelslid 1] en/of [personeelslid 2] en/of [personeelslid 3] en/of [personeelslid 4] een (brood)mes, althans een groot mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, op haar/hun heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/op
- tegen [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] en/of [personeelslid 1] en/of [personeelslid 2] en/of [personeelslid 3] en/of [personeelslid 4] (vervolgens) dreigend heeft/hebben gezegd: "Allemaal naar binnen. Naar het kantoor, naar de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (daarnaast) heeft/hebben gezegd: "Kluis open, kluis open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (vervolgens) onder dreiging van dat mes heeft/hebben gedwongen de kluis van voornoemde supermarkt te openen en/of
- [assistent-filliaalmanager/ bedrijfsleider [supermarkt]] (onder dreiging van dat mes) heeft/hebben gedwongen biljetten en/of muntgeld uit voornoemde kluis in een door verdachte en/of zijn mededader(s) meegebrachte (sport)tas te stoppen;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
([supermarkt] - [adres [supermarkt]])
(map 16)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Het openbaar ministerie heeft met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte gehandeld. Ten eerste vanwege de gang van zaken aangaande het verloop van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte. Daarbij komt dat de raadkamer van de rechtbank op 18 maart 2009 het hoger beroep tegen de afgewezen vordering bewaring gegrond heeft verklaard en daarbij heeft verzuimd een bevel tot bewaring te gelasten. Hierdoor heeft verdachte van 16 april 2009 tot en met 23 april 2009 zonder geldige titel in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten tweede is tijdens het onderzoek in de zaak van verdachte een evident tapgesprek tussen verdachte en [getuige 1] vernietigd. Juist in dit gesprek legt [getuige 1] uit dat hij verdachte op de hem getoonde beelden niet herkende aan zijn gezicht. Nu het betreffende tapgesprek is vernietigd kan de verdediging de inhoud van dit gesprek niet meer toetsen. Er is dus sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor er geen sprake meer is van een eerlijk proces voor verdachte.
De verdediging is op grond hiervan van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van het eerste punt van de raadsvrouwe van verdachte is de officier van justitie van oordeel dat het openbaar ministerie rechtmatig heeft gehandeld met betrekking tot de voorlopige hechtenis van verdachte. Dan kan niet gesteld worden dat het openbaar ministerie bewust of met grove veronachtzaming de belangen van verdachte heeft geschaad.
Ten aanzien van het tweede punt van de raadsvrouwe van verdachte is de officier van justitie van oordeel dat zij geen wetenschap had van het feit dat door de ULI als gevolg van een fout het door de raadsvrouwe bedoelde tapgesprek per ongeluk is vernietigd. Hiervan kwam de officier van justitie pas op de hoogte nadat de raadsvrouwe het verzoek om uitwerking van het betreffende gesprek heeft gedaan. Het openbaar ministerie heeft op dit punt niet bewust of met grove veronachtzaming de belangen van verdachte geschaad.
De officier van justitie is van oordeel dat zij ontvankelijkheid is en heeft de rechtbank verzocht het verweer te verwerpen.
Het oordeel van de rechtbank.
De toepassing van de voorlopige hechtenis kent in deze strafzaak een grillig verloop, mede door toedoen van de rechtbank. De officier van justitie heeft binnen de haar wettelijk toekomende bevoegdheden met vasthoudendheid geprobeerd verdachte in voorlopige hechtenis te krijgen en te houden. Afgezet tegen de ernst van de feiten waarvan hij werd verdacht (medeplegen van twee gewapende overvallen) valt dat niet buiten de grenzen van een normale taakuitoefening van het openbaar ministerie. Dat de verdachte deze gang van zaken als (zeer) indringend heeft ervaren wil de rechtbank wel aannemen, maar betekent niet dat er sprake is van handelen in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Na een daartoe strekkend verzoek van de verdediging om woordelijke uitwerking van een tapgesprek is gebleken dat het verzochte tapgesprek door de Unit Landelijke Interceptie (ULI), een dienst werkzaam onder de strafrechtelijk- juridische (eind-)verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie, door een samenloop van fouten is vernietigd zodat het niet meer mogelijk is om een woordelijke uitwerking van het door de verdediging verzochte tapgesprek op te maken. Een dergelijke gang van zaken is buitengewoon onwenselijk, maar betekent niet dat de officier van justitie bewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte heeft gehandeld.
De officier van justitie kan daarom in haar vervolging worden ontvangen.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat er voor de onder primair tenlastegelegde overval onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat, zodat verdachte voor het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdediging is van mening dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Voorts is de verdediging van mening dat de verklaringen van [medeverdachte/ getuige 2] ongeloofwaardig zijn, zodat ook deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarnaast stelt de verdediging dat [medeverdachte/ getuige 2] en [getuige 3] hun verklaringen op elkaar afgestemd hebben. De verdediging is verder van oordeel dat verdachte vanwege een ongeval op 24 september 2008 niet in staat was om op 1 oktober 2008 te rennen, zodat hij niet op de beelden van de bewakingscamera van de coffeeshop te zien kan zijn geweest. Subsidiair is de verdediging van mening dat geen gebruik mag worden gemaakt van het tapgesprek van [getuige 1].
Ten aanzien van het onder subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde is de verdediging van mening dat verdachte wel over het inwisselen van geld heeft gesproken, maar dat niet is komen vast te staan dat dit geld van een misdrijf afkomstig was. De verdediging is van oordeel dat verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank houdt bij de beoordeling van het bewijs rekening met het volgende.
De aangifte van [bedrijfsleider van de [supermarkt]].
Als bedrijfsleider bij de [supermarkt] Eindhoven is hij op 1 oktober 2008 rond 07.10 uur naar het magazijn gegaan en zag [chauffeur] (chauffeur) arriveren. [chauffeur] reed zijn vrachtwagen achteruit naar achterzijde van het pand. Aangever keerde zich om en zag ineens een onbekende man met een bedekt gezicht en met een vuurwapen in zijn rechterhand. Deze man kwam naar hem toe gelopen tot een afstand van ongeveer 0,5 meter. De man riep: "geld, geld, snel, snel" en heeft dat tijdens de overval meer dan honderd keer gezegd. Aangever is met de man naar het kantoor gegaan. Daar heeft hij de kluissleutel gepakt en de kluis geopend. De man hield tijdens de overval het vuurwapen meerdere malen op hem gericht. De man heeft vervolgens een witte plastic tas gepakt en riep weer om geld. Aangever heeft papiergeld uit de kluis gepakt en in de tas van de man gedaan. De man wilde meer en riep: 'ik wil alles'. Aangever heeft vervolgens eerst alle rollen met twee euro munten en daarna de één euro munten in zijn tas gedaan. De man pakte de tas met beide armen vast om de tas te ondersteunen, liep het trapje af en het kantoor uit in de richting van de roldeur in het magazijn. Aangever is hem achterna gelopen en zag dat de chauffeur, [chauffeur], op ongeveer tien meter voor hem op de grond lag en dat er bij hem een gemaskerde man stond. De beide mannen zijn vervolgens weggegaan. De mannen hebben een bedrag van ongeveer € 7.000,- weggenomen. Aangever beschrijft de dader met het wapen als ongeveer 1.75 meter lang, met een lichtgetinte huidskleur, normaal postuur, droeg een donkere broek, een zwarte gewatteerde jas tot op de heup en een rood baseball pet. Hij omschrijft het wapen als een zwart wapen iets groter dan een dienstwapen van de politie. Aangever omschrijft de tweede man als 1.80 meter lang en slungelig, droeg een zwarte trainingsbroek met aan de zijkant witte banden van de heup naar de enkels, een wit baseball pet en een donkere jas.1
De aangifte van [chauffeur].
Hij doet aangifte van bedreiging met vermoedelijk een vuurwapen. Hij kwam op 1 oktober 2008 rond 07.15 uur voor de tweede keer die ochtend met zijn vrachtwagen bij de [supermarkt] in Eindhoven. Hij keek naar [bedrijsleider [supermarkt]] en zag toen dat er een jongeman naar binnen liep die zijn gezicht had bedekt. Toen zag hij dat een andere jongen op de laadklep van de vrachtwagen stapte, die hem zei dat hij mee moest komen. Deze jongen sprak met een Marokkaans accent. Het leek alsof hij een vuurwapen vast had en deze zou gaan trekken. De jongen liep achter hem en hield zijn rechterhand onder zijn jas. [chauffeur] moest van de jongen op de grond gaan liggen en heeft dat ook gedaan. Na ongeveer anderhalf à twee minuten zag hij dat de andere jongen uit het kantoor kwam en samen met de jongen die bij hem stond via het magazijn wegging. [chauffeur] geeft vervolgens de signalementen van de twee overvallers. Aangever voelde zich door de daders bedreigd.2
De verklaring van [getuige 4].
Op 1 oktober 2008 rond 07.30 uur zag hij twee mannen dicht langs de voorzijde van de [supermarkt] aan de zijde van de Karel Keizer V te Eindhoven lopen. Een van de twee trok van achter zijn hoofd iets zoals een capuchon over zijn hoofd. De mannen liepen snel naar de ingang voor het laden en lossen bij de [supermarkt]. Daar stond op dat moment ook een vrachtwagen. Minder dan vijf minuten later zag hij de twee mannen, allebei met capuchon op, vanachter de vrachtwagen hard rennen in de richting waar ze eerder vandaan kwamen. De man voorop had nu iets in zijn handen en hij draaide met zijn hand om het voorwerp alsof hij iets dicht deed. Beide mannen waren jonge jongens, beide ongeveer1.70 meter lang.3
De verklaring van [getuige 5].
Hij zag op 1 oktober 2008 rond half acht 's morgens twee jongens rennen ten hoogte van de coffeeshop. Ze kwamen uit de richting van de [supermarkt] gerend. Eén van hen hield daarbij met twee armen iets wits vast. Ze renden de Bussonilaan in. De jongens waren beiden ongeveer 1.73 meter lang en droegen beiden donkere kleding. Eén van hen had zeker een petje op zijn hoofd.4
De bevindingen [verbalisant 1].
De verbalisant beschrijft de video-prints die zijn gemaakt van de beelden van de beveiligingscamera's in de overvallen [supermarkt] op 1 oktober 2008. Verbalisant ziet dat om 07.20.44 uur één overvaller via de achterdeur de [supermarkt] binnen komt waarbij hij kennelijk een wapen in zijn rechterhand vast heeft. Bij die deur staat aangever [bedrijfsleider [supermarkt]]. Daarna ziet hij dat een tweede overvaller in de vrachtwagen kijkt en even later met de chauffeur van de vrachtwagen, de heer [chauffeur], in het magazijn komt. [chauffeur] heeft hierbij zijn handen in de lucht. Hij ziet dat chauffeur [chauffeur] om 07.21.19 uur op de grond ligt en dat de tweede overvaller naast hem staat. De eerste overvaller gaat met aangever [bedrijfsleider [supermarkt]] naar de kantoorruimte alwaar [bedrijfsleider [supermarkt]] gebukt bij de geopende kluis staat. De eerste overvaller pakt een tasje uit zijn linkerjaszak en [bedrijfsleider [supermarkt]] stopt iets in dit tasje. De overvaller houdt hierbij een pistool op [bedrijfsleider [supermarkt]] gericht. Omstreeks 07.21.50 uur is de eerste overvaller met het pistool en het tasje niet meer in beeld in de kantoorruimte. Verbalisant ziet vervolgens dat de beide overvallers om 07.21.56 uur via de achterdeur het magazijn uitlopen.
Verbalisant beschrijft vervolgens de signalementen van de beide overvallers aan de hand van de videobeelden.5
De bevindingen van [verbalisant 1].
De verbalisant beschrijft de prints van de beelden van surveillancecamera's bij de [coffeeshop] gelegen aan de [adres coffeeshop] te Eindhoven. Hij ziet hierop twee personen die qua signalement, aantal en werkwijze bij terugkomst (rennen/witte tas) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de daders van de overval op de [supermarkt] zijn. Hij ziet dat deze twee personen eerst perceel [adres Coffeeshop] voorbij lopen en dat deze twee personen bijna twee minuten later in de tegengestelde richting rennen. De achterste persoon heeft hierbij een wit voorwerp in zijn hand.6
Tapgesprekken tussen [getuige 3] en man [medeverdachte/ getuige 2] (fonetisch):
'[medeverdachte/ getuige 2]' blijkt verdachte [medeverdachte/ getuige 2] te zijn op grond van het proces-verbaal identiteit [medeverdachte/ getuige 2] op de pagina's 167 tot en met 169.
D.d. 1 oktober 2008 te 18.10 uur zegt [medeverdachte/ getuige 2] tegen [getuige 3] dat hij veel los geld heeft, iets van € 2000,- aan wisselgeld. [getuige 3] zegt tegen [medeverdachte/ getuige 2] dat hij het aan hem kan geven en dat hij wel gaat inwisselen. Ook zegt [getuige 3] dat je dat toch in 4 x 500 ofzo doet. [medeverdachte/ getuige 2] zegt dan dat [getuige 3] eerst de verpakking moet losmaken en dat het nog hartstikke nieuw is.
D.d. 3 oktober 2008 te 13.17 uur vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte/ getuige 2] en een onbekende man. Dit gesprek gaat over geld inwisselen bij de ABN Amro. Het geld zit in rollen met G4S erop. Dat kan niet zo ingeleverd worden. Het moet eerst in knappertjes. Die heeft hij van de bank gekregen. Man wil alles in één keer doen.7
Bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
Op 30 januari 2009 gaan verbalisanten op bezoek bij een man die op 21 januari 2009 is aangehouden op verdenking van een overval op een tankstation in Helmond op 9 oktober 2008. In diens woning werd een jas inbeslaggenomen.
Deze jas was zwart van kleur en was voorzien van een grote capuchon met bontkraag. Op een groot aantal plaatsen symbolen te zien welke leken op blokken. Hiervan zijn foto's gemaakt.
Op 24 december 2008 werd een overval op de [supermarkt] gepleegd. Vastgesteld is dat bij de overval op 1 oktober 2008 één van de verdachten gekleed was in een donkere jas met witte vlekken in horizontale lijnen over de jas. De jas was voorzien van een grote capuchon met lichtkleurige bontkraag. Op 24 december 2008 draagt één van de verdachten een jas die (zeer) grote gelijkenis heeft met de prints van de beelden die op 24 december 2008 zijn opgenomen.8
De verklaringen van [getuige 1]:
Op de twee foto's (pagina 3422) herkent hij de jas van [verdachte]. Hij herkent beide jongens op de print bij de 'shop' als rechts [verdachte] en als links [medeverdachte/ getuige 2], met een jas van [verdachte] aan.
Op foto 4 en 5 (pagina 3418) herkent hij [verdachte]. Het betreft foto's van de beelden van de overval op de [supermarkt] op 1 oktober 2008.
Op foto 3 geeft volgens hem [medeverdachte/ getuige 2] weer. Hij heeft hem vaker met [verdachte] zien lopen. Dat zijn ze gewoon. Op de foto ziet hij [verdachte] en [medeverdachte/ getuige 2].
Hij herkent [verdachte] en [medeverdachte/ getuige 2] duidelijk als de twee overvallers op de [supermarkt] op 1 oktober 2008. Ahmed stond met een wapen in zijn hand. Daar is [getuige 1] van geschrokken.
Ahmed heeft op 1 oktober 2008 's middags een Peugeot gekocht voor 700 euro.
Bij het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 april 2009 bij de voorgeleiding in verband met de vordering bewaringstelling blijft hij bij zijn verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd.
In een tapgesprek van 10 april 2009 tussen [getuige 1] en NN-man 5362 zegt [getuige 1] tegen een onbekend gebleven gesprekspartner dat hij eerlijk heeft verklaard tegenover de politie dat Ahmed en [medeverdachte/ getuige 2] de daders zijn.9
De verklaringen van verdachte [medeverdachte/ getuige 2]:
De volgende dag zag hij [verdachte] in zijn auto, een groene Peugeot. Hij had een witte plastic tas, [medeverdachte/ getuige 2] zag dat daar muntgeld in zat. Hij kon dit muntgeld niet wisselen. Hij vroeg hem dit geld even zich bij te houden en [medeverdachte/ getuige 2] deed de zak met geld in zijn jaszak. Hij heeft het geld gehouden. Hij heeft [getuige 3] gebeld en gevraagd of hij het geld bij zich wilde houden. Na lang aandringen heeft [verdachte] hem verteld dat het geld van de overval op de [supermarkt] kwam. [verdachte] had de overval met een goede vriend van hem gepleegd, maar heeft daarbij geen naam genoemd. De witte zak was dichtgeknoopt en je kon er doorheen kijken. De rolletjes waren roze van kleur. [verdachte] zei dat hij de rest van het geld van de overval thuis had. [medeverdachte/ getuige 2] kreeg de zak ongeopend met de knoop er nog in van [getuige 3] terug.
Hij heeft het geld op straat uitgepakt en de rolletjes weggegooid. In een [internetcafe] heeft hij rolletjes geld ingewisseld. Het waren allen twee euro munten. Het was een bedrag van 700 of 750 euro. Hij kreeg hiervoor briefjes van 100 en 50 euro terug.
Het geld heeft hij bij zich gehouden, een paar weken. Inmiddels heeft hij alles opgemaakt. [verdachte] vond dat goed. [verdachte] zelf heeft in twee keer 1.000 euro ingewisseld bij een bank in het Winkel Centrum Woensel.
Ik kan me nog herinneren dat ik [getuige 3] gezegd heb dat het geld van de overval op de [supermarkt] afkomstig was.10
De verklaring van verdachte [getuige 3]:
Hij kreeg van [medeverdachte/ getuige 2] een zak met geld. Het betrof een witte plastic tas met muntgeld in rollen. Hij vertrouwde het niet, maar nam deze zak toch mee naar huis.
Hij heeft wel van de overval op de [supermarkt] gehoord, de zoveelste in de rij. Het geld dat hij van [medeverdachte/ getuige 2] in ontvangst heb genomen was van de overval op de [supermarkt] op 1 oktober 2008.
[medeverdachte/ getuige 2] vertelde hem dat [verdachte] overvallen pleegde en dat [medeverdachte/ getuige 2] een gedeelte van het geld kreeg van [verdachte]. [medeverdachte/ getuige 2] vertelde hem dat het geld, [medeverdachte/ getuige 2] enkele dagen hiervoor aan hem had gegeven, ook van een overval op de [supermarkt] afkomstig was. Volgens [medeverdachte/ getuige 2] had [verdachte] deze overval ook gepleegd. Hij heeft toen de zak met geld aan [medeverdachte/ getuige 2] teruggegeven en hem verteld dat hij er niets mee te maken wilde hebben. [medeverdachte/ getuige 2] nam de tas met geld mee en hij zag dat [medeverdachte/ getuige 2] naar de auto van [verdachte] liep. In zijn ooghoeken had hij [verdachte] al zien staan, toen [medeverdachte/ getuige 2] naar hem toe kwam om het geld op te halen.
Later, toen hij [medeverdachte/ getuige 2] het geld terug gaf, wist hij dat het geld van de overval kwam.11
De rechtbank overweegt gelet op het vorenstaande het volgende.
Uit de verklaring ter terechtzitting van [getuige 6] d.d. 20 januari 2010 blijkt dat tapgesprekken in een vreemde taal worden uitgeluisterd door de tolk, waarna de inhoud ervan wordt besproken tussen tolk en een tapkamermedewerker, een politieambtenaar/verbalisant die de gesprekken uitluistert en -voor zo ver van belang wordt geacht voor het onderzoek- vastlegt in een proces-verbaal. De getuige, zelf tapkamermedewerker in dit onderzoek, heeft verder uiteengezet dat afgeluisterde telefoongesprekken die geen nieuwe informatie bevatten slechts op hoofdlijnen worden weergegeven. Bij gesprekken in een buitenlandse taal waarbij een tolk noodzakelijk is, wordt dit beoordeeld na overleg tussen de tolk en de verbalisant. Het eerste gesprek van [getuige 1] is woordelijk uitgewerkt voor zover dit van belang werd geacht op dat moment. Uit het feit dat het tweede gesprek niet woordelijk is uitgewerkt, leidt de rechtbank op grond van de verklaring van [getuige 6] af dat dit tweede gesprek geen nieuwe relevante informatie heeft bevat.
De verdediging heeft weliswaar gesteld dat -al dan niet bewust- ontlastende informatie niet is uitgewerkt in de weergave van het tweede gesprek, maar deze stelling is op geen enkele wijze inhoudelijk onderbouwd of anderszins aannemelijk geworden. Het enkel schetsen van de mogelijkheid daartoe en het niet kunnen toetsen van de (veronder)stelling doordat per abuis de gesprekken zijn gewist is daartoe onvoldoende in het licht van hetgeen door [getuige 6] is verklaard.
De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] geloofwaardig voor zover deze betrekking hebben op de rol van verdachte bij de tenlastegelegde overval. Zij leidt deze betrouwbaarheid af uit de inhoud van [getuige 1], de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 4] en [getuige 6] bij de rechter-commissaris, een en ander in samenhang met het uitgewerkte tapgesprek van [getuige 1] d.d. 10 april 2009 met de onbekend gebleven derde.
De verklaring van [medeverdachte/ getuige 2] acht de rechtbank eveneens geloofwaardig ter zake het aandeel van [verdachte] in de overval van 1 oktober 2008. Uit het tapgesprek tussen [medeverdachte/ getuige 2] en [verdachte] volgt dat beiden op de hoogte zijn van de criminele herkomst van het geld. Ook heeft verdachte geen enkele redengevende verklaring afgelegd die verklaart waarom de jas van een van de overvallers, zoals te zien op de videobeelden, geen verschillen vertoont met de onder verdachte in beslag genomen jas. Van deze jas heeft [getuige 1] verklaard dat deze jas van [verdachte] is.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 01 oktober 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (de bedrijfsleider van de [supermarkt]) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 7.000,- euro, toebehorende aan de [supermarkt], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
met (deels) bedekte gezichten/hoofden de [supermarkt] supermarkt zijn binnen gegaan en
- [bedrijfsleider van de [supermarkt]] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en voorgehouden en
- op [bedrijfsleider van de [supermarkt]] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht en
- tegen [bedrijfsleider van de [supermarkt]] hebben gezegd: "Geld, geld, snel, snel" en [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (vervolgens) hebben gedwongen de kluis van voornoemde supermarkt te openen en
- [bedrijfsleider van de [supermarkt]] (onder dreiging van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp) hebben gedwongen biljetten en muntgeld uit voornoemde kluis in een door verdachte en zijn mededader meegebrachte tas te stoppen en
- vanuit de binnenzijde van een jas een dreigend gebaar hebben gemaakt in de richting van [chauffeur] (chauffeur) en (vervolgens) tegen [chauffeur] hebben gezegd: "Naar binnen, opschieten" en (vervolgens) [chauffeur] gedwongen hebben op de grond te gaan liggen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36f, 312, 317.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 2 vrijspraak en ten aanzien van feit 1:
* een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest;
* toewijzing van de civiele vordering van [bedrijfsleider van de [supermarkt]], vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, niet ontvankelijk voor het overige, hoofdelijk;
* deels verbeurdverklaring en deels teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat een voorwaardelijk strafdeel niet geïndiceerd is. De hoogte van de op te leggen gevangenisstraf dient hoogstens de duur van het voorarrest te zijn. De civiele vordering van [bedrijfsleider van de [supermarkt]] moet niet ontvankelijk worden verklaard. Bij een eventuele veroordeling voor het primair tenlastegelegde dient de vordering in ieder geval te worden gematigd. Gelet op de gevorderde vrijspraak dient de civiele vordering van [personeelslid 2] niet ontvankelijk verklaard te worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft met een mededader een gewapende overval gepleegd op een supermarkt. Bij het plegen van dit feit zijn medewerkers van deze supermarkt ernstig bedreigd met op vuurwapens lijkende voorwerpen. Zij moeten erg bang zijn geweest om ernstig letsel op te lopen of erger indien zij niet zouden toegeven aan de wensen van de overvallers. Slachtoffers van een feit als dit hebben vaak nog lang last van de gevolgen van een overval, zowel in hun werksituatie, maar ook in hun privéleven. De rechtbank acht het tevens noodzakelijk een zodanig duidelijke straf op te leggen dat personen die overwegen een soortgelijk feit te plegen van de uitvoering van hun plan afzien.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin een tapgesprek mee tussen verdachte en een onbekend gebleven derde (ene [persoon 1]) op 11 en 12 december 200812. Uit de inhoud van dit gesprek blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte geen enkele drempel voelt om een overval te plegen, hij ziet van deelname vanaf "omdat hij met iets anders bezig is". Bovendien geeft hij in dit telefoongesprek die derde allerlei tips en informatie over de wijze waarop die derde een overval kan plegen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijfsleider van de [supermarkt]].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze het bedrag van EUR 1.500,- te boven gaat.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [personeelslid 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte of aan de rechthebbende, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft de rechtbank, gelet op de hierna aan verdachte op te leggen gevangenisstraf, beslist dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt afgewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
Ten aanzien van feit 1:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsleider van de [supermarkt]] van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: eenduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,- immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsleider van de [supermarkt]]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijfsleider van de [supermarkt]], van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: eenduizendvijfhonderd euro), te weten EUR 1.500,- immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [personeelslid 2]
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [personeelslid 2], in haar vordering.
Bepaalt dat de kosten van partijen worden gecompenseerd aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:
- één zwarte jas met bont en wit stiksel (CHENA89.001), aan verdachte;
- één pantykous (CHENA89.002), aan de rechthebbende;
- één zwarte sjaal met rode letters BG (CHENA89.003), aan verdachte.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 5 februari 2010.
1 Proces-verbaal van aangifte van [bedrijfsleider van de [supermarkt]] op de pagina's 3224 en 3226 tot en met 3229
2 Proces-verbaal van aangifte van [chauffeur] op de pagina's 3233 tot en met 3235
3 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] op de pagina's 3237 en 3238
4 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] op pagina 3239
5 Bevindingen van [verbalisant 1] op de pagina's 3245 tot en met 3251
6 Bevindingen van [verbalisant 1] op de pagina's 3304 tot en met 3306, 3314 (print 4) en 3319 (print 9)
7 Tapgesprekken op de pagina's 3368, 3375 en 3376
8 Proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op de pagina's 3379 tot en met 3387
9 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de politie op de pagina's 3418, 3422 tot en met 3426, 3431, 3444 en 3447, de verklaring van [getuige 1] bij de RC op pagina 3451 en het tapgesprek van [getuige 1] met een NN-man op de pagina's 3452 tot en met 3455
10 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/ getuige 2] op de pagina's 3560, 3564 tot en met 3567 en 3579
11 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] op de pagina's 3687, 3688 en 3690
12 Tapgesprekken tussen [verdachte] en een NN-man [persoon 1] op de pagina's 3403 tot en met 3408
16
Parketnummer: 01/839531-08
[verdachte]